Inloggen

Archief

Onvoldoende bewijs extra gezinshulp, kosten niet aftrekbaar

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de reiskosten en vakantiekosten van een zoon voor
de zorg van zijn moeder niet aftrekbaar zijn als specifieke zorgkosten bij de moeder.
De moeder heeft geen gedagtekende facturen kunnen overleggen met duidelijke gegevens
van de gezinshulp, zoals vereist door de wet.

Een zoon van een vrouw bij wie dementie is vastgesteld helpt haar bij haar dagelijkse
huishoudelijke taken. De vrouw overlijdt op enig moment. In haar aangifte inkomstenbelasting
2014 voert de vrouw een bedrag op van € 1.035 reiskosten zoon, in de aangifte 2015
een bedrag van € 4.109, waarvan € 2.809 reiskosten die de zoon heeft gemaakt om zijn
moeder te bezoeken. Het resterende bedrag van € 1.300 betreft ‘begeleiding vakantie’.
Bij Hof Den Haag is in geschil of recht bestaat op aftrek van specifieke ziektekosten
(kosten extra gezinshulp, voor reiskosten van € 1.034 (2014) en € 2.809 (2015) en
de kosten vanwege de vakantie van € 1.300 voor 2015.

Uitgaven niet aftrekbaar Volgens het hof zijn uitgaven voor extra gezinshulp alleen aftrekbaar als deze kosten
blijken uit gedagtekende facturen waarop duidelijk en op overzichtelijke wijze de
naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld. Met betrekking tot het aanmerken
van de reiskosten van € 1.035 en € 2.809 in 2014 en 2015 heeft de vrouw niet voldaan
aan het wettelijke vereiste om gedagtekende facturen te overleggen met daarop de naam
en het adres van de gezinshulp. De uitgaven zijn daarom niet aftrekbaar. Ook de kosten
van € 1.300 (begeleiding vakantie) in 2015 als uitgaven voor extra gezinshulp zijn
niet aftrekbaar. Ook hiervan ontbreken de gedagtekende facturen. Het niet kunnen overleggen
van de facturen komt voor rekening en risico van de vrouw. Het hof verklaart het hoger
beroep wordt ongegrond verklaard.

Bron: Hof Den Haag 20-08-2024.

WHOA: financiers niet verplicht tot nieuwe leningen

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) niet
toestaat dat financiers verplicht worden om een nieuwe financiering te verstrekken
onder gewijzigde voorwaarden.

Een scheepsbouwer heeft van negen banken een financiering van € 950 miljoen ontvangen.
Uiterlijk op 4 januari 2023 moest de scheepsbouwer € 28 miljoen aflossen, maar hij
kon deze schuld niet aflossen. Op 2 februari 2023 heeft de scheepsbouwer een schuldenakkoord
voorgesteld. Dit akkoord hield in dat een dochtervennootschap zou worden verkocht
aan een investeringsmaatschappij, waarbij de opbrengst deels zou worden gebruikt voor
aflossing van de leningen, het terugbrengen van de kredietfaciliteiten en het verstrekken
van aanvullende zekerheden door de Nederlandse Staat en de investeringsmaatschappij.
Zes van de negen banken zijn akkoord met het voorstel.

Vonnis rechtbank Rotterdam De scheepsbouwer is naar Rechtbank Rotterdam gegaan en verzoekt de rechtbank om homologatie
van het akkoord. Dat doet de rechtbank. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat
de WHOA in beginsel toestaat dat kredietverstrekkers verplicht kunnen worden om op
basis van bestaande kredietfaciliteiten in de toekomst werkkapitaal te blijven financieren,
mits de verplichtingen niet wezenlijk wijzigen.

Verzoek cassatie in belang van de wet Procureur-Generaal Snijders heeft cassatie in het belang van de wet ingesteld tegen
het vonnis van de Rechtbank Rotterdam.

HR: schuldeiser of aandeelhouder kan niet slechter af zijn dan bij faillissement De Hoge Raad heeft het vonnis van Rechtbank Rotterdam vernietigd. Het uitgangspunt
van de wettelijke regeling is dat een schuldeiser of aandeelhouder door een dwangakkoord
niet slechter af mag zijn dan in geval van een faillissement van de schuldenaar. Onder
wijziging van de rechten van schuldeisers in de zin van art. 370 lid 1 Fw kan daarom
niet worden verstaan het wijzigen van een uit een financieringsovereenkomst voortvloeiende
verplichting tot het verstrekken van extra financiering, waarop de schuldenaar zonder
schuldenakkoord geen aanspraak zou kunnen maken.

Bron: Hoge Raad 25-10-2024.

Wijzigingen in de btw vanaf 1 januari 2025

De Belastingdienst heeft een overzicht gepubliceerd van de wijzigingen in de btw vanaf
1 januari 2025.

21% btw op bepaalde agrarische goederen Vanaf 1 januari 2025 gaat bij de levering van bepaalde agrarische goederen het btw-tarief
omhoog: van 9% naar 21% btw. Het gaat hier om granen en peulvruchten en die geen voedingsmiddel
zijn, pootgoed voor de teelt van groenten en fruit, (pluim)vee en slachtafval, beetwortelen,
land- en tuinbouwzaden, rondhout, stro, veevoeders, vlas en wol.

Plaats van dienst bij virtuele diensten Vanaf 1 januari 2025 is een virtuele culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke
educatieve of vermakelijkheidsdienst belast in het land waar de afnemer woont of is
gevestigd. Dit betekent dat dan de btw-regels van dat land gelden.

Wijziging aanvullende margeregeling Vanaf 1 januari 2025 vervalt de aanvullende margeregeling. Wederverkopers die antiek,
kunst- of verzamelvoorwerpen tegen een verlaagd tarief hebben verkregen, ingevoerd
of intracommunautair verworven, kunnen de margeregeling niet meer toepassen bij de
verkoop van deze goederen. Als deze goederen niet vóór 1 januari 2025 zijn verkocht,
mag men de voorbelasting hierover in aftrek brengen in het eerste tijdvak van 2025.

Btw op servicekosten Bij de verhuur van onroerende zaken brengt de verhuurder in bepaalde gevallen servicekosten
in rekening. Bijvoorbeeld voor schoonmaak, reparaties, of de levering van gas, water
en elektriciteit. De vraag is dan of deze servicekosten belast of vrijgesteld zijn
van btw.

Vanaf 1 januari 2025 gelden deze twee mogelijkheden:

  • de servicekosten gaan niet op in de verhuur. In dat geval staan deze kosten met btw apart op de factuur. Wel moeten de huurders
    zelf of gezamenlijk de dienstverrichter kunnen kiezen. En als het gaat om werkelijk
    verbruik van bijvoorbeeld gas, water en elektra, dan moeten de huurders een individuele
    meter hebben.

  • de servicekosten gaan op in de verhuur. Als de verhuur is belast met btw, dan zijn de servicekosten dat ook. En als de verhuur
    is vrijgesteld van btw, dan zijn de servicekosten ook vrijgesteld.

Wijzigingen in de kleineondernemersregeling (KOR) Met ingang van 1 januari zijn er een aantal wijzigingen in de KOR. Meer hierover staat
in het nieuwsbericht over de wijzigingen in de KOR (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/berichten/nieuws/wijzigingen-kor-introductie-eu-kor).

Introductie van de kleineondernemersregeling in de EU (EU-KOR) Op 1 januari wordt de EU-KOR geïntroduceerd. Dit is een nieuwe btw-vrijstelling.
Met de EU-KOR kunnen ondernemers vanaf 1 januari 2025 een btw-vrijstelling krijgen
voor een of meer EU-landen waar men zakendoet. Meer hierover staat bij Kleineondernemersregeling
in de EU (EU-KOR), (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/btw/content/kleineondernemersregeling-eu).

Bron: Belastingdienst 25-10-2024.

Integrale PKV na niet-onderbouwde naheffingsaanslag

Als de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting oplegt zonder deze nader te
onderbouwen, heeft de btw-ondernemer in beginsel recht op een integrale proceskostenvergoeding.

Rechtbank Den Haag heeft uitspraak gedaan in een geschil tussen een bv en de Belastingdienst.
De bv is in bezwaar gegaan tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar
2018. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag daarop vernietigd. Daarnaast heeft
hij de bv een gewone kostenvergoeding toegekend. Maar de bv meent dat zij recht heeft
op een integrale kostenvergoeding. De inspecteur zou namelijk het Unierechtelijke
verdedigingsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel hebben geschonden. De rechtbank
oordeelt dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door de naheffingsaanslag
op te leggen zonder voldoende onderbouwing. Dit resulteert in een integrale vergoeding
van de kosten van de bv tot en met de indiening van het bezwaarschrift. Daarbij komt
de rechtbank uit op een bedrag van € 2.170,50 minus € 310 aan eerder toegekende vergoeding
= € 1.860,50. De bv krijgt echter geen immateriële schadevergoeding toegekend, omdat
de redelijke termijn niet is overschreden.

Na bezwaarfase is inspecteur niet onzorgvuldig geweest De rechtbank kent de bv evenmin een integrale vergoeding toe voor de proceskosten
in beroep. De rechter ziet namelijk geen ernstige onzorgvuldigheid van de inspecteur
die een afwijking van de forfaitaire regeling rechtvaardigde. Bovendien bestempelt
de rechtbank de aard van deze zaak als licht. Daarom bedraagt de vergoeding voor de
proceskosten in beroep slechts € 875.

Bron: Rb. Den Haag 08-10-2024 (gepubl. 22-10-2024).

Belastingdienst pakt capaciteitstekort inning aan

De Belastingdienst neemt maatregelen om het capaciteitstekort in de inning en invordering
tegen te gaan. Daardoor wordt de afhandeling van bezwaarschriften versneld. Dit schrijft
staatssecretaris Idsinga in een Kamerbrief.

Dit capaciteitstekort is onder andere ontstaan door de samenloop van extra werkzaamheden
na de coronacrisis, de energiecrisis en werkzaamheden voor hersteloperaties. Om het
tekort tegen te gaan worden er 300 FTE extra ingezet voor de invordering, worden marktpartijen
ingezet waar dat kan en worden 11.500 bezwaren zonder inhoudelijke beoordeling toegekend.
Door het nemen van deze maatregelen kan de Belastingdienst de balans herstellen tussen
het aantal bezwaren en de groep beschikbare medewerkers om dit werk te doen. Zo kreeg
– door de unieke samenloop van een aantal grote maatschappelijke gebeurtenissen zoals
de coronacrisis – niet elke burger of ondernemer binnen de juiste termijn een reactie
op een bezwaarschrift. De genomen maatregelen herstellen dit proces. Tijdens deze
achterstand zijn geprioriteerde werkzaamheden steeds onverminderd uitgevoerd, bijvoorbeeld
werkzaamheden voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).

Extra medewerkers De dienst zet maximaal in op het aantrekken van medewerkers in het inningsproces.
Sinds 2023 is het aantal medewerkers met 300 FTE toegenomen, zij kunnen na een interne
opleiding aan de slag. Vanaf 1 juli 2024 zijn daardoor al 140 FTE extra ingezet in
het inningsproces. Daarnaast worden ook medewerkers van marktpartijen ingezet waar
dat kan met afgebakende opdrachten. Dit gebeurt primair op de werkzaamheden binnen
de afhandeling van de coronabetalingsregeling. De ingehuurde medewerkers staan onder
leiding van medewerkers van de Belastingdienst. De effectiviteit van de samenwerking
wordt geëvalueerd. Tegelijkertijd blijft er sprake van een te krappe arbeidsmarkt.
Ook in de toekomst kost het tijd om medewerkers op te leiden voor (specialistische)
inningswerkzaamheden en blijft er een door- en uitstroom van medewerkers bij de Belastingdienst
die zal moeten worden opgevangen.

Eenmalige maatregelen Om voor een goede herstart van het inningsproces te zorgen kondigt de Belastingdienst
twee eenmalige maatregelen aan. De werkvoorraad met bezwaren tegen de invorderingskosten
wordt teruggebracht door een groep bezwaren eenmalig te honoreren, zonder een inhoudelijke
beoordeling. Het gaat hierbij om circa 11.500 bezwaarschriften waarvan circa 1.500
betrekking hebben op Toeslagen. Dit betekent dat invorderingskosten in deze gevallen
worden teruggedraaid en eventuele proceskosten worden vergoed. Hiermee is een bedrag
van € 3 tot € 11 miljoen gemoeid. De oorspronkelijke vordering blijft bestaan en wordt
geïnd. Daarnaast wordt een tweede maatregel genomen rondom het verminderen van invorderingskosten
en invorderingsrente. Beide zijn gerelateerd aan de hoogte van de te betalen aanslag.
Als invorderingskosten en -rente in rekening zijn gebracht en in een latere fase wordt
alsnog de hoogte van de aanslag verlaagd, dan dient de Belastingdienst deze in rekening
gebrachte kosten evenredig aan te passen. Bij complexe gevallen is dit een arbeidsintensief
proces. Om dit proces te versnellen wordt tijdelijk bij aanpassingen tot € 100 niet
het juiste bedrag berekend, maar wordt het totale bedrag verrekend of terugbetaald.
Met deze incidentele maatregelen weten betrokken burgers en ondernemers op korte termijn
de uitkomst van hun bezwaarschrift en voorkomt de Belastingdienst ingebrekestellingen
vanwege niet-tijdig beslissen.

Bron: MvF, 24-10-2024.

© lArcade 2024