Inloggen

Archief

Bijna 300 duizend familiebedrijven in Nederland

Begin 2022 telde Nederland bijna 300.000 familiebedrijven. Bijna driekwart van de familiebedrijven is actief in het niet-financiële bedrijfsleven, zoals de detailhandel, horeca en industrie. Gezamenlijk realiseerden zij een omzet van € 595 miljard en voegden ruim € 152 miljard aan waarde toe aan de Nederlandse economie. Dit meldt het CBS.


Een familiebedrijf is een bedrijf, waarbij één familie direct of indirect een meerderheid van zeggenschap heeft (bij beursgenoteerde bedrijven 25%). De familie moet formeel betrokken zijn bij het bestuur en het bedrijf moet ook juridisch overdraagbaar zijn. Bedrijven van zelfstandigen zonder personeel rekent het CBS tot een aparte groep.

1 op de 7 bedrijven is familiebedrijf Van alle ruim 2 miljoen bedrijven in 2022 was 14% een familiebedrijf met meer dan één werkzaam persoon. Vooral in de provincies Zeeland (23%) en Overijssel (22%) is het aandeel vestigingen van familiebedrijven relatief groot. In Noord-Holland was dit aandeel het kleinst.

Van de bedrijven en instellingen met 2 tot 10 werkzame personen was 71% een familiebedrijf. Hoe groter het bedrijf, hoe minder vaak het een familiebedrijf is. Vooral in de landbouw, bosbouw en visserij (47%), de horeca (40%) en de autohandel en -reparatie (30%) komen familiebedrijven relatief vaak voor. Familiebedrijven zorgden voor bijna 2,8 miljoen werknemersbanen in 2022, dat is ruim 31% van het totaal aantal werknemersbanen.

Relatief meer contracten voor bepaalde tijd bij familiebedrijven In 2022 werd bij 41% van de werknemersbanen bij familiebedrijven gewerkt met een contract voor bepaalde tijd. Bij niet-familiebedrijven was dit 33%. Bijna één op de vijf werknemersbanen bij familiebedrijven was voor 12 uur of minder per week. Bij niet-familiebedrijven is dit ruim één op de tien. Het grotere belang van de detailhandel en de horeca (met relatief veel kortere werknemersbanen) bij familiebedrijven verklaart deels het verschil.

In totaal was 59% van de werknemers bij familiebedrijven een man. Bij niet-familiebedrijven was de verdeling man-vrouw bijna gelijk. Dit hangt samen met het hoge aantal vrouwelijke werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg en het lage percentage familiebedrijven in deze bedrijfstak.

Bron: CBS 03-12-2024

‘Self billing’ is onvoldoende bewijs voor btw-teruggaaf

Het zelf opstellen van facturen en deze betalen via verrekening levert volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant onvoldoende bewijs op om de btw terug te vragen.


Een holding en haar twee dochtermaatschappijen, waarvan een handelt in metalen, vormen een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. De FE dient elf verzoeken om teruggaaf van btw in. Maar de inspecteur wijst deze verzoeken af omdat hij meent dat sprake is van btw-fraude. Daarop gaat de FE in beroep. Zij overlegt facturen die melding maken van transacties met vier ondernemers. Deze facturen zijn echter opgesteld door de FE zelf (‘self billing’). Bovendien zou de betaling van de facturen hebben plaatsgevonden via verrekening. Ten slotte heeft de FE het verzoek van de fiscus om nadere informatie niet ingewilligd. Onder deze omstandigheden overtuigen de facturen de rechtbank er niet van dat de transacties werkelijk hebben plaatsgevonden. Het verzoek om terggaaf van de btw is terecht afgewezen.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 09-07-2024 (gepubl. 25-11-2024).

Hof bevestigt dat cryptovaluta in box 3 zijn belast

Hof Amsterdam bevestigt dat ondanks hun bijzondere kenmerken cryptovaluta vermogensbestanddelen zijn die in beginsel in box 3 vallen.


In een procedure voor het hof betwist een vrouw onder andere dat haar cryptovaluta tot haar box 3-vermogen behoren. Zij stelt dat cryptovaluta geen vermogensrechten zijn zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek. Cryptovaluta zijn evenmin specifiek benoemd in de Wet inkomstenbelasting 2001. Ten slotte stelt de vrouw dat haar bezit van cryptovaluta niet ertoe leidt dat een persoon tegenover haar een verplichting heeft. Ook daardoor zijn cryptovaluta geen vermogensrechten, aldus de vrouw. Het hof gaat echter niet mee in deze redenering. De inkomstenbelasting kent het begrip ‘overige vermogensrechten’. Dit fiscale begrip is ruimer dan het civielrechtelijke begrip vermogensrechten. Het fiscale begrip overige vermogensrechten is ook bedoeld als restcategorie. Bovendien is het niet de bedoeling dat een vermogensbestanddeel met een te verzilveren waarde buiten de inkomstenbelasting blijft vanwege de min of meer toevallige civielrechtelijke duiding van zijn juridische verschijningsvorm. De Belastingdienst heeft daarom de cryptovaluta terecht tot het box 3-vermogen gerekend.

Bron: Hof Amsterdam 05-11-2024 (gepubl. 27-11-2024).

Stelsel vóór 2017 geen grond voor ambtshalve vermindering

De inspecteur hoeft een verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen IB/PVV over jaren vanaf 2017 niet in te willigen als dit verzoek is gebaseerd op wetgeving en rechtspraak over jaren vóór 2017.


Een man heeft de Belastingdienst verzocht de opgelegde aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2020 ambtshalve te verminderen. Daarbij verwijst de man naar het zogeheten Kerstarrest. De inspecteur wijst het verzoek om ambtshalve vermindering af. De onjuistheid van de belastingaanslagen vloeit namelijk voort uit nieuwe rechtspraak. De man gaat echter in beroep. Hij bevestigt dat het Kerstarrest de aanleiding is geweest voor zijn verzoek om ambtshave vermindering. Maar nu doet hij een beroep op voorgaande jurisprudentie. Het oude stelsel is volgens hem voordeliger dan het nieuwe stelsel, dat wordt gekenmerkt door een forfaitair vermogensmix. Daarom kan het stelsel met de forfaitaire vermogensmix niet dienen voor de bepaling van de box 3-heffing voor de jaren 2017–2020. De inspecteur moet de aanslagen toch ambtshalve verminderen met inachtneming van het werkelijk behaalde rendement, aldus de man.

Verzoek was toch gebaseerd op nieuwe rechtspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat de inspecteur de aanslagen heeft berekend op grond van de wetgeving zoals die gold voor de desbetreffende belastingjaren. Daarbij is hij niet uitgegaan van rechtsopvattingen waarvan hij had moeten weten dat ze onjuist waren. Pas na het Kerstarrest is duidelijk geworden dat het systeem met de forfaitaire vermogensmix in strijd is met de Europese mensenrechten en dat rechtsherstel moet worden geboden. Het verzoek om ambtshalve vermindering is dus wel degelijk gebaseerd op nieuwe rechtspraak. De inspecteur heeft het verzoek terecht afgewezen.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 19-11-2024 (gepubl. 27-11-2024), Hoge Raad 24-12-2021.

Nieuwe subsidie helpt ondernemers hergebruiken en repareren

Er is subsidie voor ondernemers die producten en materialen opnieuw willen gebruiken, repareren of recyclen. Vanaf 30 januari 2025 kan men deze subsidie aanvragen bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).


Dit kan alleen, maar ook met andere ondernemers. Het gaat om circulaire technieken of processen die nieuw voor hen zijn.

Ondernemers kunnen de subsidie Circulair implementeren en opschalen (CIO) aanvragen voor:

  • elektronische en elektrische apparaten

  • textiel

  • luiers en incontinentiemateriaal

  • herbruikbare bekers en maaltijdverpakkingen

  • meubels

Dit zijn productgroepen van de Transitieagenda Consumptiegoederen.
Ondernemers die hier al mee bezig zijn, kunnen deze activiteiten uitbreiden om hun product- of materiaalketen te sluiten. Dit betekent dat er geen restmaterialen meer zijn tijdens alle stappen om een product te maken, te gebruiken en na gebruik. Zo is er minder CO2-uitstoot.
De subsidie is voor ondernemers die hun bedrijf willen voorbereiden om:

  • producten opnieuw te gebruiken;

  • productonderdelen te repareren en opnieuw te gebruiken – ook opknappen en opnieuw fabriceren;

  • materialen te verwerken en hergebruiken door hoogwaardige recycling;

  • ondersteunende diensten en logistiek te ontwikkelen die meehelpen aan hergebruik, reparatie of recycling – en dus aan minder CO2-uitstoot.

RVO heeft al subsidieregelingen om circulaire projecten te onderzoeken en ontwikkelen (R&D), voor ketensamenwerking en voor proef- of demonstatieprojecten. Met deze subsidie helpt de rijksdienst ondernemers ook vooruit met toepassen en opschalen.

Bron: RVO, 25-11-2024.

© lArcade 2024