Inloggen

Archief

Geen OZB vanwege corona

Rechtbank Limburg heeft een OZB-aanslag vernietigd omdat een bioscoop op 1 januari
2021 weliswaar ter beschikking stond, maar niet toegankelijk was voor het publiek
en daardoor ook niet geëxploiteerd kon worden als bioscoop.

Aan een bioscoop in Maastricht is een aanslag OZB opgelegd voor 2021 van € 35.467.
De eigenaar van de bioscoop heeft bezwaar gemaakt en vervolgens beroep aangetekend
bij Rechtbank Limburg tegen deze aanslag. Vraag is of de gebruiksbelasting terecht
is opgelegd omdat het voor de eigenaar op 1 januari 2021 niet mogelijk zou zijn geweest
om de onroerende zaak te gebruiken wegens landelijke corona-maatregelen.
Volgens de rechtbank is de OZB een tijdstipbelasting. Op grond van art. 220 van de
Gemeentewet houdt dit in dat degene die op 1 januari van een jaar het gebruik van
de onroerende zaak heeft, voor het gehele jaar OZB verschuldigd is. Volgens vaste
jurisprudentie moet onder ‘gebruik’ van een onroerende zaak in de zin van art. 220
aanhef en onder a Gemeentewet worden verstaan, het metterdaad bezigen van de onroerende
zaak ter bevrediging van de eigen behoeften. De enkele omstandigheid dat de onroerende
zaak in de tussentijd aan de eigenaar ter beschikking stond, is op zichzelf onvoldoende
om de eigenaar als gebruiker aan te merken.
De eigenaar heeft zich volgens de rechtbank op goede gronden op het standpunt gesteld
dat zij op 1 januari 2021 niet als gebruiker van de bioscoop kan worden aangemerkt.
De onroerende zaak stond weliswaar ter beschikking van de eigenaar, maar was niet
toegankelijk voor het publiek en kon daardoor ook niet geëxploiteerd worden als bioscoop.
Van een mogelijkheid tot alternatief gebruik, zoals aangenomen in een (niet-gepubliceerde)
uitspraak van Rechtbank Den Haag, is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak
geen sprake. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er op de waardepeildatum 1 januari
2021 geen sprake was van belastingplichtig gebruik door de eigenaar, waardoor de aanslag
OZB onterecht is opgelegd door gemeente. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden
besluit kan niet in stand blijven. De aanslag wordt vernietigd.

Bron: Rb. Limburg 23-11-2022 (gepubl. 30-11-2022)

Verduidelijking regels beoordeling arbeidsrelaties

Het kabinet wil de regels rondom de beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken
en het grijze gebied tussen werknemers en zelfstandigen verkleinen. Ook wordt de komende
twee jaar gewerkt aan maatregelen en plannen om uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium
op te heffen. Dat staat in de Voortgangsbrief over werken met en als zelfstandige(n).

Het aantal zelfstandigen groeit nog steeds (inmiddels 1,2 miljoen) bleek uit de nieuwste
cijfers van het CBS. Om de balans te herstellen op het gebied van werken met zelfstandigen
en als zelfstandige, heeft het kabinet een aantal maatregelen aangekondigd.
Het kabinet kiest er voor om tegelijk langs drie lijnen maatregelen te nemen:

  • Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.

  • Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer
    als zelfstandige gewerkt kan worden.

  • Het versterken en verbeteren van de handhaving en in voorbereiding op afschaffen van
    het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

Voor de eerste lijn is in het Belastingplan 2023 onder andere de versnelde afbouw
van de zelfstandigenaftrek en uitfasering van de fiscale oudedagsreserve opgenomen.
Daarnaast wordt in de brief de voortgang gemeld op de invoering van de verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers, de mogelijkheden voor collectief onderhandelen
voor zelfstandigen en de versterking van de positie van zelfstandigen in de SER.

Gezagscriterium Met de tweede lijn wil het kabinet de regelgeving verduidelijken. Dit is niet alleen
gericht op het bieden van bescherming van diegenen die daarop recht hebben, maar ook
om echte zelfstandigen meer duidelijkheid te geven over de ruimte om te ondernemen.
De wettelijke norm om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden is een open norm
‘werken in dienst van’ (gezag), die door rechterlijke uitspraken (jurisprudentie)
is ingekleurd. Om de praktijk voortaan meer duidelijkheid en houvast te bieden, wil
het kabinet de regels vanuit de jurisprudentie overzichtelijk bijeen brengen en structureren
door de drie hoofdelementen uit de jurisprudentie in regelgeving vast te leggen:

  • Worden er instructies gegeven en wordt toezicht gehouden op het werk? (ook wel aangeduid
    als materieel gezag)

  • Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgevende?

  • Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie? Dit biedt
    een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

De drie hoofdelementen worden de komende tijd nog verder ingevuld en uitgewerkt met
de betrokkenen. Voor de zomer zal het concept-wetsvoorstel ter internetconsultatie
worden aangeboden. Begin 2024 gaat er een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer met de
uitgewerkte wijzigingen.

Rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst Er wordt gewerkt aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan
een uurtarief, zoals ook voorgesteld in het MLT-advies van de SER. Dit rechtsvermoeden
is vooral gericht op het versterken van de positie van werkenden met minder onderhandelingsmacht
en voor wie het daardoor extra lastig kan zijn hun rechten op te eisen. Het rechtsvermoeden
zorgt ervoor dat als iemand zich beroept op een werkgever-werknemer relatie en de
werkgevende het bestaan daarvan ontkent, de werkgevende moet bewijzen dat hij geen
werkgever maar opdrachtgever is.

Handhaving Het kabinet wil het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 volledig opheffen. Hiervoor
worden diverse acties opgezet om burgers en bedrijven hierop voor te bereiden. Zo
gaat de Belastingdienst actief samenwerken en hulp bieden aan partijen die willen
en kunnen voldoen aan de fiscale en sociale verplichtingen. Ook komt er meer aandacht
voor dossiers waar onzekerheid over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie bestaat.
Uiteindelijk doel is dat burgers en bedrijven zoveel mogelijk uit zichzelf regels
gaan naleven. Daarbij besteedt de Belastingdienst actief aandacht aan dossiers waar
onzekerheid is over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Op vrijdag 23 december publiceert de Hoge Raad naar verwachting het arrest over de
maaltijdbezorgers van Deliveroo.

Bron: Min. SZW 16-12-2022

Matiging belastingrente eerder uitgebreid naar LB en btw

Door de overwegingen van de Hoge Raad in het arrest over belastingrente wil staatssecretaris
Van Rij het wetsartikel waarmee de inspecteur in rekening gebrachte belastingrente
kan minderen eerder voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden.

Door de overwegingen van de Hoge Raad in het arrest over belastingrente wil staatssecretaris
Van Rij het wetsartikel waarmee de inspecteur in rekening gebrachte belastingrente
kan minderen eerder voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden.

De Hoge Raad oordeelde in een arrest van 18 november 2022 dat geen belastingrente
in rekening kan worden gebracht voor de periode dat een belastingplichtige de verschuldigde
belasting heeft betaald. Het arrest geldt voor belastingrentebeschikkingen die op
18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden en voor rentebeschikkingen die
vanaf die datum zijn afgegeven en nog worden afgegeven. Als hierbij belastingrente
in rekening is gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald,
komen deze rentebeschikkingen in aanmerking voor een rentematiging.

Fiscale verzamelwet In het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023, dat door de Eerste Kamer is aangenomen,
wordt een wetsartikel geïntroduceerd dat dezelfde uitwerking heeft als het arrest
van 18 november 2022. Op grond van dit artikel kan de inspecteur in bepaalde situaties
de in rekening gebrachte belastingrente verminderen. Zo kan er meer maatwerk geboden
worden bij het berekenen van belastingrente. Geregeld wordt dat de inspecteur de in
rekening gebrachte belastingrente kan verminderen voor zover gedurende het tijdvak
waarover belastingrente in rekening wordt gebracht het te betalen bedrag aan belasting
al was geheven, dan wel op aangifte was voldaan of afgedragen. De maatregel treedt
in werking op 1 januari 2023 en sluit aan bij de benadering van de Hoge Raad in zijn
arrest van 18 november 2022.

Nadere regels Het was de bedoeling om het wetsartikel op 1 januari 2023 niet voor alle belastingmiddelen
in werking te laten treden. Voor de loonbelasting en de omzetbelasting zou het artikel
pas in 2026 in werking treden, omdat eerdere inwerkingtreding via automatisering niet
uitvoerbaar was. Door de principiële overwegingen van de Hoge Raad vindt Van Rij dit
echter niet langer wenselijk. De staatssecretaris wil daarom het wetsartikel zo snel
mogelijk ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden. Om eerdere
uitvoering mogelijk te maken, worden zo snel mogelijk nadere regels gesteld waaraan
een verzoek om vermindering van belastingrente met betrekking tot de loonbelasting
en de omzetbelasting op grond van het wetsartikel moet voldoen. Daarnaast worden de
mogelijkheden van een doelmatigheidsgrens bekeken. Zodra de nadere regels gereed zijn
en het wetsartikel ook voor de loonbelasting en omzetbelasting gaat gelden, worden
belastingplichtigen hierover geïnformeerd via de website van de Belastingdienst.
Totdat het artikel ook voor de loonbelasting en de omzetbelasting in werking is getreden,
geldt dat voor rentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk
vaststonden, belastingplichtigen om rentematiging kunnen verzoeken met een beroep
op het arrest.

Toepassing van een vermindering Vanaf 18 november 2022 geldt dus dat belastingplichtigen aanspraak kunnen maken op
een vermindering van belastingrente als belastingrente in rekening wordt gebracht
terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald.
Via de communicatiekanalen van de Belastingdienst zal kenbaar worden gemaakt in welke
gevallen vermindering van belastingrente mogelijk is en wat de bijbehorende gang van
zaken is. Waar dit mogelijk is, zal bij de vaststelling van de belastingaanslag met
de rentematiging door de Belastingdienst rekening worden gehouden. Ten aanzien van
belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting
is dit in ieder geval van toepassing. Belastingrentebeschikkingen ten aanzien van
deze belastingmiddelen die op grond van het arrest voor vermindering van belastingrente
in aanmerking komen, zullen op initiatief van de Belastingdienst in 2023 (dus achteraf)
worden gecorrigeerd. Belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de
vennootschapsbelasting die zien op het belastingjaar 2022 en later zullen met inachtneming
van het arrest worden afgegeven.

Bron: MvF 15-12-2022, Hoge Raad 18-11-2022

Geen periodieke uitkering bij vijf afzonderlijke schenkingen

Ook de Hoge Raad oordeelt dat schenkingen, gedaan bij vijf afzonderlijke notariële
akten, samen niet één periodieke uitkering vormen voor de schenkbelasting.

Bij vijf afzonderlijke notariële akten van schenking hebben een man en zijn ouders
een overeenkomst van schenking gesloten. De ouders erkennen in elke overeenkomst € 10.000
schuldig aan de man, die de schuldigerkenning aanvaardt. Deze schenking is onmiddellijk
en zonder ingebrekestelling opeisbaar bij (onder meer) het overlijden van de langstlevende
schenker. Er is geen rente verschuldigd. In elk van de aktes is een herroepingsrecht
opgenomen en een recht tot vervroegde aflossing. De inspecteur heeft aan de zoon een
aanslag schenkbelasting opgelegd. Anders dan de inspecteur, heeft Hof Den Bosch geoordeeld
dat de schenkingen geen periodieke uitkering voor de schenkbelasting vormen. Er zijn
volgens het hof vijf afzonderlijke schenkingen gedaan. Daarvan hebben vier plaatsgevonden
onder een opschortende voorwaarde van in leven zijn van de langstlevende ouder.
De staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. Advocaat-generaal IJzerman concludeert
tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep. En dat is wat de Hoge Raad ook doet.
De Hoge Raad stelt dat het hof heeft geoordeeld dat betekenis valt toe te kennen aan
de civielrechtelijke vorm van de schenkingen. In deze zaak doet zich niet het geval
voor waarin zelfstandige kwalificatie geboden is ter vermijding van onaanvaardbare
gevolgen voor de belastingheffing. Dit hofoordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting
en is toereikend gemotiveerd, aldus de Hoge Raad.

Bron: Hoge Raad 16-11-2022

Uitwerking regeling tegemoetkoming energiekosten MKB

Minister Adriaansens informeert de Tweede Kamer over de uitwerking van de regeling
Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) voor energie-intensieve MKB-bedrijven. Het kabinet
kijkt nog of er voorwaarden gesteld kunnen worden aan de TEK op basis van bijvoorbeeld
omzetgroei of winstgevendheid.