Er is alleen sprake van een dienstbetrekking als de opdrachtgever de verplichting heeft om loon uit te betalen aan een opdrachtnemer. Daarom is een bemiddelingsbureau dat zelf geen loon uitbetaalt aan een opdrachtnemer niet de werkgever van de betreffende medewerker, zo oordeelde Hof Amsterdam.
In deze zaak werkte een vrouw via haar eenmanszaak als ziekenverzorgende. De inspecteur vond echter dat er in minimaal twee gevallen sprake was van een dienstbetrekking. Het hof oordeelde dat slechts één van deze twee opdrachtgevers als werkgever kon worden aangemerkt. De andere opdrachtgever was een bemiddelingsbureau dat zelf geen loon uitbetaalde aan de vrouw. Het bureau bemiddelde tussen de vrouw en een zorgvrager en verstuurde ook de facturen, maar doordat de zorgvrager wel rechtstreeks aan de vrouw betaalde, was er met betrekking tot het bemiddelingsbureau geen sprake van een loondoorbetalingsverplichting. En dus was de vrouw niet in dienst bij het bemiddelingsbureau. Het inkomen moest worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Bron: Hof Amsterdam, 18-9-2018
Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wetsvoorstel om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) te wijzigen. Dit wetsvoorstel hangt samen met de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Inmiddels is de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn in werking getreden en deze wet heeft ook gevolgen voor ‘gewone’ ondernemers.
Allereerst in de onderzoeks- en meldplicht voor kopers en verkopers van goederen verruimd. Zij moeten altijd onderzoek doen naar hun cliënten als deze € 10.000 of meer contant betalen. Tot voor kort lag deze drempel bij € 15.000. Ook moeten zij transacties melden als zij € 10.000 of meer contant ontvangen en er een reden is om te vermoeden dat een transactie verband houdt met witwassen of financiering van terrorisme. Bij de koop of verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden waarbij minimaal € 20.000 contant wordt ontvangen, moet deze transactie altijd worden gemeld. Voor de wetswijziging lag deze drempel bij € 25.000.
Ook voor bemiddelaars geldt een verruimde meldplicht. Makelaars en bemiddelaars in onroerende zaken moeten alle transacties van minimaal € 10.000 melden. Deze drempel lag eerst bij € 15.000. Voor bemiddelaars bij de koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden geldt dat zij transacties altijd moeten melden als zij minimaal € 20.000 contant ontvangen. Pandhuizen moeten elke transactie melden waarbij zij minimaal € 20.000 betalen voor goederen die aan hen worden verpand. Voor beide categorieën lag deze grens voorheen bij € 25.000.
Bron: Belastingdienst, 19-9-2018
Volgens Rechtbank Den Haag kan de inspecteur geen informatiebeschikking opleggen als de Belastingdienst de administratie van een onderneming nog niet heeft gecontroleerd.
In deze zaak was de Belastingdienst in januari 2013 een boekenonderzoek gestart bij een bv die een horecaonderneming exploiteerde. Dit onderzoek zou in eerste instantie beperkt zijn tot de btw en loonheffingen over het tijdvak december 2012. Later werd het boekenonderzoek uitgebreid met de aangiften vennootschapsbelasting over 2011 en 2012 en met eerdere tijdvakken van de btw en loonheffingen. Nog voordat dit onderzoek was afgerond, gaf de inspecteur informatiebeschikkingen loonheffingen, vennootschapsbelasting en btw af, aangezien de loonadministratie gebreken vertoonde. De bv vond dit echter voorbarig.
De rechtbank was het grotendeels met de bv eens. Met betrekking tot het jaar 2011 gold dat de informatiebeschikkingen waren afgegeven op het moment dat de administratie voor het jaar 2011 nog niet was gecontroleerd. Bovendien waren de geconstateerde gebreken onvoldoende om al de conclusie te kunnen trekken dat de bv niet had voldaan aan haar administratie- en bewaarplicht. En een informatiebeschikking mag uitsluitend worden afgegeven op basis van feitelijke constateringen en niet op grond van vermoedens.
Met betrekking tot het jaar 2012 was de informatiebeschikking loonheffingen eveneens onterecht opgelegd. De rechtbank vond namelijk dat de inspecteur onvoldoende had gemotiveerd dat de bv in dat jaar niet had voldaan aan haar administratie- en bewaarplicht. De informatiebeschikkingen btw en vennootschapsbelasting waren wél terecht afgegeven, aangezien de administratie van 2012 al aan een controle was onderworpen. Daarom oordeelde de rechtbank dat de inspecteur tijdens het boekenonderzoek een informatiebeschikking voor dat jaar kon afgegeven op basis van de bevindingen tot dan toe.
Bron: Rb. Den Haag, 19-9-2018
Een groot deel van de Nederlandse bedrijven heeft tot het laatste moment gewacht met de implementatie van de wijzigingen die per 1 juli 2017 zijn doorgevoerd in de Arbowet. Een maand voor het eindigen van de overgangstermijn voor bestaande contracten op 1 juli 2018 hadden drie op de vijf bedrijven in het MKB de wijzigingen nog niet allemaal geïmplementeerd.
Op 1 juli 2017 is de Arbowet op een aantal punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn onder meer bedoeld om preventie beter te regelen. De belangrijkste wijziging is de invoering van een wettelijk contract voor arbozorg, waardoor werkgevers in een nieuw contract met de arbodienst of de bedrijfsarts verplicht een aantal zaken moeten opnemen. De nieuwe regels voor het basiscontract gelden voor contracten die op of na 1 juli 2017 zijn gesloten of aangepast. Voor contracten die vóór deze datum zijn gesloten, had de werkgever op grond van overgangsrecht tot 1 juli 2018 de tijd om het contract aan te passen aan de nieuwe vereisten.
Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder 774 ‘arbo-beïnvloeders’ is echter gebleken dat veel werkgevers op 1 juni nog niet klaar waren met de implementatie van de wijzigingen van de Arbowet. Vooral het MKB bleef achter: ongeveer 60% van de arbo-beïnvloeders in het MKB was inhoudelijk niet volledig bekend met de wijzigingen in de Arbowet en had zodoende nog niet alle bepalingen doorgevoerd in de organisatie. In grote bedrijven was dit aanmerkelijk beter geregeld, want de overgrote meerderheid van deze werkgevers was wel al klaar met de implementatie van de gewijzigde Arbowet.
Wel gaven vrijwel alle arbo-beïnvloeders van werkgevers die nog het nodige werk hadden te verrichten aan dat zij verwachtten dat de meeste wijzigingen voor 1 juli 2018 zouden zijn doorgevoerd. Voor zover men verwachtte dat dit niet zou lukken, werden gebrek aan prioriteit, tijd, kennis en capaciteit in de organisatie als belangrijkste redenen genoemd.
Bron: AWVN, 21-09-2018
Het kabinet heeft op Prinsjesdag een maatregel aangekondigd die te hoge leningen van bv’s aan hun aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) tegen moet gaan. Leent een ab-houder meer dan € 500.000 van zijn bv, dan wil het kabinet dat het bovenmatige deel als inkomen uit aanmerkelijk belang wordt belast in box 2 van de inkomstenbelasting.
Uit onderzoek blijkt dat veel ab-houders omvangrijke bedragen lenen van hun eigen bv. In 2015 leenden ab-houders in totaal ruim € 51 miljard van hun bv. In ongeveer 23.000 gevallen ging het hierbij om een lening van meer dan € 500.000. Omdat ab-houders op deze manier belastingheffing in box 2 langdurig kunnen uitstellen en soms zelfs kunnen afstellen, wil het kabinet excessieve rekening-courantverhoudingen tussen ab-houders en hun bv ontmoedigen om meer dan € 500.000 te lenen van hun bv. Deze maatregel is op Prinsjesdag tegelijkertijd met het pakket Belastingplan 2019 gepresenteerd. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2019 naar de Tweede Kamer te sturen.
Concreet houdt de maatregel in dat als een ab-houder meer dan € 500.000 leent van zijn eigen bv, al dan niet via een rekening-courantverhouding, het meerdere wordt belast als inkomen uit aanmerkelijk belang. Het kabinet wil deze maatregel per 1 januari 2022 invoeren en een overgangsmaatregel treffen voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen bv. De ingangsdatum van 1 januari 2022 is gekozen om ab-houders ruim drie jaar de tijd te geven om hun excessieve schulden aan hun bv terug te brengen tot maximaal € 500.000. Bovendien kunnen zij in 2019 nog gebruikmaken van de mogelijkheid om de bv een dividenduitkering te laten doen die tegen het huidige box 2-tarief van 25% wordt belast, waarna zij de uitkering kunnen gebruiken om de schuld aan de bv deels af te lossen. In 2020 en 2021 kan dit ook nog, maar dan geldt vermoedelijk een hoger box 2-tarief, aangezien het kabinet dit in twee stappen wil verhogen naar 26,9%.
Bron: MvF, 18-09-2018