Inloggen

Archief

Algemene prijsdaling niet maatgevend voor WOZ

Hof Den Haag heeft in een recente uitspraak aangegeven dat algemene prijsdalingen op de woningmarkt niet maatgevend zijn bij de beoordeling van de waarde van een woning voor de toepassing van de Wet WOZ.
De zaak betreft een monumentenpand, een ambachtshuis uit 1600, waarvan de gemeente Bernisse de WOZ-waarde per 1 januari 2011 had vastgesteld op € 1.154.000. De eigenaar van het pand was het hier niet mee eens. Allereerst stelde hij dat de voorgenomen bouw van appartementen tegenover het ambachtshuis tot een aanzienlijk lagere waarde moest leiden. Naar zijn oordeel zou een waarde van € 750.000 reëler zijn. Rechtbank Rotterdam maakte hier korte metten mee. De eigenaar had naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de bouwplannen zouden leiden tot de voorgestelde lagere waarde. Hierbij betrok de rechtbank ook dat de heffingsambtenaar van de gemeente in een taxatierapport van 2 januari 2013 tot een nog hogere waardering (€ 1.421.000) van de woning komt. De eigenaar van het pand gaat in hoger beroep bij Hof Den Haag waar hij ook nog aanvoert dat de WOZ-waarden in de afgelopen jaren binnen een bandbreedte van € 797.000 (2004) tot € 1.204.000 (2009) hebben gelegen en dat daarom, gelet ook op de huidige, dalende markt van onroerende zaken, de aanmerkelijk hogere getaxeerde waarde van de woning van € 1.421.000 onbegrijpelijk is. Voor het hof is dat echter geen reden om de vastgestelde waarde van € 1.154.000 te hoog te achten. In de eerste plaats bevindt die waarde zich binnen de genoemde bandbreedte. In de tweede plaats kan, aldus het hof, de waarde van de woning op waardepeildatum niet herleid worden uit de in eerdere taxatierondes naar eerdere waardepeildata vastgestelde waarden. Dit geldt ook indien sprake is van dalende woningprijzen. Algemene prijsdalingen op de woningmarkt zijn niet maatgevend bij de beoordeling van de waarde van de woning voor de toepassing van de Wet WOZ. Naar het oordeel van het hof heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning op waardepeildatum niet lager is dan € 1.154.000. Bron: Hof Den Haag 2-07-2014

Werkverdringing in het vervoer

De bonden maken zich zorgen over een toenemende verdringing van betaalde banen in het stads-, streek en (contract)taxivervoer door de inzet van onbetaalde vrijwilligers of uitkeringsgerechtigden. FNV Bondgenoten is hiervoor een meldpunt begonnen (www.meldpuntwerkverdringing.nl).
De bond noemt enkele praktijkvoorbeelden, zoals een samenwerking tussen gemeenten en twee taxibedrijven in Twente waarbij jongeren met behoud van uitkering ervaring opdoen. De tarieven voor de ritten met deze ‘Smartcab’ zijn echter 60% lager dan ritten van gewone taxibedrijven. Andere voorbeelden zijn zogenoemde Wensbussen in Limburg die gereden worden door vrijwilligers. Het plan van de gemeenten was ook om mensen met een WW-uitkering in te zetten, maar daar was het UWV op tegen. Volgens de vakbond gebeurt het steeds vaker dat werknemers hun baan verliezen maar hun werk later gedaan zien worden door vrijwilligers. Ook ontvangt de bond in toenemende mate klachten van uitkeringsgerechtigden die onder het mom ‘werkervaring opdoen’ verplicht worden met behoud van uitkering werkzaamheden in een reguliere functie te gaan verrichten. Volgens de bond zijn er betere alternatieven voor handen waarbij wél betaalde banen worden gehandhaafd, zoals re-integrerende werknemers inzetten op buslijnen of taxidiensten waar relatief weinig passagiersaanbod is. Ook vanuit commerciële hoek krijgt men in taxivervoer te maken met verdringing. CNV Vakmensen noemt het voorbeeld van de nieuwe taxidienst UberPOP. Het gaat om een commercieel bedrijf, dat particulieren wil inzetten om met hun eigen auto klanten te vervoeren. Daar de ritprijs ongeveer de helft bedraagt van een normale taxirit, kan dit grote gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in de taxibranche. De vraag is ook hoe het zit met de kwaliteit, de veiligheid en de aansprakelijkheid. De chauffeurs zijn volgens de bond bijbeuners, die geen taxipas hebben en niet zijn opgeleid om dit werk te doen. Bron: CNV Vakmensen, 30-07-2014; FNV Bondgenoten, 24-07-2014

Zonder medische verwijzing kosten kuuroord niet aftrekbaar

Een belastingplichtige die een behandeling voor rugklachten in een Servisch kuuroord in aftrek wilde brengen vangt bot bij Hof Den Haag. Zonder een verwijzing door een (BIG-geregistreerde) arts kan er volgens het hof geen sprake zijn van aftrek.
De belastingplichtige was voor 2009 een aanslag IB opgelegd over een belastbaar inkomen van € 17.658. Bij zijn aangifte had hij een persoonsgebonden aftrek opgevoerd van € 5.000 die door de inspecteur is geweigerd. De aftrek had betrekking op uitgaven voor genees- en heelkundige hulp van € 7.188 (na aftrek van drempel van € 506) voor hem en zijn echtgenoten, waarvan hij een bedrag van € 5.000 aan zichzelf had toegerekend. De uitgaven zien op een behandeling voor hem en zijn echtgenote in een kuuroord in Servië, waar ook bepaalde therapeutische behandelingen worden gegeven. Een verwijzing van een arts heeft de man echter niet, wel beschikte hij over een brief van zijn huisarts uit 2012 waarin deze aangeeft dat hij de man in de jaren 2009,2010, 2011 en 2012 heeft verwezen naar het kuuroord. Ook beschikt hij over een verklaring van een arts uit het kuuroord dat hij daar in 2009 is behandeld. Omdat uit de brief van de huisarts niet kan worden opgemaakt welke medische behandeling diende plaats te vinden en of er een terugkoppeling is geweest tussen de huisarts en de arts van het kuuroord, oordeelt Rechtbank Den Haag dat de aftrek terecht is afgewezen. Ook in hoger beroep bij Hof Den Haag heeft de man geen succes. Het hof overweegt dat de behandelingen in het kuuroord in ieder geval plaats moeten vinden op voorschrift van een arts, waaronder naar het oordeel van het hof een arts naar Nederlandse begrippen, derhalve een BIG-geregistreerde medicus, moet worden verstaan. Volgens het hof heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van behandelingen op voorschrift van een arts en onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een arts of andere medisch geschoolde hulpverlener. Bovendien is het attest van de huisarts van later datum dan het bezoek aan het kuuroord. Ook is niet gebleken dat de activiteiten die hij in het kuuroord heeft ondergaan plaatsvonden onder omstandigheden waarin gezonde personen soortgelijke activiteiten niet plegen uit te oefenen. Bron: Hof Den Haag 15-07-2014

Zelfstandigen Bouw: geen avv voor cao-schilders

Zelfstandigen Bouw heeft minister Asscher van Sociale Zaken maandag verzocht de cao voor schilders niet algemeen verbindend te verklaren. Volgens hen is de cao in strijd met de wet en sluit de cao een grote groep zzp-schilders uit van werk.
Volgens de cao mogen schilderbedrijven alleen zzp-schilders inhuren die een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben. Volgens de organisatie van zzp’ers in de bouw dwingt men daarmee indirect zzp-schilders, die niet onder de cao vallen, zo’n verzekering af te sluiten. Dat is volgens voorzitter Charles Verhoef van Zelfstandigen Bouw in strijd met de vrijheid van het verbintenissenrecht. In een brief aan de bewindsman wijst hij er bovendien op dat veel zzp’ers geen verzekering kunnen afsluiten. Dat geldt voor 45-plussers, zzp’ers die niet helemaal gezond zijn of mensen die in het verleden ernstige gezondheidsproblemen hebben gehad. Zij worden doorgaans door verzekeraars geweigerd. De cao-bepaling sluit hen dus uit van werk. Ook legt de cao zzp’ers de verplichting op zich aan te sluiten bij het pensioenfonds van de schilders BPF. Maar die verplichting staat momenteel ter discussie en op dit punt kan de cao volgens Zelfstandigen Bouw strijdig zijn met de pensioenregels. Bron: Zelfstandigen Bouw, 28-07-2014

Bij uitbesteding deel werkzaamheden kan WBSO van toepassing zijn

De ontwikkeling van technisch nieuwe programmatuur valt onder reikwijdte WBSO. Maar wat als nu een onderdeel van die werkzaamheden, het programmeerwerk zelf, wordt uitbesteed. Is dan nog de WBSO van toepassing? Worden bij het programmeren de technische knelpunten opgelost en nieuwe programmatuur ontwikkeld, of is dat in de fasen daarvoor en is programmeren niet meer dan het uitvoeren van een eerdere fasen ontwikkeld ontwerp. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven komt tot het oordeel dat bij ‘hedendaagse softwareontwikkeling’ het maken van het ontwerp en het gebruik ervan in de test- en acceptatiefase het meest wezenlijke en technische deel vormt.
NS Groep en NS Reizigers hebben in 2011 en 2012 aanvragen voor het jaar 2012 voor de WBSO en RDA ingediend voor twee projecten. Beide projecten betreffen de ontwikkeling van programmatuur, waarbij het programmeerwerk zelf wordt uitbesteed. Het gehele voortraject, bestaande uit het ontwerp van het programma en alle relevante werkzaamheden die hiermee gepaard gaan, wordt door NS zelf verricht. Juist omdat het programmeerwerk wordt uitbesteed, zoals ook bij een controle blijkt, heeft de inspecteur de aanvragen in 2012 afgewezen. Tegenover het College van Beroep stelt het ministerie van Economische Zaken dat projecten in aanmerking komen voor de WBSO en RDA indien sprake is van technisch nieuwe programmatuur, waarbij laatstgenoemde zo dient te worden uitgelegd dat sprake dient te zijn van het oplossen van knelpunten bij het omzetten van het ontwerp van een systeem naar de feitelijke programmatuur. Door de uitbesteding van die omzetting aan derden, wordt volgens de minister niet voldaan aan deze voorwaarde. Naar het oordeel van het College wordt de maatstaf, zoals gehanteerd door Economische Zaken, echter te beperkt uitgelegd. Ook in de fase voorafgaand aan het daadwerkelijk programmeren (derhalve coderen) kan, zoals NS ook aangeeft, sprake zijn van het oplossen van technische knelpunten met betrekking tot de ontwikkeling van technisch nieuwe programmatuur. Een programmeur kan dan op basis van een gedetailleerd ontwerp een stuk software bouwen, zonder daarbij technische knelpunten op te lossen. Bij softwareontwikkeling heeft in de loop van de tijd een ontwikkeling plaatsgevonden van ‘ouderwets programmeren’ naar de ‘hedendaagse softwareontwikkeling’. Het maken van het ontwerp en het gebruik ervan in de test- en acceptatiefase vormt daarbij het meest wezenlijke en technische deel. Het College van Beroep concludeert dat de besluiten waarmee de aanvragen WBSO en RDA zijn afgewezen een deugdelijke motivering missen. De besluiten kunnen niet in stand blijven. De minister van Economische Zaken zal opnieuw op de bezwaren en aanvragen van belanghebbende moeten beslissen. Bron: CBb 10-07-2014

© lArcade 2024