Inloggen

Archief

Fiscus mag camerabeelden KLPD gebruiken

Met een verklaring geen privégebruik kan men onder de bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikkingsgestelde auto uitkomen. Dit moet men onderbouwen met een sluitende kilometeradministratie. Ter controle maakt de fiscus gebruik van verschillende gegevens, waaronder ANPR-gegevens van het Korps landelijke politiediensten. Dat mag, zo bevestigde onlangs Hof Den Bosch.
De inspecteur had in deze zaak, aan de hand van ANPR-gegevens (Automatic Number Plate recognition) van het Korps landelijke politiediensten geconstateerd dat de aan de werknemer ter beschikking gestelde auto dertien maal op de A2 was gesignaleerd, op dagen waarop volgens de kilometeradministratie de auto of elders was of helemaal niet met de auto werd gereden. Een naheffingsaanslag voor de werknemer is het gevolg. Deze laat het er niet bij zitten en gaat in bezwaar en beroep. Een grief richt zich op het gebruik van de ANPR-gegevens. Dit is volgens de werknemer in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens, de richtlijnen van het College Bescherming Persoonsgegevens en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Maar hierin krijgt hij het hof niet aan zijn zijde. Niet alleen heeft de inspecteur voldoende wettelijke grondslag om deze gegevens te gebruiken en te bewaren. Ook is het proportioneel gezien het doel: in het kader van de belastingheffing controleren van rittenadministraties. Het alternatief zou zijn dat de Belastingdienst investeert in dure technieken en mogelijk een groter beslag aan ambtenaren voor de controle. Ook gebruikt de Belastingdienst niet alle ANPR-gegevens: 60% wordt direct vernietigd en slechts 40% bewaard voor controledoeleinden. Hiermee wordt voldaan aan het op basis van objectieve criteria selecteren van de informatie voor de controle. Bron: Hof Den Bosch 27-03-2015

Mantelzorgers verzuimen meer

Uit het SCP-rapport ‘Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk’ blijkt dat het percentage werkenden met mantelzorgtaken de afgelopen jaren is toegenomen. Volgens het onderzoek zijn mantelzorgers niet minder gaan werken dan andere werknemers , maar na verloop van tijd verzuimen ze wel meer.
Het aantal werkenden dat hulpbehoevende naasten helpt, is toegenomen. In 2004 betrof dit 13% van de werkenden. Acht jaar later was dit percentage toegenomen tot 18%. De meeste werkenden verlenen geen omvangrijke zorg. In 2012 betrof het in de helft van de gevallen maximaal twee uur mantelzorg per week, bij een kwart twee tot vier uur en bij nog eens een kwart betrof het intensieve zorg van meer dan vier uur per week. Vooral vrouwen van 45 tot 65 jaar verlenen mantelzorg. In 2004 verleende 25% van de vrouwelijke werknemers mantelzorg. In 2012 bedroeg dit percentage 34%. Ook onder deeltijders met een werkweek tot 28 uur vindt men veel mantelzorgers. Bij mensen met een werkweek tot 20 uur steeg het percentage mantelzorgers tussen 2004 en 2012 van 18% naar 28%. Bij werknemers met een werkweek van 20 tot 28 uur steeg in dezelfde periode het percentage van 18% naar 26%. Volgens de onderzoekers brengen mensen die mantelzorg verrichten hun werkweek niet meer terug dan andere werkenden. 9% van de mantelzorgers is korter gaan werken en 4% stopte geheel met werken. Onder de niet-mantelzorgers is dit percentage in dezelfde periode respectievelijk 9% en 3%. Ook bij langdurige mantelzorg korten mantelzorgers hun werkweek niet vaker in dan anderen. Alleen intensieve zorg van meer dan vier uur per week is aanleiding om meer dan anderen korter te gaan werken (17% werkt minder uren, 7% stopt met werken). Maar ook hier blijven de meeste mantelzorgers evenveel uren werken. De hulp gaat dus ten koste van de vrije tijd, zo concluderen de onderzoekers. Het verlenen van mantelzorg door werkenden leidt volgens de onderzoekers tot een verhoogd risico op langdurend verzuim, vooral bij aanhoudende zorg. Die groei van het verzuim komt vermoedelijk voort uit de zorgsituatie zelf, die op zich al belastend is, in combinatie met werk en geringere vrije tijd. De ervaren gezondheid van werkenden verandert in het algemeen niet als ze met hulp beginnen, maar bij intensieve zorg intensief hebben mantelzorgers binnen twee jaar wel een slechtere gezondheid. De omvang van de werkweek maakt daarbij niet uit. Werkende mantelzorgers hebben wel een groter risico op langdurend verzuim. Vooraf was 10% van hen minstens twee weken achtereen in een jaar ziek geweest, erna 18%. Vooral onder mantelzorgers die al minstens twee jaar helpen, stijgt het percentage dat langdurend ziek was (van 11% naar 24%). Bron: SCP 24-03-2015

Dwangsom voor de inspecteur

Doordat de inspecteur zich niet aan de wettelijke termijn van zes weken heeft gehouden voor het doen van uitspraken op bezwaar, wordt een dwangsom opgelegd. Dat de belastingplichtige geen informatie heeft verstrekt is volgens Hof Den Bosch geen reden om de bezwaren aan te houden.
Via een tipgever ontvangt de inspecteur informatie dat een belastingplichtige banktegoeden in het buitenland aanhoudt. De man geeft over één buitenlandse bankrekening openheid van zaken, maar volgens de inspecteur beschikt de belastingplichtige ook nog over andere buitenlandse banktegoeden. Over de jaren 2001 tot en met 2009 worden navorderingsaanslagen IB opgelegd. In november 2012 heeft de inspecteur al een informatiebeschikking opgelegd, waartegen de belastingplichtige bezwaar aantekent. Ook tegen de opgelegde (navorderings)aanslagen tekent de belastingplichtige tijdig bezwaar aan. De inspecteur stapt naar de civiele rechter om de informatie los te krijgen. De civiele rechter veroordeelt de belastingplichtige tot het binnen zeven dagen verstrekken van de gewenste informatie op straffe van een dwangsom. De belastingplichtige verstrekt nadere gegevens over de eerder genoemde buitenlandse bankrekening, maar weigert meer informatie te verstrekken. Als de inspecteur de termijn voor het doen van uitspraken op bezwaar laat verstrijken, stelt de belastingplichtige de inspecteur in gebreke. Ook stelt hij beroep in bij de belastingrechter wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren tegen de aanslagen. De inspecteur stelt dat hij niet gehouden is aan de wettelijke termijn van zes weken, omdat hij de opgevraagde informatie nog niet heeft ontvangen. Het hof stelt de belastingplichtige echter in het gelijk. De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen namelijk opgelegd voordat de informatiebeschikking definitief is geworden. Daarmee is de informatiebeschikking komen te vervallen en is omkering van de bewijslast niet meer mogelijk. Ook het feit dat de inspecteur de navorderingsaanslagen voortvarend moest opleggen op basis van het Passenheim-van Schootarrest van het Europese Hof, rechtvaardigt niet dat de inspecteur zich niet aan de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak hoeft te houden. Kortom, de inspecteur heeft geen goede gronden om de uitspraken op bezwaren aan te houden en later dan de wettelijke termijn uitspraak te doen. De inspecteur heeft zijn bevoegdheid misbruikt door de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar op te schorten. Omdat de inspecteur nog altijd geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan veroordeelt het hof de inspecteur tot een dwangsom van € 68.040. Daarnaast moet de inspecteur alsnog binnen twee weken uitspraak op bezwaar doen. Doet hij dit niet dat kan hij een dwangsom verschuldigd worden van maximaal € 1.620.000 (€ 54.000 per dag). Bron: Hof Den Bosch 26-02-2015

Betere communicatie bij bijzonder beheer gewenst

Banken schieten vaak tekort in de communicatie naar hun MKB-klanten bij een bijzonder beheertraject. Dit blijkt uit een verkennend onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) naar de bijzonder beheerafdelingen van banken.
Aanleiding voor de verkenning waren signalen van ondernemers die de AFM heeft ontvangen. Vaak zijn zij ontevreden over de overdracht naar bijzonder beheer, de maatregelen die bijzonder beheer neemt, de manier waarop ze worden benaderd en de mate waarin de bank bereid is financiering te (blijven) verstrekken. AFM constateert geen onredelijke maatregelen van de zijde van de banken. Volgens de toezichthouder gaan de banken niet te snel over tot bijzonder beheer, het opzeggen van de kredietrelatie of het aansturen op faillissement. Wel verschillen de verwachtingen van banken en klanten. Banken willen met bijzonder beheer het kredietrisico beheersen. Ondernemers ervaren echter de (voor hen kostenverhogende) maatregelen als belemmerend en onterecht. Dat banken maatregelen nemen om hun kredietrisico te beperken is volgens AFM begrijpelijk. Echter rekening houden met de herstelmogelijkheden voor de onderneming is ook van groot belang. Een extra krediet is geen verplichting, maar als dit bijdraagt aan een reële kans op herstel, is dit in beider belang. AFM adviseert een betere communicatie vooraf aan en tijdens het bijzonder beheer. Duidelijk moet zijn waarom een bank tot bijzonder beheer overgaat en wat doel en werkwijze van bijzonder beheer zijn. Voor de klant moet helder zijn welke keuzes de bank maakt en hoe de klant daar invloed op kan uitoefenen. Ook moeten banken meer inzicht bieden in hun afwegingen. Zij moeten aantonen dat zij bij het opleggen van maatregelen rekening houden met het belang van de ondernemer en eventuele kostenverhogende maatregelen duidelijk en helder uitleggen. Maar ook voor de ondernemers ligt hier een verantwoordelijkheid. De bank moet in staat zijn passend maatwerk te leveren. De ondernemer moet zich dus verdiepen in de voorwaarden van de kredietovereenkomst, en zorgen voor een goede administratie, adequate managementinformatie en eventuele problemen tijdig melden. Bron: AFM 26-03-2015

Zzp-schilders tegen verplichte deelname pensioen

Zelfstandigen Bouw en ZZP Nederland hebben bezwaar aangetekend tegen de verplichte aansluiting van zzp-schilders bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak. Volgens Zelfstandigen Bouw is meer dan de helft van de schilders zzp’er en een grote meerderheid van hen zou tegen verplichte aansluiting zijn.
Deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds BPF Schilders is verplicht voor iedereen die werkzaam is in de bedrijfstak. Alleen directeuren-grootaandeelhouders die niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekering zijn van die verplichte deelname uitgezonderd. Die verplichte deelname geldt al vanaf 1951 toen het bedrijfstakpensioenfonds werd opgericht. Zelfstandigen Bouw is een handtekeningenactie gestart tegen de verplichte aansluiting. Aanleiding voor de actie is de wijziging van de pensioenregels. Hierdoor moest het bedrijfstakpensioenfonds bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een nieuwe aanvraag indienen om ook zelfstandige schilders te verplichten zich aan te sluiten. Hiertegen kan tot eind maart bezwaar worden gemaakt. In het verleden mislukten pogingen om de verplichte aansluiting voor zzp’ers van tafel te krijgen. Zelfstandigen Bouw schat de kansen dat dit nu wel lukt groter in, omdat het aantal zzp’ers in de sector enorm is toegenomen én zij in meerderheid tegen aansluiting zijn. Het bestuur van BPF Schilders betreurt het dat Zelfstandigen Bouw en ZZP Nederland niet langer willen dat zelfstandigen verplicht deelnemen aan het pensioenfonds. Het bestuur wijst erop dat het fonds er financieel goed voor staat en dat onderzoek aantoont dat het zelfstandigen vaak niet lukt om zelf voor een goede pensioenregeling te zorgen. Mochten zelfstandige schilders niet meer zijn aangesloten bij het fonds, dan lopen de opgebouwde pensioenen van de achterblijvende deelnemers (werknemers of zelfstandigen) en pensioengerechtigden geen gevaar, zo verzekert het BPF Schilders. Bron: Zelfstandigen Bouw, 18-03-2015; BPF Schilders, 23-03-2015

© lArcade 2024