Inloggen

Archief

Loonafspraken oktober weer hoog

De nieuwe loonafspraken kwamen in oktober 2023 gemiddeld uit op 8,2%. Dit komt omdat
er in oktober een relatief klein aantal nieuwe cao-akkoorden is gesloten en omdat
het gaat om cao’s die nog niet waren vernieuwd sinds de hoge inflatiecijfers van vorig
jaar. Dat blijkt uit cao-maandbericht over augustus van AWVN.

In oktober werken 14 cao’s gesloten voor 140.000 werknemers. De gemiddelde loonafspraak
in 2023 is 7,4%. Omdat het aantal oktober-cao’s relatief klein is, moeten de oktobercijfers
voorzichtig geïnterpreteerd worden. Door een klein aantal hoge afspraken, vanwege
de behoefte om alsnog aan koopkrachtherstel te doen, wordt het maandgemiddelde sterk
opwaarts beïnvloed. Omdat het aantal bedrijven en sectoren waar nog helemaal geen
koopkrachtherstel is geboden klein is, zullen de loonafspraken de komende maanden
vermoedelijk meer in lijn liggen met de gedaalde inflatiecijfers.

Kerncijfers

Loonafspraken oktober gemiddeld 8,2%

Loonafspraken 2023 gemiddeld 7,4%

Loonafspraken 2022 gemiddeld 3,8%

Aantal nieuwe cao-akkoorden in oktober 2023: 14

Aantal aflopende cao’s in 2023: 442 voor 2,9 miljoen werknemers

Aantal vernieuwde cao’s die in 2023 ingaan: 358 voor 2,8 miljoen werknemers

Aantal openstaande cao’s – met expiratie in 2023: 84 cao’s (100.000 werknemers)

Bron: AWVN.nl 20-11-2023.

Uitkering levensverzekering aan echtgenote valt niet in nalatenschap

Een uitkering uit levensverzekering is onder omstandigheden niet van invloed op de
omvang van de geldvorderingen van de kinderen op de langstlevende echtgenote.

Een man overlijdt op 11 november 2015. Op dat moment is hij voor de tweede keer in
wettelijke gemeenschap getrouwd. Deze tweede echtgenote heeft twee kinderen, die stiefkinderen
van erflater zijn. Uit het eerste huwelijk zijn een dochter en een zoon geboren. In
het testament van erflater is de wettelijke verdeling van toepassing, de vier (stief)kinderen
krijgen ieder 1/4e deel van 99% van de nalatenschap. Naar aanleiding van het overlijden
van de man, ontvangt de tweede echtgenote een uitkering uit een levensverzekering
€ 400.000. De verzekeraar heeft dit bedrag uitbetaald aan de bank waar erflater en
zijn tweede echtgenote de hypothecaire lening hebben afgesloten om die lening deels
af te lossen.

Geschil In cassatie is in geschil of de uitkering uit de levensverzekering van invloed is
op de vaststelling van de omvang van de geldvordering(en) van de (stief)kinderen ten
laste van de tweede echtgenote.

Uitspraak Hof Den Bosch Het gaat in deze uitspraak om de vaststelling van de omvang van de geldvorderingen
van de vier (stief)kinderen op de tweede echtgenote van erflater. Deze vorderingen
zijn het gevolg van de wettelijke verdeling volgens art. 4:13 BW. Eerder heeft het
hof voor de omvang van die geldvorderingen, de uitkering uit de levensverzekering
meegeteld. Door die uitkering is de hypothecaire lening namelijk verlaagd en daardoor
zijn de vorderingen van de (stief)kinderen gestegen.

Uitkering levensverzekering valt niet in nalatenschap De Hoge Raad is het niet eens met het hof en casseert de uitspraak. Volgens de Hoge
Raad heeft het hof tot uitgangspunt genomen dat de tweede echtgenote begunstigde was
van de levensverzekering. De uitkering van € 400.000 valt daarom in het privévermogen
van de tweede echtgenote. Dit impliceert dat deze uitkering niet in de nalatenschap
van de erflater valt en niet van invloed is op de omvang van de geldvorderingen van
de (stief)kinderen.

Bron: Hoge Raad 24-11-2023.

Mogelijkheden overwerkbonus voor deeltijdwerkers

Uitsluitend het algemene argument van krapte op de arbeidsmarkt kan niet dienen als
objectieve rechtvaardigingsgrond om een overwerkbonus voor deeltijdwerkers in te zetten.
Minister Van Gennip informeert de Tweede Kamer over de mogelijkheid voor het uitbetalen
van een meerurenbonus voor deeltijders die meer uren werken dan waarin hun contract
voorziet.

Bij de vraag of een overwerkbonus voor deeltijdwerkers een mogelijk instrument is
om in te zetten bij de huidige arbeidsmarktkrapte, hebben we te maken met Europese
en Nederlandse wetgeving. Op basis van de huidige interpretatie van de (Europese)
regelgeving en jurisprudentie is het niet toegestaan een overwerkbonus voor deeltijdwerkers
te betalen voor zover de uren niet boven een fulltime dienstverband uitkomen, tenzij
de werkgever deze maatregel voor zijn eigen situatie objectief kan rechtvaardigen.
Dit kan in uitzonderlijke gevallen mogelijk zijn. Het verbod om werknemers ongelijk
te behandelen (tenzij…) is gericht tot de werkgever. Op de werkgever rust daarom de
plicht de objectieve rechtvaardiging nauwkeurig te onderbouwen. Uitsluitend het algemene
argument van krapte op de arbeidsmarkt kan niet dienen als objectieve rechtvaardigingsgrond
om een overwerkbonus voor deeltijdwerkers in te zetten. De werkgever zal een specifieke
onderbouwing moeten kunnen aanvoeren. Hierbij dient hij of zij het legitieme doel,
de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenredigheid van een overwerkbonus voor
deeltijdwerkers aan te tonen.

Bron: Min. SZW 22-11-2023.

Valse factuur in administratie opnemen is geen fraude

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat het opnemen van een valse factuur in de administratie
op zichzelf geen fiscale fraude vormt. Pas wanneer iemand de valse factuur aan derden
presenteert, kan fraude aan de orde zijn.

De zaak voor het hof ziet op een accountant/financieel adviseur die begin 2016 is
gaan werken voor een bv. Deze bv houdt zich onder meer bezig met het adviseren en
het begeleiden, ontwerpen en uitvoeren van grond-, weg-, en waterbouwkundige werkzaamheden.
De accountant is verantwoordelijk voor de financiële administratie van de bv. In dat
kader houdt hij zich bezig met de facturatie, de belastingen, de betalingen, de jaarstukken
en alle bijbehorende bedrijfsadministratiezaken. Hij vormt samen met de oprichter
van de bv en een andere man het managementteam van de bv. Op 27 maart 2018 gaat de
bv failliet.

Onderzoek en tenlastelegging De Belastingdienst houdt vervolgens een boekenonderzoek naar de omzetbelasting over
de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2018. Daarbij stelt de fiscus
onder andere vast dat een creditfactuur van 30 juli 2015 vermoedelijk valselijk is
opgesteld. Ook blijken de gegevens van de financiële administratie niet aan te sluiten
bij de gegevens van de aangiften omzetbelasting. De Belastingdienst besluit de zaak
aan te melden voor een strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek richt zich eerst op
de oprichter van de bv, maar later ook op de accountant. Naar aanleiding van het strafrechtelijk
onderzoek legt het Openbaar Ministerie (OM) de accountant grofweg gezegd ten laste
dat hij:

  • opzettelijk een valse factuur heeft gebruikt om als bewijs van enig feit te dienen;
    en

  • een onjuiste fiscale administratie heeft bijgehouden, wat uiteindelijk ertoe heeft
    geleid dat de bv te weinig belasting heeft betaald.

Valse factuur is niet gebruikt Het hof haalt uit (oude) rechtspraak dat het enkel in de administratie opnemen van
een valse factuur geen vorm van strafbaar gebruik is. Zelfs niet als het enkele doel
van het opnemen van valse facturen in de administratie van het bedrijf is om eventuele
controlerende ambtenaren en ‘eventueel later de curator’ te misleiden. Het is zelfs
zo dat ook valse facturen vallen onder de bewaarplicht, aldus het hof. Er is pas sprake
van het gebruikmaken van een valse factuur alsof deze echt is als de verdachte de
factuur tegenover derden gebruikt. Maar tegen de tijd dat de valse factuur ter beschikking
is gesteld aan de curator, werkte de accountant niet meer voor de bv. Daarom spreekt
het hof hem vrij van het opzettelijk gebruiken van een valse factuur.

Accountant probeerde juist administratie te verbeteren Vervolgens constateert het hof dat de accountant is aangenomen om de niet-sluitende
administratie van de bv op orde te brengen. Toen dat in 2016 niet snel genoeg lukte,
heeft de bv nog iemand anders aangetrokken. Daarom valt niet te zeggen dat de bv de
opzet had om een niet-sluitende administratie te voeren over de jaren 2016 en 2017,
laat staan dat dit de accountant ten laste is te leggen. Hij heeft zich juist ingespannen
om de administratie op orde te krijgen. Ook op dit punt spreekt het hof hem daarom
vrij.

Bron: Hof Den Bosch 21-11-2023 (gepubl. 23-11-2023).

Stapsgewijze afschaffing loonkostenvoordeel oudere werknemer

Minister Van Gennip informeert de Tweede Kamer over de vormgeving van de stapsgewijze
afschaffing loonkostenvoordeel oudere werknemer. Deze regeling wordt per 2026 afgeschaft
vanwege de beperkte doeltreffendheid.

Het LKV oudere werknemer dat is verleend voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen
op of na 1 januari 2024 wordt verlaagd (per 1 januari 2025) en afgeschaft (per 1 januari
2026). Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 wordt het LKV
ouderen niet verlaagd en afgeschaft. Voor de vormgeving van de stapsgewijze afschaffing
van het LKV oudere werknemer wordt gekozen vanwege de samenhang tussen het LKV oudere
werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Werkgevers kunnen zonder overgangsrecht
te maken krijgen met de verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer, terwijl
zij mogelijk ook recht hebben op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Deze werkgevers
kunnen niet alsnog in aanmerking komen voor het LKV arbeidsgehandicapte werknemer
(eveneens € 3,05 per uur tot ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar).
Het is namelijk niet mogelijk om een doelgroepverklaring voor het LKV arbeidsgehandicapte
werknemer aan te vragen als er drie maanden verstreken zijn sinds de aanvang van de
dienstbetrekking. Dit vindt de minister een onwenselijke situatie. Het beoogde overgangsrecht
leidt ertoe dat die onwenselijke situatie zich niet voordoet. Werkgevers die recht
hebben op een LKV oudere werknemer en van wie de werknemers naast de doelgroep oudere
werknemer ook tot de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer kunnen behoren, krijgen
namelijk niet te maken met de verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer.

Aanvraagproces Met UWV is los van het overgangsrecht een wijziging in het aanvraagproces afgesproken
waardoor werknemers die op of na 1 januari 2024 een doelgroepverklaring oudere werknemer
aanvragen, door UWV erop worden gewezen dat zij in voorkomende gevallen in aanmerking
komen voor een doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer. Het LKV arbeidsgehandicapte
werknemer wordt niet verlaagd en afgeschaft, en faciliteert de werknemer mogelijk
beter in het verkrijgen van een dienstbetrekking. Werknemers en werkgevers kunnen
dan de keuze maken tussen een doelgroepverklaring oudere werknemer en de doelgroepverklaring
arbeidsgehandicapte werknemer, wetende dat het voornemen bestaat om het LKV oudere
werknemer te verlagen en af te schaffen.

Bron: Min. SZW 22-11-2023.

© lArcade 2024