Er wordt een kosteloos publiek inlogmiddel ontwikkeld voor het inloggen op het portaal Van Rij is op de hoogte van de aard van bezwaren die ondernemers en de Kamer hebben Wet digitale overheid Het kabinet regelt in het wetsvoorstel Wet digitale overheid dat digitale toegang Bron: MvF 26-01-2023
MijnBelastingdienst Zakelijk. Totdat dit middel beschikbaar is, is eHerkenning voor
ondernemers en organisaties het enige inlogmiddel dat voldoet aan de Europeesrechtelijke
vereisten en daarmee voldoende bescherming van persoonsgegevens biedt om aan de fiscale
aangifteverplichtingen te kunnen voldoen. Staatssecretaris Van Rij schrijft dit in
antwoord op schriftelijke vragen over eHerkenning.
tegen (de kosten van) eHerkenning. Daarom zijn maatregelen getroffen in de vorm van
compensatie van de kosten en in de ontwikkeling van een publiek middel voor ondernemers
dat kosteloos ingezet kan worden bij de Belastingdienst. De beleidsregel voor compensatie
van kosten is met twee jaar verlengd. Staatssecretaris Van Huffelen antwoordde op
schriftelijke vragen over eHerkenning dat de compensatieregeling verlengd wordt totdat
een gratis publiek alternatief middel beschikbaar is.
De Hoge Raad heeft onlangs heeft geoordeeld dat de verplichting om met eHerkenning
aangifte loonheffingen te doen een wettelijke basis heeft en aan die verplichting
kosten mogen worden verbonden, maar deze niet onevenredig hoog mogen zijn. De Hoge
Raad oordeelde ook dat de kosten voor eHerkenning niet onevenredig hoog zijn.
generiek wordt ingericht om versnippering in dienstverlening te voorkomen. Alternatieve
of organisatiespecifieke voorzieningen hoeven zo niet meer te worden doorontwikkeld
en beheerd. Burgers en bedrijven kunnen erop vertrouwen dat zij met de toegelaten
of erkende middelen overal terecht kunnen in het publieke domein. De Belastingdienst
volgt het rijksbrede beleid voor authenticatiemiddelen voor bedrijven en organisaties,
zoals ook opgenomen in de Wet digitale overheid die momenteel in behandeling is bij
de Eerste Kamer. De staatssecretaris meldt dat de Belastingdienst geen eigen inlogmiddel
ontwikkelt.
Het loon van een werknemer, die vertrekt zonder dat dit iets te maken heeft met de Een bedrijf houdt zich bezig met reclame- en marketingadvies, softwareontwikkeling Bron: Rb. Amsterdam 22-12-2022 (gepubl. 25-01-2023)
coronacrisis, moet men uit de toetsloonsom halen om te voorkomen dat de NOW-subsidie
onredelijk laag uitpakt.
en grafisch ontwerp. Deze onderneming vraagt op 6 april 2020 een tegemoetkoming in
de loonkosten aan op grond van de NOW-1. Zij verwacht namelijk een omzetverlies van
82% over de periode maart tot en met mei 2020. Het UWV kent de onderneming op 10 april
2020 een tegemoetkoming van € 67.560 toe, waarvan € 54.045 als voorschot is betaald.
Bij deze tegemoetkoming is het UWV uitgegaan van de loonsom van het bedrijf in januari
2020. Bij het maken van de definitieve berekening van de tegemoetkoming komt het UWV
op een lager bedrag uit. Dat komt niet alleen doordat het bedrijf in werkelijkheid
maar 67% omzetverlies leidt. Daarnaast speelt een rol dat de loonsom van het bedrijf
is gedaald in de subsidieperiode. Een werknemer is namelijk per 1 februari 2020 uit
dienst getreden.
De desbetreffende werknemer was echter al vertrekkende zonder dat dit enige relatie
tot de coronacrisis had. De werkgever vindt daarom dat het UWV niet zo’n grote vermindering
heeft mogen toepassen op de NOW-1-tegemoetkoming. Rechtbank Amsterdam is het met haar
eens. Bij een daling van de loonsom mag het UWV de NOW verminderen. Maar daarbij moet
het UWV wel een belangenafweging maken. In deze zaak is bij de definitieve subsidie
de volledige loonsom van de weggevallen loondoorbetalingsverplichting in mindering
gebracht zonder rekening te houden met het omzetverlies. In het voorschot is de loonsom
wel met het percentage omzetverlies vermenigvuldigd. De werkgever moet per saldo meer
subsidie over deze loonsom terugbetalen dan in het voorschot aan subsidie is opgenomen
en betaald. Dat is niet evenredig en past evenmin bij de doelstelling van de NOW-1.
De rechtbank verplicht het UWV om in de nieuwe berekening het loon van de vertrekkende
werknemer uit de loonsom van januari 2020 te halen. Het UWV mag wel rekening houden
met het gegeven dat vanaf 1 februari 2020 de loonsom is gedaald. Een werkgever heeft
geen recht op subsidie voor het loon van een werknemer die al voor aanvang van de
subsidieperiode uit dienst was.
Nieuwe werknemers moeten uiterlijk op de eerste werkdag bepaalde gegevens aan de werkgever Er geldt een soepel standpunt bij de hoofdregel als de werkgever aan kan tonen dat Herstellen van toegepast anoniementarief Als de werknemer niet zijn volledige of juiste gegevens heeft gegeven, zoals zijn Tot en met 2022 De werkgever mag tot en met 2022 de eerdere inhouding op basis van het anoniementarief Vanaf 2023 Vanaf 2023 mag de werkgever na ontvangst van de volledige/juiste gegevens, de eerdere Voorbeeld Nieuwsbrief Loonheffingen: 11. Toepassen van anoniementarief Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 26-01-2023
verstrekken, zoals het burgerservicenummer (BSN). Zonder deze gegevens moet de werkgever
volgens de hoofdregel het anoniementarief toepassen.
het ontbreken van het BSN buiten zijn of de werknemers invloedssfeer ligt. De werkgever
hoeft dan het anoniementarief niet toe te passen. Bij twijfel kan de werkgever de
Belastingdienst vragen om toestemming. Stuur hiervoor een schriftelijk verzoek naar
het belastingkantoor.
naam, adres of BSN, moet de werkgever het anoniementarief van 52% toepassen. Als de
werknemer in de loop van het jaar alsnog de volledige/juiste gegevens aanlevert, past
de werkgever vanaf dat moment het reguliere tarief toe.
niet herstellen. De werknemer kan deze inhouding later verrekenen via zijn aangifte
inkomstenbelasting. Dit kan voor hem leiden tot een teruggaaf.
inhouding van het anoniementarief wel herstellen. Dit kan alleen binnen hetzelfde
kalenderjaar. De werkgever moet dan correcties voor de eerdere aangiften van dat jaar
verzenden.
Een werknemer komt op 1 maart in dienst. Hij verstrekt geen BSN. De werkgever past
daarom het anoniementarief van 52% toe. Zijn bruto maandloon is € 1.000. De werkgever
heeft van maart tot en met juli telkens € 520 ingehouden. Begin augustus geeft de
werknemer alsnog zijn BSN. Vanaf de eerstvolgende loonbetaling past de werkgever de
tijdvaktabel toe. De inhouding bij een maandloon van € 1.000 is (indicatief als voorbeeld)
€ 8. De werkgever mag correcties verzenden voor de tijdvakken maart tot en met juli
bij de aangifte over augustus. Die correcties houden in dat de werkgever voor die
vijf aangiften € 520 – € 8 = € 512 kan verrekenen met de aangifte over augustus. Dit
bedrag van (5 x € 512 =) € 2.560 verrekent de werkgever netto met de werknemer.
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waardoor niet-bezwaarmakers De Belastingdienst heeft een groot aantal verzoeken om ambtshalve vermindering van waarop ten tijde van de dagtekening van dit besluit nog geen beslissing is genomen Kunnen degenen wiens aanslag inkomstenbelasting over het kalenderjaar 2017 of 2018 Kabinet verwacht geen rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers In een Kamerbrief benadrukt staatssecretaris Van Rij dat de Hoge Raad in zijn arrest Koepelorganisaties De NOB, het RB, het SRA en de NOAB adviseren hun adviseurs om voor hun klanten bezwaar Bron: MvF 25-01-2023, besluit en 27-01-2023, Kamerbrief; NOB, RB, SRA, NOAB 24-01-2023
tegen de box 3-heffing meedoen in de massaal bezwaar plus-procedure voor de kalenderjaren
2017 tot en met 2020.
op 24 december 2021 reeds onherroepelijk vaststaande aanslagen inkomstenbelasting
over de kalenderjaren 2017 tot en met 2020 ontvangen. Daarnaast is een groot aantal
bezwaarschriften ingediend tegen de afwijzing van deze verzoeken om ambtshalve vermindering.
Het gaat verzoeken van belastingplichtigen aan wie geen rechtsherstel is geboden aangezien
zij niet meeliepen in de massaal bezwaarprocedure die uiteindelijk resulteerde in
het Kerstarrest.
Met het oog op een efficiënte en eenduidige afdoening wijst de staatssecretaris deze
verzoeken om ambtshalve vermindering en bezwaarschriften tegen de afwijzing daarvan
die betrekking hebben op de in onderdeel 2 vermelde rechtsvragen aan als massaal bezwaar
plus.
Het gaat om verzoeken:
of uitspraak is gedaan of die tijdig worden ingediend tot en met de dag voorafgaande
aan de dag waarop de in art. 9.7 lid 4 Wet IB 2001 bedoelde collectieve beslissing
en collectieve uitspraak wordt gedaan; en met de volgende rechtsvraag:
of 2019 of 2020 reeds onherroepelijk vaststond op 24 december 2021 (de niet-bezwaarmakers)
wegens strijd met supranationale bepalingen, zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend
artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM of artikel 14 EVRM, of strijd met nationale
regelingen of strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals bijvoorbeeld
maar niet uitsluitend het evenredigheidsbeginsel of het gelijkheidsbeginsel, een beroep
doen op het Kerstarrest van de Hoge Raad?
van 20 mei 2022 duidelijk heeft aangegeven dat voor niet-bezwaarmakers geen recht
bestaat op een op rechtsherstel gerichte box 3-compensatie. Het kabinet verwacht daarom
niet dat de nieuwe procedure alsnog voor niet-bezwaarmakers rechtsherstel zal opleveren.
De procedure ‘massaal bezwaar plus’ is bedoeld om de procedures die niet-bezwaarmakers
– ondanks het arrest van 20 mei 2022 – toch willen voeren, ordentelijk en zo min mogelijk
belastend voor alle betrokkenen te laten verlopen. Als de rechtsvraag in de procedure
‘massaal bezwaar plus’ onherroepelijk is beantwoord, zal de inspecteur met inachtneming
van de wettelijke bepalingen een collectieve beslissing nemen op de ingediende verzoeken
tot ambtshalve vermindering en een collectieve uitspraak op de ingediende bezwaarschriften.
te maken tegen de IB-aanslagen 2021 en 2022 als het werkelijk behaalde rendement van
de belastingplichtige (sterk) afwijkt van het door de Belastingdienst berekende box
3-inkomen en/of als bij toepassing van de spaarvariant een gewijzigde partnerverdeling
gunstiger is dan hetgeen de Belastingdienst toepast. De Belastingdienst is weer begonnen
met vaststellen van definitieve aanslagen waarin box 3-inkomen is opgenomen. De Belastingdienst
berekent het box 3-inkomen zowel volgens het systeem van de wet zoals deze ook al
gold voordat het Kerstarrest werd gewezen als ook volgens de zogenoemde forfaitaire
spaarvariant. Het laagste van deze twee wordt op de definitieve aanslag toegepast.
De Hoge Raad bevestigt dat goodwill moet zijn gekocht, wil het een bezitting zijn Een bv koopt op 15 december 2016 41% van de certificaten van aandelen in een houdstermaatschappij Bron: Hoge Raad 27-01-2023
bij het toetsen of een lichaam kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon.
van een groep. De werkzaamheden van deze groep bestaan uit het verhuren van opslagruimte
(self-storage) en het verhuren van miniboxen voor opslag. De aandeelhouder van de
bv is de zoon van de enig aandeelhouder van de vennootschap die de certificaten heeft
verkocht. In deze situatie komt de vraag op of de houdstermaatschappij kwalificeert
als een onroerende zaak voor de overdrachtsbelasting. Meer specifiek gaat het om de
vraag wat het aandeel is van de onroerende zaken in de totale bezittingen. Hierbij
is vooral in geschil of de goodwill, die is toe te rekenen aan de verkregen onderneming,
in dit verband kwalificeert als een bezitting. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat dit
niet het geval is. Daarop gaat de bv in cassatie.
De Hoge Raad redeneert als volgt. De wetgever is ervan uitgegaan dat in dit verband
de evenredige toerekening van bezittingen en schulden van de desbetreffende deelneming
moet plaatsvinden aan de hand van de geconsolideerde balans van de rechtspersoon en
de deelneming. Dat wijst erop dat uitsluitend op de balans opgenomen actiefposten
meetellen als bezittingen. Dat de fiscale balans hierbij bepalend is, sluit aan bij
de werking van de voorganger van de Wet belastingen van rechtsverkeer, de Registratiewet
1917. Volgens de regels van goedkoopmansgebruik was het volgens de wetgever geoorloofd
op die balans gekochte goodwill op te nemen. Daardoor kwalificeert zelf gekweekte
goodwill in dit verband niet als een bezitting. Als voor de toetsing niet op de fiscale
balans vermelde goodwill ook zou meetellen, zou men bij elke overdracht van aandelen
in een onroerendezaakrechtspersoon een berekening van die goodwill moeten maken. De
Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de bv ongegrond.