Om in 2030 over te kunnen gaan tot invoering van een kilometerheffing, zijn diverse Voor betalen naar gebruik moet worden bepaald wat een automobilist per kilometer moet Verkenning gevolgen Betalen naar Gebruik voor autoreizen naar het buitenland Op 26 juni 2023 heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) de ‘Verkenning Planning internetconsultatie en wetsvoorstel Het kabinet gaat de uitkomsten van de onderzoeken meenemen bij het maken van de keuze Bron: MvF 26-06-2023
onderzoeken gedaan. Op 26 juni 2023 zijn de uitkomsten van de onderzoeken gepubliceerd
over de invulling van het kilometertarief, effecten op autobelastingen en inkomenseffecten
van autobezitters bij gebruik van de kilometerteller voor registratie van het aantal
gereden kilometers.
gaan betalen. In het najaar van 2022 is onderzoek gedaan naar de effecten van verschillende
opties voor de tariefstructuur. De nu gepubliceerde uitkomsten naar de opties voor
de tariefstructuur actualiseert het onderzoek uit 2022. Verschillende mogelijkheden
voor tarieven zijn onderzocht zoals kilometertarieven die afhankelijk zijn van het
gewicht van de auto en of een auto elektrisch is of niet. Ook zijn de uitkomsten gepubliceerd
van het vervolgonderzoek naar het nalevingsgedrag. Voor het bepalen van het aantal
gereden kilometers zijn verschillende mogelijkheden. Het rapport geeft meer inzicht
in de fraudegevoeligheid van kilometerregistratie op basis van de kilometerteller
van de auto.
van de gevolgen van Betalen naar Gebruik voor autoreizen naar het buitenland’ gepresenteerd.
Er is onderzocht in hoeverre het Nederlandse autogebruik in het buitenland zal dalen
door invoering van een kilometerheffing. De mate van daling is moeilijk in te schatten.
Mogelijk gaan minder mensen naar het buitenland of nemen de bus, trein of vliegtuig.
Bij reizen per vliegtuig neemt de CO2-uitstoot toe maar andere gedragsveranderingen leiden juist weer tot een daling van
de CO2-uitstoot per reis. KiM heeft daarom het netto-effect van betalen naar gebruik op
de CO2-uitstoot van buitenlandse verplaatsingen niet kunnen inschatten.
voor de invulling van betalen naar gebruik. Zodra alle besluiten zijn genomen, start
een internetconsultatie over de wetgeving voor betalen naar gebruik. In het voorjaar
2024 wordt vervolgens het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.
Het vormen en in stand houden van een reservefonds voor een VvE is wettelijk verplicht. Een appartementseigenaar betaalt maandelijks servicekosten aan de vereniging van eigenaren Bron: HR 23-06-2023
Dat doet volgens de Hoge Raad echter niets af aan de wijze waarop dit vermogensrecht
moet worden gerekend tot box 3 van de appartementseigenaar.
(VvE) van een appartementencomplex. Zijn appartementsrecht kwalificeert als eigen
woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Een deel van de servicekosten wordt
toegevoegd aan een reservefonds voor toekomstig onderhoud van het appartementencomplex.
De inspecteur heeft bij de aanslagregeling IB/PVV 2017 € 9.408 in de rendementsgrondslag
van box 3 begrepen als het aan de appartementseigenaar toe te rekenen aandeel in het
reservefonds van de VvE.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het lidmaatschap van een VvE een vermogensrecht
is dat volgens art. 5.3 lid 2 letter f Wet IB 2001 als bezitting in box 3 in aanmerking
wordt genomen voor de waarde in het economische verkeer.
In cassatie houdt de beslissing van Hof Arnhem-Leeuwarden stand. Anders dan de appartementseigenaar
betoogt, heeft de wijziging van art. 5:126 lid 1 BW geen verandering gebracht in de
aard van dat reservefonds voor box 3. De wijziging van art. 5:126 lid 1 BW betreft
de plicht van een VvE om een reservefonds te vormen en in stand te houden. Deze wijziging
heeft ook geen gevolgen voor de manier waarop de waarde in het economische verkeer
van het reservefonds moet worden bepaald. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep
ongegrond.
Ondernemers die bijdragen aan de bestrijding van de klimaatverandering of aan de transitie Om voor de groene DHI-subsidie in aanmerking te komen moet de technologie, het product beperken van de snelheid van klimaatverandering aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen transitie naar een circulaire economie preventie en bestrijden van vervuiling beschermen en herstellen van biodiversiteit en ecosystemen In het Toetsingskader groene projecten staan voorbeelden van activiteiten of maatregelen Bron: RVO, 19-06-2023
naar de circulaire economie, kunnen daarvoor een subsidie aanvragen. Deze groene subsidie
voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereiding is aan
te vragen voor ondernemers die met technologie, producten of diensten bijdragen aan
de vergroeningsdoelen.
of de dienst van de onderneming bijdragen aan één of meer van de volgende vergroeningsdoelen:
die bijdragen aan deze doelen. Projecten die voldoen aan de voorwaarden, kunnen tot
70% van de subsidiabele kosten vergoed krijgen. Voor meer informatie heeft RVO een
DHI-pagina over de groene DHI-subsidie.
Het besluit tot intrekking en terugvordering van een toegekende WW-uitkering door Een manager werkt van 1 februari 2019 tot 1 september 2020 voor een onderneming. Op Bron: Rb. Limburg 07-06-2023 (gepubl. 19-06-2023)
het UWV is een belastend besluit. Het is daarom aan het UWV om feiten aan te dragen
waarmee het aannemelijk wordt dat er geen arbeidsovereenkomst is geweest.
31 augustus hebben de manager en de werkgever een vaststellingsovereenkomst gesloten
om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Economische omstandigheden
en een niet op te lossen verschil van mening zijn de belangrijkste redenen. De manager
heeft een WW-uitkering gekregen. Later herziet het UWV het besluit voor de WW-uitkering.
Bij Rechtbank Limburg is in geschil of de manager een arbeidsovereenkomst heeft gehad.
Met name is in geschil of sprake is geweest van een gezagsverhouding.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een besluit tot intrekking en terugvordering
van de eerder aan de manager toegekende WW-uitkering. Omdat dit een belastend besluit
is, moet het UWV feiten aandragen om aannemelijk te maken dat er geen arbeidsovereenkomst
is geweest. Volgens de rechtbank is het UWV niet geslaagd in haar bewijsvoering.
Aan het UWV kan worden toegegeven dat diverse door het UWV genoemde elementen twijfel
oproepen voor wat betreft de positie van de manager binnen de onderneming. De rechtbank
is het met het UWV eens dat de financiële verstrengeling tussen de onderneming en
de eigen bedrijven van de manager vraagtekens oproept. Ook zijn er verklaringen van
derden dat de manager meer zeggenschap heeft gehad dan hij heeft doen voorkomen. Daarmee
heeft het UWV weliswaar twijfel gezaaid, maar nog niet aannemelijk gemaakt dat de
manager feitelijk leiding heeft gehad bij de onderneming en niet in een gezagsverhouding
stond tot de formele bestuurders van de onderneming.
Volgens de rechtbank is voor het beoordelen van de gezagsverhouding ook nodig om inzicht
te hebben in de exacte functieomschrijving van de manager. Deze ontbreekt. Ook is
inzicht nodig in de verhouding tussen de manager en de onderneming. Hoe hebben ze
uitvoering gegeven aan hun rechtsverhouding en daaraan inhoud gegeven? Dit is met
name relevant omdat het hier lijkt te gaan om een rechtsverhouding tussen voormalige
vrienden/kennissen, die eerder niet op ondergeschikte wijze met elkaar hebben samengewerkt.
De rechtbank verklaart het beroep van de manager gegrond.
Vanaf 4 juli 2023 kunnen ondernemers hun bankrekeningnummer niet meer wijzigen op
het oude ondernemersportaal Persoonlijk Domein voor Ondernemers (PDO) bij de Belastingdienst.
Het PDO wordt geleidelijk beëindigd.