Een ondernemer die vanaf 2018 geen omzet meer behaalt, mag structureel verlies niet
aftrekken omdat geen objectieve voordeelsverwachting aangetoond. Een man drijft sinds 2004 een eenmanszaak in de handel in ijzer- en metaalproducten.
Na een reeks van winstgevende jaren boekt hij vanaf 2018 alleen nog verliezen en wordt
er geen omzet meer gerealiseerd. Voor het jaar 2020 brengt hij een negatief resultaat
als winst uit onderneming in aftrek in zijn aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur
corrigeert het verlies en accepteert de negatieve winst niet, omdat hij stelt dat
geen sprake is van een bron van inkomen. De man blijft van mening dat zijn onderneming
nog steeds bestaansrecht heeft door marktontwikkelingen en investeringen in innovatie.
Hij beroept zich daarnaast op het vertrouwen dat de fiscus hem ook in eerdere jaren
als ondernemer accepteerde. Bron van inkomen ontbreekt door aanhoudende verliezen Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de inspecteur en rechtbank dat sprake
moet zijn van een objectieve verwachting op voordeel om aan te nemen dat activiteiten
een bron van inkomen zijn. Daarbij kijkt men per jaar. Sinds 2018 behaalt de man alleen
nog verliezen en wordt er geen omzet meer gedraaid, ook na start van samenwerkingen
en innovatieve trajecten. Het hof vindt niet aannemelijk gemaakt dat er in 2020, ondanks
pogingen tot innovatie en de coronapandemie, nog uitzicht bestaat op positieve resultaten.
Verwijzingen naar winstgevende jaren vóór 2018 helpen de man niet, omdat de situatie
vanaf 2018 fundamenteel is veranderd. Verder oordeelt het hof dat het opvolgen van
eerdere aangiften door de inspecteur in het verleden, of een rapport uit het begin
van het ondernemerschap, geen doorslaggevend vertrouwen geeft voor het jaar 2020.
Ook is géén sprake van schending van het rechtszekerheids- of zorgvuldigheidsbeginsel.
Dat de inspecteur vanaf 2021 per abuis de aangiften heeft gevolgd, doet aan dit oordeel
niets af. Bron: Hof Den Haag, 04-09-2025.