Inloggen

Archief

S&O-administratie: voldoe aan de eisen

Een S&O-administratie moet zodanig worden bijgehouden dat deze binnen twee maanden na afloop van het kalenderkwartaal, waarin het speur- en ontwikkelingswerk is verricht, beschikbaar is voor controle. Uit die administratie moet blijken wat de aard, inhoud en voortgang van de uitgevoerde werkzaamheden is, welke S&O-werkzaamheden zijn verricht, wat de eigen inbreng van de werknemers van de bedrijven is geweest en om welke S&O-werkzaamheden het gaat.
Twee bedrijven, één uit Monnickendam en één uit Veendam, hebben voor het jaar 2011 een S&O-verklaring aangevraagd en gekregen. Beide bedrijven hebben hetzelfde bedrijfsadres in Monnickendam aangegeven op de aanmeldformulieren. In oktober 2012 wordt per brief, gericht aan het bedrijfsadres in Monnickendam, een controlebezoek aangekondigd om de S&O-administratie van beide bedrijven te kunnen controleren. In de brief staat expliciet aangegeven dat het om alle beschikbare S&O-administraties over het jaar 2011 per onderneming gaat. Tijdens het bezoek constateert de controleur dat de bedrijven niet beschikken over een S&O-projectadministratie omtrent aard, inhoud en voortgang van de uitgevoerde werkzaamheden, waaruit blijkt welke S&O-werkzaamheden zijn verricht, wat de eigen inbreng van de werknemers van de bedrijven is geweest en om welke S&O-werkzaamheden het gaat. De projectadministratie bestaat slechts uit een aantal verslagen. In deze verslagen worden geen namen van medewerkers en data van activiteiten genoemd. Uit de overlegde urenadministraties valt niet op eenvoudige en duidelijke wijze af te leiden welke S&O-werkzaamheden zijn verricht. Ondanks daartoe in de gelegenheid gesteld te zijn, wordt door de controleur geen verdere projectadministratie ontvangen. Omdat de projectadministraties niet voldoen aan de administratieve eisen worden S&O-verklaringen gecorrigeerd en het aantal S&O-uren op nul gesteld. De bedrijven geven aan dat er wel degelijk projectadministraties aanwezig waren op andere locaties die niet door de controleur zijn bezocht. Daarnaast stellen zij onvoldoende te zijn voorgelicht over de voor hen onduidelijke criteria waaraan de administratie moet voldoen. Volgens het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) heeft de controleur terecht vastgesteld dat de projectadministraties niet aan de eisen voldoen. Een administratie moet namelijk zodanig worden bijgehouden dat deze binnen twee maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het speur- en ontwikkelingswerk is verricht, beschikbaar is voor controle. De controleur heeft bij de aankondiging van het onderzoek uitdrukkelijk aangegeven dat het om beide ondernemingen ging en dat de administratie per onderneming beschikbaar moest zijn. De bedrijven hadden, toen zij uit de aankondiging konden opmaken dat de controle (uitsluitend) in Monnickendam zou worden verricht, de controleur op zijn minst op kunnen wijzen op de in Veendam voorhanden zijnde administratie. Dat hebben de bedrijven niet gedaan. Ook van de geboden mogelijkheid om alsnog de projectadministratie te overleggen is geen gebruik gemaakt. Het gebrek aan voorlichting, zoals door de bedrijven wordt gesteld, hadden de bedrijven eerder aan kunnen kaarten. Dit hebben zij niet gedaan. Kortom, de S&O-verklaring is terecht gecorrigeerd. Bron: CBB 02-02-2015

Schade door onrechtmatig besluit inspecteur moet men aantonen

Meent men schade te hebben geleden door een onrechtmatig besluit van de inspecteur, dan zal men dat moeten aantonen. Volgens de Hoge Raad gaat de door de wetgever beoogde aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht niet zover dat de bestuursrechter moet afwijken van de in het bestuursrecht in het algemeen geldende regels omtrent stelplicht en bewijslast.
Een zelfstandige ziekenverzorgster had de inspecteur verzocht om een VAR-wuo voor het jaar 2009. De inspecteur had aanvankelijk geweigerd de verklaring af te geven, maar in hoger beroep wordt zij in het gelijk gesteld. Op 1 oktober 2010 verstrekt de inspecteur haar alsnog een VAR-wuo. Vervolgens verzoekt ze om vergoeding van de schade als gevolg van het feit dat de VAR-wuo pas op 1 oktober 2010 is afgegeven. Hof Den Bosch heeft haar verzoek voor een schadevergoeding van € 27.000 afgewezen: zij had aannemelijk moeten maken dat zij schade heeft geleden en de omvang daarvan moeten onderbouwen. De ziekenverzorgster gaat vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. Daar stelt zij dat het hof haar niet had mogen belasten met de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de gestelde schade. Zij stelt dat het hof (op grond van art. 6:97 BW) de schade zelfstandig had moeten vaststellen dan wel schatten. De Hoge Raad geeft de ziekenverzorgster echter geen gelijk. De door de wetgever beoogde aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht gaat niet zover dat de bestuursrechter moet afwijken van de in het bestuursrecht in het algemeen geldende regels omtrent stelplicht en bewijslast. Bovendien brengt art. 6:97 BW niet mee dat de rechter bij de beoordeling of er grond is voor het toekennen van schadevergoeding de gebruikelijke regels van stelplicht en bewijslast buiten toepassing moet laten. Bron: HR 13-03-2015

Ontslag op staande voet nietig, toch geen loon

Omdat een werknemer herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen niet nakwam, werd hij door de werkgever op staande voet ontslagen. Dit ontslag was nietig. Toch hoefde de werkgever volgens Hof Den Bosch geen loon te betalen: de werknemer toonde namelijk geen enkele bereidheid het werk te hervatten.
De werknemer wordt na een periode van arbeidsongeschiktheid per 24 september 2012 volledig arbeidsgeschikt verklaard. Daarna werkt de werknemer een paar dagen en meldt zich vervolgens weer ziek. Begin oktober oordeelt de bedrijfsarts dat de werknemer in staat wordt geacht tot het fulltime verrichten van zittend werk. De werkgever roept hem op zich te melden, maar de werknemer geeft daaraan geen gevolg. Als hij na een volgende oproep weer niet verschijnt, wordt hij op staande voet ontslagen. Dit ontslag is volgens Hof Den Bosch nietig. Immers, de sanctie op het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen is stopzetten van de loonbetaling. Het niet-nakomen van re-integratieverplichtingen is geen dringende reden om het dienstverband onverwijld op te zeggen. Is het ontslag op staande voet nietig, en is er geen toestemming van UWV voor het ontslag, dan kan de werknemer aanspraak maken op loon. Maar omdat de werknemer in deze zaak herhaaldelijk weigerde en bleef weigeren de (aangepaste) werkzaamheden te hervatten, kan volgens het hof de werknemer geen aanspraak maken op loon. De rechter oordeelt dat de werknemer de werkzaamheden niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor eigen rekening dient te blijven en niet voor rekening van de werkgever. Bron: Hof Den Bosch 3-03-2015

Zorgsector: meer zelfstandigen, minder werknemers

In 2013 is het aantal banen van werknemers in de zorg voor het eerst sinds lange tijd afgenomen vergeleken met het jaar ervoor. De daling was in bijna alle sectoren van de zorg zichtbaar. Ook in vrijwel alle beroepen liep het aantal banen terug. Alleen bij verpleegkundigen was sprake van een groei. In tegenstelling tot de daling van de werknemersbanen nam het aantal zelfstandigen in de zorg toe.
Het aantal banen van werknemers in de zorg bedroeg ruim 1,42 miljoen in 2013, 37.000 minder dan in 2012. Zowel in de gezondheidszorg (ziekenhuizen, GGZ, praktijken, en ondersteuning daarvoor) als in de welzijnszorg (ouderen- en gehandicaptenzorg, maatschappelijke diensten, jeugdzorg, kinderopvang) is het aantal banen afgenomen. De daling is het grootst in de welzijnszorg, waar 26.000 minder banen waren; een afname van 3,2%. De gezondheidszorg telde 8.000 banen minder, de beleid- en beheerorganisaties 3.000 banen minder. Voorlopige cijfers laten zien dat deze daling zich in 2014 heeft doorgezet. De ontwikkeling van werknemersbanen weerspiegelt de ontwikkeling van de zorguitgaven in de laatste jaren. In de gezondheidszorg werd in 2013 de laagste groei in 15 jaar gemeten. Dit kwam onder andere doordat het geneesmiddelengebruik minder hard steeg en de gemiddelde prijs van geneesmiddelen daalde. In de welzijnszorg bleven de uitgaven, na een aantal jaren van groei, in 2013 nagenoeg constant. De door beleid ingezette beperking van de zorgbudgetten en verlaging van de zorgtarieven bij de ouderen- en gehandicaptenzorg droegen hier aan bij. Eind 2013 waren er nog wel meer banen in de zorg dan eind 2009, in totaal 63.000 ofwel bijna 5% meer. Met een totaal van 439.000 banen is de ouderenzorg met afstand de grootste werkgever binnen de zorg. Hoewel gedurende 2013 het aantal banen in de ouderenzorg terugliep met 11.000, zijn het er wel 38.000 meer dan eind 2009. In dezelfde periode nam de bevolking met bijna 2% toe; het aantal 65-plussers zelfs met bijna 15%. Voor een deel is de daling van het aantal werknemers opgevangen door een al jaren groeiend aantal zelfstandigen in de zorg. In aantallen is de groei vergeleken met 2009 beduidend minder omvangrijk dan bij werknemers, maar toch nog altijd goed voor 24.000, bijna 29% meer dan in 2009. In de ouderenzorg, waar traditioneel weinig zelfstandigen werken, heeft de laatste jaren een flinke groei plaatsgevonden. Het aantal zelfstandigen is er in vijf jaar tijd bijna verdubbeld tot circa 11.000. Een kwart van de toename bij zorgzelfstandigen (6.000) vond plaats bij de paramedische praktijken zoals ergotherapeuten, diëtisten, mondhygiënisten, fysiotherapeuten en verloskundigen. De ontwikkeling uitgesplitst naar geregistreerde beroepen laat, na jaren van groei, in 2013 bij de werknemers alleen nog een toename bij de verpleegkundigen zien. De groei van de omvangrijke groep van overige, niet-geregistreerde beroepen (zoals verzorgenden en assistenten) stagneerde al in 2012, maar het gaat nog altijd om ruim 1,1 miljoen banen in 2013. Bij zelfstandigen was in 2013 bij de niet-geregistreerde beroepen wel sprake van een toename. Bron: CBS 12-03-2015 (17-03-2015)

Oneerlijke concurrentie vaak niet verboden

Ondernemers kunnen te maken hebben met oneerlijke concurrentie door overheden. In veel gevallen is echter volgens de Autoriteit Consument en Markt (ACM) niets aan de hand. Er is geen sprake van een overtreding van de Wet markt en overheid.
De Wet markt en overheid moet ondernemers beschermen tegen oneerlijke concurrentie. Wil een gemeente bijvoorbeeld diensten op de markt aanbieden, dan moeten zij aan bepaalde eisen voldoen, zoals minimaal de kostprijs rekenen voor hun goederen of diensten, en ook mogen zij overheidsbedrijven niet bevoordelen. Ondernemers melden vaak ‘ongewenste rolvermenging’ bij aanbestedingen, maar volgens ACM is dat niet verboden. Van ongewenste rolvermenging is bijvoorbeeld sprake als een gemeente bij een aanbesteding ook als inschrijvende partij optreedt. ACM heeft in drie sectoren bekeken hoe de Wet markt en overheid in de praktijk werkt. Het gaat om sportvoorzieningen zoals sporthallen, inzameling van bedrijfsafval en exploitatie van parkeergarages. ACM constateert dat in deze sectoren de wet door de gemeenten wel wordt nageleefd, maar slechts beperkt bijdraagt aan gelijke concurrentieverhoudingen tussen de overheid en ondernemingen. Bij sportvoorzieningen en parkeergarages maken gemeenten veel gebruik van een zogenoemd ‘algemeen belang besluit’. Neemt de gemeenteraad zo’n besluit dan vallen de activiteiten niet onder de Wet markt en overheid. Volgens de ACM is dat toegestaan, maar het beperkt wel het effect van de wet. Bron: ACM 9-03-2015

© lArcade 2024