Inloggen

Archief

Herstel arbeidsmarkt: grote stijging uitzenduren

In het tweede kwartaal van 2015 steeg het aantal uitzenduren met 3,2% ten opzichte van het kwartaal ervoor. Het CBS noteerde de sterkste toename in bijna vijf jaar.
De stijging in het aantal uitzenduren deed zich zowel voor in de langlopende (detachering, payrolling) als in de kortlopende contracten. In het tweede kwartaal steeg het aantal uren in langlopende contracten met 3,9%. Het aantal uren in kortlopende contracten steeg met 2,1%. De ontwikkeling van de kortlopende uren loopt doorgaans voor op die van de rest van de arbeidsmarkt. Op 14 augustus 2015 meldde het CBS al dat het herstel op de arbeidsmarkt doorzet. Er kwamen ten opzichte van een kwartaal eerder 19.000 banen bij, met sterkste stijging bij de uitzendbureaus. Ook het aantal vacatures nam opnieuw toe. Tegenover die stijging van het aantal banen kon het CBS een afname van de werkloosheid melden. Bron: CBS 28-08-2015

Werkzaamheden waren niet uit te besteden

Als ondernemer kunt u werkzaamheden uit besteden en de kosten daarvan kunt u ten laste brengen van de winst. Een tandartsenechtpaar ging daar echter al te creatief mee om: de werkzaamheden die zij aan hun Belgische bvba wilden uitbesteden waren volgens de rechter dusdanig met het zelfstandige beroep van tandarts verweven dat het niet goed denkbaar is dat deze werkzaamheden kunnen worden uitbesteed aan een derde.
Het betreffende tandartsenechtpaar woont in België, maar heeft een zelfstandige tandartsenpraktijk in Nederland. In 2008 richten zij een Belgische vennootschap (bvba) op waaraan zij een aantal werkzaamheden uitbesteden. Het betreft onder meer de volgende werkzaamheden: opstellen van behandelmethoden en -planningen, maken van offertes, plannen van werkzaamheden en het beheren van agenda’s, het voeren van vaktechnisch overleg met andere tandartsen, het bestuderen vaktijdschriften en het verzorgen van de administratie van de praktijken. De kosten van het uitbesteden zijn ten laste van de Nederlandse omzet gebracht. Ook huren beide tandartsen een auto van de bvba. De inspecteur heeft dit, naast een aantal andere winstcorrecties, gecorrigeerd. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur dit terecht gedaan. De genoemde werkzaamheden zijn volgens de rechter dusdanig met het zelfstandige beroep van tandarts verweven dat zij voor een praktiserend tandarts onvervreemdbaar zijn. Het is niet goed denkbaar dat deze werkzaamheden kunnen worden uitbesteed aan een derde. Voorts oordeelt de rechtbank dat beide tandartsen ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat de huurprijs voor de auto’s zakelijk is. Volgens de huurovereenkomst (met een gelieerde onderneming) bedroeg de huurprijs € 3.884 per maand, waar de inspecteur beredeneert kwam op een bedrag van maximaal € 2.500. Ook stonden de auto’s de tandartsen ter beschikking, zodat de inspecteur terecht bij beiden een onttrekking in aanmerking heeft genomen. De belastingheffing daarover is op grond van het belastingverdrag toegewezen aan Nederland. Bron: Rb. Den Haag 21-07-2015, nr. AWB - 14 _ 7721 (ECLI:NL:RBDHA:2015:9382)

Cao Inretail geldt voor alle werknemers onder werkingssfeer cao

In antwoord op Kamervragen van de Kamerleden Dijkgraaf (SGP) en Ulenbelt (SP) heeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat de onlangs tussen Inretail en Alternatief voor vakbond afgesloten cao Fashion en sport voor alle werknemers bij de betreffende werkgevers zal gelden.
CNV Dienstenbond is teleurgesteld in het standpunt van de minister. Volgens de bond kijkt de minister niet verder dan de letter van de wet (zie ook: Representativiteit bond en draagvlak van beperkt belang bij avv-verzoek). Volgens CNV-onderhandelaar Di Giacomo Russo zou het goed zijn geweest als de minister werkgevers als INretail op hun verantwoordelijkheid had gewezen en had gepleit voor onderhandelingen met bonden waarin de zeggenschap en betrokkenheid van werknemers vooraf en tijdens het onderhandelingsproces aantoonbaar goed geregeld is. Di Giacomo Russo is bang dat het voor werkgevers een ‘pick and choose’ spelletje wordt, als zij zaken kunnen doen met partijen die niet of nauwelijks een vertegenwoordiging heeft in een sector. Er kan dan zaken worden gedaan met de partij die het meest door de bocht gaat en van zeggenschap van werknemers is nauwelijks meer sprake. Bron: Min SZW, 25-08-2015

Medezeggenschapsregels ook bij insolventie van toepassing

In de praktijk wordt – ten onrechte - vaak verondersteld dat de medezeggenschapsregels bij insolventie van de werkgever niet van toepassing zijn. Dat is een van de conclusies uit het onderzoek ‘Werknemers en Insolventie: een rechtsvergelijkende studie naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van de werkgever’, dat minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26 augustus aan de Tweede Kamer heeft aangeboden.
Het onderzoek werd uitgevoerd door onderzoekers van de Vrije Universiteit. Aanleiding voor het onderzoek waren vragen uit de Kamer naar de arbeidsrechtelijke positie van werknemers in faillissement, mede naar aanleiding van de doorstart van de failliete kinderopvangorganisatie Estro. Het onderzoek richt zich op de vraag in hoeverre de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij een werkgever in een insolventieprocedure verschilt van die buiten insolventie. Ook is onderzocht hoe een en ander is geregeld in de ons omringende landen. Een van de constateringen in het onderzoek is dat, anders dan in de praktijk wel wordt verondersteld, de regels voor informatie en consultatie van vakorganisaties en de ondernemingsraad (of personeelsvertegenwoordiging), zoals neergelegd in de Wet op de ondernemingsraden, de SER-Fusiegedragsregels en de Wet melding collectief ontslag, in beginsel gewoon van toepassing zijn indien de werkgever in een insolventieprocedure is geraakt. Ook na de surseanceverlening en de faillietverklaring blijft het adviesrecht van de ondernemingsraad in stand. Een curator die werkzaamheden van (een belangrijk onderdeel van) de onderneming wil beëindigen of de onderneming wil overdragen, behoort hierover de ondernemingsraad tijdig om advies te vragen. Dat geldt ook voor een ondernemer die na surseanceverlening de onderneming geheel of gedeeltelijk wil staken. Ook het verzoek tot verlening van surseance van betaling en de eigen faillissementsaanvraag zijn aangelegenheden die door de ondernemingsraad in de overlegvergadering aan de orde kunnen worden gesteld. Asscher zal met de Commissie Bevordering Medezeggenschap van SER overleggen hoe meer bekendheid kan worden gegeven aan de medezeggenschapsregels bij insolventie. Begin volgend jaar zal de minister naar aanleiding van dit rapport en nog een te publiceren rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) naar de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij insolventie in de praktijk, de Kamer melden of een en ander aanleiding is voor maatregelen, waaronder aanpassing van het arbeids- en/of insolventierecht. Bron: Min SZW 26-08-2015

Gehuwde mantelzorgster krijgt mantelzorgvrijstelling

Een gehuwde mantelzorgster vindt dat er sprake is van discriminatie nu ongehuwde kinderen als mantelzorgers wel in aanmerking komen voor de mantelzorgvrijstelling in de erfbelasting en gehuwde kinderen niet. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het met haar eens en verleent de vrijstelling.
Een kind dat mantelzorger is van een ouder, komt in aanmerking voor de mantelzorgvrijstelling in de erfbelasting (vergelijkbaar met de partnervrijstelling) als hij of zij een mantelzorgcompliment heeft ontvangen. Een mantelzorgcompliment is een uitkering van het SVB aan mantelzorgers die langdurig en intensief een familielid, partner, vriend of kennis verzorgen. Om in 2010 en 2011 voor de Successiewet als partner (mantelzorger) te worden beschouwd moeten ouder en kind ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de GBA. De regel dat twee personen geen bloedverwanten in rechte lijn mogen zijn, vervalt als het kind recht heeft op een mantelzorgcompliment. Een belastingplichtige voerde met haar echtgenoot, haar kinderen en haar vader al een aantal jaren een gezamenlijke huishouding. In 2011 overlijdt haar vader. Omdat zij al die jaren voor haar vader heeft gezorgd, vindt zij dat zij recht heeft op de mantelzorgvrijstelling in de erfbelasting. Er is sprake van discriminatie omdat er voor toepassing van de vrijstelling onderscheid wordt gemaakt naar de burgerlijke staat van het inwonende kind dat mantelzorg verleend. Volgens de vrouw doet de burgerlijke staat niet ter zake. De inspecteur weigert de vrijstelling en wijst er op dat zij dan twee partners heeft: haar vader en haar echtgenoot. Sinds 1 januari 2010 is het niet meer mogelijk om twee partners te hebben. Volgens de rechtbank staat vast dat de vrouw de mantelzorgvrijstelling had gekregen als zij ongehuwd was geweest. De rechtbank is van mening dat het partnerschap uit de Successiewet ten aanzien van de mantelzorgers anders uitwerkt dan in geval van ‘gewone’ partners. Alleen de mantelzorger is in deze relatie partner omdat hij of zij mantelzorg verleend. Er is voor de Successiewet dan ook geen sprake van twee partners. Vader voldoet in dit geval, doordat hij mantelzorg ontvangt, niet aan de voorwaarden om als partner te worden aangemerkt. De eis dat de erflater ongehuwd moet zijn, zorgt er voor dat er in een situatie van mantelzorg geen twee verkrijgers zijn die allebei een beroep kunnen doen op de hoge vrijstelling. De eis dat de mantelzorger ongehuwd moet zijn om in aanmerking te komen voor de hoge vrijstelling vervult volgens de rechtbank geen enkele functie. Ook doel en strekking van de mantelzorgvrijstelling of van de partnerregeling verklaren niet waarom de mantelzorger ongehuwd moet zijn. De ongelijke behandeling van de gehuwde mantelzorger ten opzichte van de ongehuwde mantelzorger is binnen doel en strekking van de regeling van de mantelzorgvrijstelling zonder enige relevantie. Daarmee ontbreekt elke rechtvaardigingsgrond en kan ook niet worden gezegd dat de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsruimte is gebleven. De vrouw heeft recht op de mantelzorgvrijstelling. NB. Het mantelzorgcompliment was ondergebracht in de Wet maatschappelijke ondersteuning die per 1 januari 2015 is vervallen. Vanaf 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de waardering van mantelzorgers. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 2-07-2015 (publ. 21-08-2015)

© lArcade 2024