Tijdens de bespreking met de Kamercommissie van Financiën heeft staatssecretaris Wiebes de toezegging gedaan dat wie zijn IB-aangifte voor 4 april middernacht heeft ingediend nog voor 1 juli bericht krijgt over een eventuele belastingteruggave.
De IB-aangifte over 2015 moet formeel uiterlijk 1 mei bij de fiscus binnen zijn. Dit communiceert de fiscus al geruime tijd via zijn website. Daarbij wordt ook vermeld dat wie uiterlijk 1 april zijn aangifte indient voor 1 juli uitsluitsel krijgt over de belastingteruggave of bijbetaling. Omdat ook enkele Kamerleden van de regeling niet op de hoogte waren, deed de staatssecretaris ‘spontaan’ de toezegging om die termijn van 1 april enkele dagen op te schuiven. ‘De extra dagen zijn bedoeld als service. De garantietermijn loopt tot en met 4 april’.
De aangifte verloopt overigens ‘als een lier’, meldde de bewindsman trots. Tot nu toe meer dan 6 miljoen mensen aangifte inkomstenbelasting gedaan, waarvan ruim 270.000 via de aangifte-app.
Bron: MvF 31-03-2016
Om de nodige steun te vergaren voor het Wetsvoorstel uitwerking Autobrief II is staatssecretaris Wiebes bereid de nodige concessies te doen. In de Tweede Kamer weet hij zich verzekerd van de steun van de coalitiepartijen, maar dat is onvoldoende om het voorstel ook door de Eerste Kamer te loodsen.
In het debat met de Tweede Kamer bleek de bewindsman bereid oppositiepartij CDA tegemoet te komen op het punt van de bijtelling voor elektrische auto’s. Die wordt volgens het voorstel 4% en vanaf 2018 afgetopt op een cataloguswaarde van € 50.000. Volgens het Kamerlid Omtzigt is die bijtelling te laag en in geen verhouding tot de bijtelling een kleine ‘derdehands’ benzineauto. Hij is bang dat dit tot een reactie van de markt zal leiden en excessen zoals eerder met hybride plugin-auto’s . Hij stelde daarom een bijtelling van 10% voor. Dit ging de bewindsman iets te ver, maar hij zal zich wel beraden op een mechanisme om de bijtelling te verhogen indien de markt te heftig reageert. Om ook de steun van de kleinere christelijke fracties te krijgen, deed Wiebes de toezegging dat hij zal kijken hoe hij de aanschaf van een tweedehands plugin-hybride die door een leasemaatschappij van de hand wordt gedaan aantrekkelijker kan maken. Volgens het wetvoorstel geldt voor dergelijke auto’s een gehalveerd MRB-tarief in 2017 en 2018. Een verlenging van dit halve tarief met nog twee jaar, zoals de CU voorstelt, is volgens de staatssecretaris niet onmogelijk.
Bron: FD 31-03-2016
Vorig jaar haalde de overheid bijna € 1,8 miljard binnen met de overdrachtsbelasting. Dat was de hoogste opbrengst sinds 2011. De hogere opbrengst hangt samen met de aantrekkende huizenmarkt. Ongeveer de helft van de overdrachtsbelasting komt voort uit woningverkopen.
De opbrengst van de overdrachtsbelasting was voor de crisis in 2007 bijna € 5 miljard. Zes jaar later, in 2013, bedroeg de opbrengst nog maar een vijfde hiervan.
De opbrengst van de overdrachtsbelasting wordt door drie factoren bepaald: het aantal verhandelde onroerende zaken, de transactieprijs en het tarief van de overdrachtsbelasting. Tot en met 2013 nam het aantal verkochte woningen aanzienlijk af en daalde ook de gemiddelde transactieprijs. In 2011 verlaagde de overheid ook het tarief van de overdrachtsbelasting voor de aanschaf van een woning van 6% naar 2%. Voor de verkoop van bedrijfspanden en grond bleef het tarief wel 6%. In 2007 brachten woningverkopen nog circa 61% van de totale overdrachtsbelasting op. Dat is daarna gedaald naar ongeveer 46% in 2015.
In 2012 en 2013 was de opbrengst van de overdrachtsbelasting op een dieptepunt. In beide jaren was de opbrengst circa € 1,1 miljard. Sindsdien neemt de opbrengst weer toe. De aantrekkende woningmarkt droeg hieraan bij. In 2013 werden nog circa 110.000 woningen verkocht. In 2014 was dat aantal toegenomen tot 154.000. Vorig jaar werden ruim 178.000 woningen verkocht. Ook de gemiddelde koopsom steeg. In 2013 was de gemiddelde verkoopprijs € 213.000 , vorig jaar bedroeg deze ruim € 230.000. De toename van woningverkopen tussen 2013 en 2015 verhoogde de opbrengst van de overdrachtsbelasting met ongeveer € 291 miljoen, de gestegen koopsom droeg voor € 37 miljoen bij in de gestegen opbrengst.
Bron: CBS 29-03-2016
Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) geldt er een verbod op het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek. Eind vorig jaar gaf minister Dijsselbloem van Financiën aan dat dit voor crowdfunding een knelpunt vormt. Hij kondigde daarom een vrijstelling aan, die inmiddels in de Staatscourant is gepubliceerd.
Op grond van de Wft is het niet toegestaan in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben. Een uitzondering hierop geldt onder meer voor banken. Ondernemingen die via crowdfunding financiële middelen bijeen proberen te krijgen zouden door dit verbod kunnen worden geraakt. Onduidelijk is namelijk wat in deze context precies onder ‘in de uitoefening van een bedrijf’ moet worden verstaan. Volgens de wetsgeschiedenis van art. 3:5 Wft moet het gaan om een activiteit die ‘geregeld en stelselmatig’ wordt verricht. Een onderneming die eenmalig financiering zoekt via crowdfunding zal dus niet door dat verbod geraakt worden, maar bij meerdere financieringsrondes?
Om de bij crowdfunding betrokken partijen meer duidelijkheid te bieden over de toepassing van het verbod wordt het Vrijstellingsregeling Wft met ingang van 1 april 2016 aangepast. Er zal een vrijstelling gelden voor personen die opvorderbare gelden aantrekken of ter beschikking verkrijgen door middel van een publiekslening. Voorwaarde is wel dat zij van het aantrekken of ter beschikking verkrijgen niet hun bedrijf maken. Ook mogen ze de middelen niet aantrekken of ter beschikking verkrijgen met het oogmerk krediet te verlenen. Verder moet het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschieden door tussenkomst van een persoon die over een ontheffing beschikt en mag het totaal van de aan opvorderbare gelden dat per publiekslening, over een periode van 12 maanden, wordt aangetrokken of ter beschikking wordt verkregen niet meer bedragen dan € 2,5 miljoen.
Bron: MvF 24-03-2016, 2016-0000028163 (Stcrt 2016, 16472)
De scholingsregeling WW wordt per 1 april 2016 zodanig aangepast dat een werkloze werknemer die parttime in dienst treedt bij een nieuwe werkgever maar hiervoor scholing moet volgen dit met behoud van uitkering kan doen.
In het kader van de sectorplannen wordt het instrument van brug-WW ingezet om extra ondersteuning te bieden bij transities naar nieuw werk waarbij substantiële om- of bijscholing nodig is. De werknemer treedt alvast parttime in dienst bij de nieuwe werkgever. Voor die uren dat scholing nodig is, kan de werknemer een opleiding volgen met behoud van uitkering. Dit instrument is in 2015 geïntroduceerd in de derde tranche sectorplannen. Door een aanpassing van de scholingsregeling komt dit instrument ook beschikbaar buiten de sectorplannen. Op grond van de scholingsregeling kon een werkloze werknemer scholing van maximaal een jaar volgen indien dit noodzakelijk was voor het vinden van een passen beroep op de arbeidsmarkt. Slechts in individuele gevallen kon de duur langer zijn, doch maximaal twee jaar. De regeling wordt nu zo aangepast dat een langere duur ook mogelijk is indien de nieuwe werkgever een baangarantie afgeeft van minimaal zes maanden na succesvolle afronding van de opleiding. De werknemer werkt dan gedurende de scholing parttime (minimaal 8 uur per week) bij de werkgever en volgt daarnaast scholing met behoud van uitkering. De omvang van de dienstbetrekking na afloop van de scholing moet minimaal het aantal uren het aantal uren van het dienstverband en de scholing bedragen.
Dit betreft een tijdelijke regeling die duurt tot 1 april 2018.
Bron: Stcrt 2016, 15672