Inloggen

Archief

Hoge Raad over btw-correctie privégebruik auto

De wijziging in de btw-correctie voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto per 1 juli 2011 heeft geleid tot massaal bezwaar tegen de laatste btw-aangifte over 2011. In vier procedures heeft de Hoge Raad inmiddels uitspraak gedaan. In twee zaken besloot de Hoge Raad tot verwijzing, in de twee andere zaken zijn de bezwaren afgewezen.
In de twee zaken waar de Hoge Raad besloot tot verwijzing viel volgens de belanghebbenden de btw-correctie over de tweede helft van 2011 aan de hand van de forfaitaire regeling van 2,7% van de cataloguswaarde te hoog uit. Daar er in beide gevallen geen kilometeradministratie was bijgehouden was het volgens het hof in deze zaken niet mogelijk de btw te corrigeren naar het daadwerkelijke privégebruik. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad onjuist. Het kan ook mogelijk zijn het daadwerkelijk privégebruik met statistische methoden te benaderen. Het verwijzingshof mag hier nogmaals naar kijken. In een derde zaak betrof het een ondernemer waarbij een auto uit het bedrijfsvermogen om niet ter beschikking was gesteld. De ondernemer betoogde onder meer dat het neutraliteitsbeginsel was geschonden, door een verschil in behandeling tussen een werkgever die een auto in eigendom heeft en een ondernemer die de ter beschikking gestelde bestelauto heeft geleased. Hierover had het hof geoordeeld dat de levering van en goed of een dienst voor de omzetbelasting wezenlijk verschillende prestaties zijn die elk een eigen behandeling rechtvaardigen. Van schending van het neutraliteitsbeginsel was dus geen sprake. De Hoge Raad volgt dit oordeel. Ook in de vierde zaak werd vergeefs strijdigheid met het neutraliteitsbeginsel aangevoerd. In deze zaak waren bestelauto’s aan werknemers ter beschikking gesteld. Deze mochten ze ook privé gebruiken, waar tegenover een eigen bijdrage van € 100 per vier weken stond. Volgens de belanghebbende moest voor de correctie van het privégebruik uitgegaan worden van de eigen bijdrage. Volgens de Hoge Raad kon op grond van de regeling sinds 1 juli 2011 (art. 8, lid 4, Wet OB 1968) niet de tegenprestatie (€ 100) als maatstaf van heffing worden genomen, maar de normale waarde van de dienst. Een werknemer kan immers als verbonden persoon in de zin van art. 80 BTW-richtlijn worden aangemerkt. Bron: HR 21-04-2017

Geen onderneming maar dienstbetrekking

Of sprake is van ondernemerschap of niet hangt af van de feitelijke omstandigheden. Het sluiten van een managementovereenkomst tussen twee bv’s, waarbij de ene bv zich verplicht tot managementdiensten voor de andere, hoeft nog niet uit te sluiten dat degene die feitelijk de managementactiviteiten verricht in dienstbetrekking staat tot de andere bv, zo blijkt uit een recente uitspraak van Rechtbank Gelderland.
Een man is sinds 1999 ingeschreven bij de Kamer van koophandel met een eenmanszaak. In 2010 sluit hij als vertegenwoordiger van een vennootschap i.o. een managementovereenkomst met een andere vennootschap. Op grond van die overeenkomst verricht hij vervolgens voor die bv diverse werkzaamheden. Zijn inkomsten geeft hij aan als winst uit onderneming. Nadat de definitieve aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 zijn vastgesteld, vindt er een boekenonderzoek plaats. Hieruit concludeert de inspecteur dat er geen sprake is van winst uit onderneming, maar van loon uit dienstbetrekking. Naheffingsaanslagen en boeten worden opgelegd. Volgens Rechtbank Gelderland is er in deze zaak geen sprake van ondernemerschap. Voor de rechtbank weegt hierbij mee dat de man maandelijks een vaste vergoeding voor zijn werkzaamheden ontving, dit bedrag bij ziekte werd doorbetaald. Ook liep hij geen reëel ondernemersrisico en was er geen sprake van zelfstandigheid. Verder pleegde hij geen investeringen en werden de ontwikkelde producten eigendom van de bv waarvoor hij managementactiviteiten verrichtte. Vervolgens bekijkt de rechtbank of sprake is van loon uit dienstbetrekking. Dit is volgens de rechtbank het geval daar de arbeidsrelatie aan de drie kenmerken voor een dienstbetrekking voldoet: verplichting tot persoonlijke arbeid, loonbetaling en gezagsverhouding. Met betrekking tot de vergrijpboetes oordeelt de rechtbank dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van grove schuld, met als gevolg dat de boetes worden vernietigd. Bron: Rb. Gelderland 6-04-201

Halfjaarsrapportage Belastingdienst: digitaal bezwaar indienen

Het thema van de 19e halfjaarsrapportage Belastingdienst is de interactie tussen de Belastingdienst en burgers en bedrijven. Het aantal beschikkingen moet worden verlaagd en er wordt gewerkt aan een voorziening om langs digitale weg bezwaar in te dienen.
De communicatie van de Belastingdienst naar de belastingbetaler sluit nog niet voldoende aan bij de praktijk van de belastingbetaler. Mensen zijn gewend digitaal zaken te doen, terwijl de Belastingdienst nog vooral brieven stuurt. De brieven worden ook vaak op een voor de belastingbetaler onlogisch moment ontvangen, wat resulteert in (teveel) telefoontjes naar de Belastingdienst. Het streven is om de interactie met de belastingbetaler te moderniseren en te vergemakkelijken, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van digitale middelen. Het aantal juridische beschikkingen moet de komende jaren sterk worden verminderd. Belastingplichtigen moeten bijvoorbeeld op ieder gewenst moment overzicht hebben van hun fiscale situatie. Het aantal formele bezwaren moet omlaag. Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuwe voorziening om langs digitale weg bezwaar in te dienen. Onderdeel van de nieuwe voorziening is een module die de belastingplichtige meer duidelijkheid kan geven over het nut en de noodzaak om bezwaar in te dienen, en die aangeeft of er ook een andere route is voor wat hij wil bereiken (bijvoorbeeld een verzoek om uitstel van betaling indienen). Verder zal in de nieuwe voorziening het verloop van een ingediend bezwaar zichtbaar zijn. Een nieuwe, digitale aangifte als correctie op de al ingediende aangifte wordt nu vaak als bezwaarschrift behandeld hetgeen vragen oproept bij de belastingplichtige. Aanvullingen die via MijnBelastingdienst worden doorgegeven zullen in beginsel de routing gaan volgen van een verzoek om ambtshalve vermindering, in de vorm van een aangepaste aangifte. Een onjuiste aanslag wordt door de inspecteur verminderd. Indien het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen dan doet de inspecteur dat bij een voor bezwaar (en vervolgens beroep) vatbare beschikking zodat op een primaire afwijzing van de aanvulling altijd nog een bezwaarfase komt voordat naar de rechter moet worden gegaan. Bron: MvF 20-04-2017

Acties wegvervoer van de baan

Op zaterdag 22 april heeft overleg plaatsgevonden tussen TLN en de vakbonden FNV, CNV en De Unie over het ultimatum met betrekking tot de KNV cao dat op 25 april aanstaande zou aflopen. Dit overleg heeft geleid tot een onderhandelingsresultaat.
De transportsector kende twee cao's. De cao Beroepsgoederenvervoer en vervoer van mobiele kranen over de weg, waar het merendeel van de werknemers onder viel, en de cao Goederenveroer (KNV), die van toepassing is op circa 8.000 werknemers. Met de nieuwe cao zouden beid cao's worden samengevoegd, zodat er nog maar één cao is voor de 130.000 werknemers in de sector. Eind maart kwam er een principeakkoord tot stand voor die nieuwe cao. Omdat voor de werknemers die onder de KNV-cao vielen de nieuwe cao verslechteringen zou inhouden dreigden de bonden met acties. Een belangrijk resultaat van het overleg is nu dat een groot aantal van de verslechtering voor werknemers die voorheen onder de KNV-cao vielen van de baan zijn. Door dit onderhandelingsresultaat hebben de bonden hun ultimatum opgeschort. De afspraken en waarover de bonden hun achterban zullen gaan raadplegen. De raadpleging met betrekking tot de KNV achterban van de vakbonden zal naar verwachting tot 6 mei in beslag nemen. Eventuele stakingen en acties bij bedrijven die de KNV-cao toepassen, zijn hiermee vooralsnog niet meer aan de orde. Bron: TLN 22-04-2017; FNV 22-04-2017

Verzuimboeten Vpb, wanneer matiging?

Per 1 januari 2016 is het matigingsbeleid voor verzuimboeten inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting komen te vervallen. Tegelijkertijd zijn de praktische werkafspraken Belastingdienst daarover ingetrokken. Een recent WOB-verzoek maakt duidelijk in welke situatie nu een beroep kan worden gedaan op matiging van de boete.
In het WOB-verzoek is gevraagd of er sprake is van een nieuwe werkinstructie. De staatssecretaris laat weten dat dit niet het geval is. Ook is er volgens de staatssecretaris geen nieuw beleid op grond waarvan tot matiging wordt overgegaan. Medewerkers van de Belastingdienst hebben wel in 2016 een jurisprudentieoverzicht ontvangen dat betrekking heeft op de matiging van verzuimboeten. Dit memo heeft de staatssecretaris in verband met het WOB-verzoek openbaar gemaakt. Uit het memo blijkt dat er de laatste jaren vrijwel geen uitspraken verschenen zijn over matiging van verzuimboeten voor de inkomstenbelasting. Het memo geeft een overzicht van relevante hofuitspraken over de matiging van verzuimboeten vennootschapsbelasting waarbij de strafverminderende omstandigheden met het bedrag van de gematigde verzuimboete worden getoond. Deze hofuitspraken geven het volgende beeld: bij een samenstel van strafverminderende omstandigheden wordt vaak gematigd naar € 500. Daarbij leiden de volgende vier omstandigheden vaak tot matiging: (1) geringe termijnoverschrijding (van maximaal 10 dagen), (2) eerste verzuim, (3) kleine, met eenmanszaak vergelijkbare, Vpb-plichtige en (4) slechte financiële positie of beperkte draagkracht. Als een belanghebbende in zijn bezwaarschrift één van de vier hiervoor genoemde omstandigheden aannemelijk maakt, wordt in ieder geval matiging overwogen (halvering van standaardboete). Als een belanghebbende in zijn bezwaarschrift twee of meer van de vier hiervoor genoemde omstandigheden aannemelijk maakt, wordt matiging naar ongeveer € 500 overwogen. Bron: MvF 18-04-2017

© lArcade 2024