Binnenvaartschepen vervoeren steeds vaker gevaarlijke stoffen. In 2014 waren binnenvaartschippers goed voor het transport van 224 miljoen ton brandbare, explosieve of giftige substanties. Dat betekent een toename van 11 procent in tien jaar tijd.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt ruim 40 procent van de gevaarlijke stoffen over water vervoerd. In 2005 was het aandeel binnenvaart nog 31 procent.
Pijpleidingen zijn goed voor het vervoer van meer dan de helft van het totaal aan gevaarlijke stoffen. Dit aandeel daalde van 59 procent in 2005. Vervoer via de weg of over het spoor waren in 2014 goed voor respectievelijk 6 en 1 procent van het geheel. Dit was tien jaar eerder nog 8 en 2 procent. Slechts 2 procent van alle goederen die over de weg worden vervoerd zijn gevaarlijk. Over het spoor is dit 7 procent, terwijl een kwart van de binnenvaart dit predicaat heeft.
Bron: CBS 22-04-2016
Het Expertisecentrum Financiering Duurzame Energieprojecten heeft een handreiking gepubliceerd voor de financiering van decentrale duurzame energieprojecten.
Lokale burgerinitiatieven voor de ontwikkeling van duurzame energieprojecten worden steeds belangrijker om de klimaatdoelstellingen te halen. De financiële sector wil deze projecten financieren maar ziet nog vaak dat een project niet aan de voorwaarden voor financiering voldoet. Een veel voorkomende reden hiervoor is dat bij de initiatiefnemers de kennis ontbreekt om een project van de grond te trekken en gefinancierd te krijgen. Daarom hebben Triodos Bank en ASN Bank in opdracht van het Expertisecentrum Financiering Duurzame Energieprojecten deze handreiking geschreven.
De handreiking leidt initiatiefnemers van kleine energieprojecten – particulieren of coöperaties – door de belangrijkste kaders en knelpunten bij de projectontwikkeling en financiering. Het Expertisecentrum wil hiermee een extra stimulans geven aan de ontwikkeling van duurzame energie in Nederland.
Bron: NVB, 25-04-2016
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft onlangs de beleidsregels ‘De zieke werknemer’ gepubliceerd. De beleidsregels bevatten actuele informatie voor werknemers, werkgevers en andere partijen die gegevens over de gezondheid van (zieke) werknemers verwerken. De beleidsregels gaan in op de verschillende fases in de arbeidsrelatie, te weten de sollicitatieprocedure, de ziekmelding en de begeleiding en re-integratie van zieke werknemers.
Zodra werknemers ziek worden, wisselen diverse partijen gegevens over hen uit. De belangrijkste betrokken partijen zijn de werknemer zelf, de werkgever, de arbodienst of bedrijfsarts, het re-integratiebedrijf, het UWV en de verzuimverzekeraar.
Voor werkgevers is het van belang om zieke werknemers zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Hiervoor hebben ze informatie van hen nodig. Bijvoorbeeld om te beoordelen of ze hun loon moeten doorbetalen. Aan de andere kant hebben zieke werknemers recht op privacy. Het is daarom wettelijk niet toegestaan voor werkgevers om te informeren naar de aard en oorzaak van de ziekte van hun werknemers. Alleen de arbodienst of bedrijfsarts mag deze medische gegevens verwerken.
Wel mogen werkgevers aan zieke werknemers gegevens vragen die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen hoe het verder moet met hun werkzaamheden. Bijvoorbeeld wanneer een werknemer weer verwacht op het werk te zijn en of er nog lopende afspraken zijn waarmee iets moet gebeuren.
Ook kan de werkgever de arbodienst of bedrijfsarts inschakelen om een oordeel te geven over de mogelijkheden en beperkingen van de werknemer. De arbodienst of bedrijfsarts mag alleen noodzakelijke gegevens aan de werkgever doorgeven. Bijvoorbeeld gegevens die de werkgever nodig heeft om te beoordelen of hij loon moet doorbetalen. Of gegevens die nodig zijn voor verzuimbegeleiding en re-integratie.
In de beleidsregels staat onder meer welke gezondheidsgegevens van werknemers werkgevers mogen verwerken. Daarnaast zijn de normen in deze beleidsregels het uitgangspunt voor de Autoriteit Persoonsgegevens als zij onderzoekt of een organisatie in overeenstemming met de wet gezondheidsgegevens van werknemers verwerkt.
Bron: Autoriteit persoonsgegevens, 21-04-2016
De staatssecretaris van Financiën acht een verruiming van de Nederlandse btw-sportvrijstelling, gelet op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, op termijn onvermijdelijk. In een Kamerbrief geeft de staatssecretaris antwoord op vragen die waren gerezen ten aanzien van de Nederlandse btw-sportvrijstelling.
De Nederlandse btw-sportvrijstelling stelt op dit moment vrij van btw de diensten door niet winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, aan hun leden. De Europese btw-sportvrijstelling is in meerdere opzichten ruimer dan de Nederlandse variant. Zo geldt de Nederlandse vrijstelling alleen voor prestaties aan leden. De Europese btw-sportvrijstelling maakt daarentegen geen onderscheid tussen prestaties aan leden en prestaties aan niet-leden. Daarnaast beperkt de Nederlandse regeling zich tot diensten door niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, terwijl de Europese regeling in zijn algemeenheid ziet op diensten van instellingen die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding.
Gelet op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie waaruit blijkt dat de Nederlandse btw-sportvrijstelling te beperkt is, acht de staatssecretaris verruiming van de Nederlandse btw-sportvrijstelling op termijn onvermijdelijk. Dit staat los van vraag of en wanneer de Europese Commissie een ingebrekestellingprocedure begint. Op korte termijn ziet het kabinet geen mogelijkheid om budgettaire gevolgen van verruiming van de btw-sportvrijstelling in te passen.
In de huidige situatie hebben gemeenten en bepaalde sportstichtingen recht op aftrek van voorbelasting voor de kosten die toerekenbaar zijn aan de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties aan sportverenigingen. Dit recht op aftrek vervalt als de Europese btw-sportvrijstelling wordt geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. In dat geval zal de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties vrijgesteld van btw worden verricht, omdat sprake is van een nauw met de sportbeoefening samenhangende prestatie. Dit brengt mee dat de ondernemer die vrijgesteld van btw presteert geen recht (meer) heeft op aftrek van voorbelasting. De staatssecretaris legt uit dat een door het Europese Hof gewezen arrest bindend is voor alle nationale rechterlijke instanties. Belastingplichtigen kunnen zich hierop beroepen. Zolang de Wet OB niet wordt aangepast, is de Belastingdienst echter wel gebonden aan de nationale uitleg en kunnen inspecteurs geen beroep doen op de ruimere werking van de btw-richtlijn.
Bron: MvF 15-04-2016
Bij vier van de vijf grootste fondsen is de beleidsdekkingsgraad inmiddels ruim onder de 100%. De kans dat in 2017 de pensioenuitkeringen en -opbouw moeten worden verlaagd, wordt daardoor steeds groter. Bepalend is de stand van de dekkingsgraad op 31 december 2016.
Mochten pensioenverlagingen volgend jaar aan de orde zijn, dan blijft de financiële terugval in 2017 voor veel gepensioneerden beperkt tot enkele euro’s per maand. Dit komt doordat pensioenfondsen op grond van de toezichtregels de verlagingen over tien jaar mogen spreiden. Daar komt bij dat de verlagingen alleen betrekking hebben op de tweede pijler-pensioenen en niet op AOW-uitkeringen: die blijven op hetzelfde niveau.
De Pensioenfederatie realiseert zich dat het in het vooruitzicht stellen van pensioenverlagingen een pijnlijke boodschap is voor gepensioneerden en werknemers. Er zijn echter ook fondsen die er nog goed voor staan en gemiddeld ontvangen werknemers de ingelegde premies na hun werkzame leven nog steeds dubbel en dwars terug aan pensioen. Om deelnemers op langere termijn een beter perspectief te bieden zal volgens de Pensioenfederatie uiteindelijk de mogelijkheid moeten worden geboden om andere pensioencontracten te kunnen afspreken dan we nu kennen.
Bron: Pensioenfederatie 20-04-2016