Inloggen

Archief

Pensioen en cao voor bezorgers Deliveroo

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat Deliveroo gebonden is aan de cao en pensioenpremies
moet afdragen voor bezorgers. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof inzake de
cao zonder nadere motivering bevestigd. In de andere zaak heeft de Hoge Raad het cassatieberoep
ook verworpen.

Deliveroo onderhoudt een digitaal platform waarop restaurants maaltijden aanbieden
die consumenten via dat platform kunnen bestellen. Sinds september 2015 biedt Deliveroo
in Nederland een bezorgservice. Deliveroo laat de bestelde maaltijd per fiets bij
de consument bezorgen. Per 30 november 2022 heeft Deliveroo haar werkzaamheden in
Nederland beëindigd.

Hof Amsterdam inzake toepassing cao Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de kernactiviteit van Deliveroo het bezorgen van
maaltijden is. Dit geldt als het ‘tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verrichten
anders dan van personen, over de weg’, zoals omschreven in de cao voor het beroepsgoederenvervoer.
Daardoor is de cao van toepassing. Daaraan doet niet af dat fietskoeriers in Nederland
een relatief nieuw fenomeen zijn.

Cassatieberoep Deliveroo heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van Hof Amsterdam. De
Hoge Raad heeft echter het cassatieberoep zonder nadere motivering verworpen.

Hof Amsterdam inzake bedrijfstakpensioenfonds In een andere procedure bij Hof Amsterdam is de verplichte aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds
voor het Beroepsvervoer over de weg in geschil. De hiervoor omschreven kernactiviteit
van Deliveroo kan niet anders worden gezien dan ‘het tegen betaling vervoeren van
goederen over de weg’, zoals omschreven in het verplichtstellingsbesluit. Verder is
nog van belang dat kantoorpersoneel ten opzichte van bezorgers veruit in de minderheid
is. Ook heeft het grootste deel van de bedrijfskosten betrekking op de bezorgactiviteit
en de afspraken met de aangesloten restaurants omvatten in het merendeel van de gevallen
een commissie voor het bezorgen van de maaltijden. Het hof oordeelt dat Deliveroo
onder de verplichte werking van het bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer
over de weg valt.

Cassatieberoep Ook tegen deze uitspraak van Hof Amsterdam heeft Deliveroo cassatie ingesteld. Deliveroo
is van mening dat de verplichte aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds niet
geldt, omdat dit alleen van toepassing is op gemotoriseerd vervoer. De Hoge Raad is
het hier niet mee eens.

Verplichtstellingsbesluit onverbindend? Deliveroo heeft bij de Hoge Raad de stelling ingenomen dat als het verplichtstellingsbesluit
zo wordt uitgelegd dat haar activiteiten daaronder vallen, dit besluit onverbindend
is. De reden is dat bij de totstandkoming van het besluit de vereiste representativiteit
van werkgevers in dat geval zou hebben ontbroken. Volgens de Hoge Raad heeft Deliveroo
geen belang bij deze klacht. Ook als achteraf bezien de wettelijk vereiste representativiteit
bij de totstandkoming van het verplichtstellingsbesluit zou hebben ontbroken, betekent
dit in het stelsel van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
2000 niet dat het verplichtstellingsbesluit jegens Deliveroo buiten toepassing moet
blijven. De Hoge Raad verwerpt dan ook dit cassatieberoep.

Bron: Hoge Raad 24-11-2023, Hof Amsterdam 21-12-2021.

IB-aftrek vrije ruimte kan over gewoon loon

Nederlandse werknemers met een buitenlandse werkgever hebben recht op een aftrek van
het percentage van de vrije ruimte. Deze aftrek is over gewoon loon te berekenen.

Een Nederlandse man heeft in 2016 als piloot werkzaamheden verricht voor een buitenlandse
vliegmaatschappij. In 2016 is hij gestationeerd in Eindhoven. Op grond van zijn arbeidsovereenkomst
heeft de piloot recht op bepaalde vergoedingen. Volgens de man gaat het hier om kostenvergoedingen
die vallen onder gerichte vrijstellingen in de werkkostenregeling. Hoewel zijn werkgever
als niet-inhoudingsplichtige de werkkostenregeling niet kan toepassen, zijn inkomensbestanddelen
die anders vrijgesteld zouden zijn, onbelast bij de piloot. De Belastingdienst stelt
echter dat de vergoedingen niet voldoen aan het aanwijzingscriterium. Aan de gebruikelijkheidstoets
is evenmin voldaan. Daarom vallen de kostenvergoedingen niet onder een gerichte vrijstelling,
aldus de fiscus.

Aanwijzingscriterium en gebruikelijkheidstoets gelden niet Hof Den Haag stelt echter dat de vrijstelling in de inkomstenbelasting is bedoeld
om werknemers met een buitenlandse werkgever niet ongunstiger te behandelen dan werknemers
met een Nederlandse werkgever. Daarom moeten werknemers met een buitenlandse werkgever
een aftrek krijgen die op zijn minst gelijk is aan het percentage van de vrije ruimte.
Die aftrek geldt niet alleen voor aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, zo oordeelt
het hof. Gewoon loon kan er dus ook onder vallen. De vergoedingen moeten wel binnen
de voorwaarden en grensbedragen van de desbetreffende gerichte vrijstellingen blijven.
Daarbij moet het gaan om kosten waarvan het zakelijke karakter overheerst. Verder
merkt het hof op dat de gebruikelijkheidstoets niet geldt voor gerichte vrijstellingen.
Vrijwel alle gerichte vrijstellingen zien namelijk op zakelijke kosten die een werknemer
noodzakelijkerwijs moet maken voor het vervullen van zijn dienstbetrekking.

Aannemelijk dat kosten zijn gemaakt De piloot overlegt te weinig bewijsmateriaal om aannemelijk te maken dat er meer kosten
moeten worden aangemerkt als gerichte vrijstellingen. Het is wel duidelijk dat hij
in zekere mate kosten ten behoeve van de dienstbetrekking moet hebben gemaakt. Daarom
biedt de inspecteur bij wijze van compromis ter zitting aan een totaalbedrag van € 7.700
aan te merken als gerichte vrijstelling. Dit bedrag bestaat uit kosten voor het woon-werkverkeer,
reiskosten om vluchten vanaf een ander vliegveld uit te voeren en reiskosten in het
buitenland. Dit aanbod leidt tot een verdere vermindering van het fiscale loon met
€ 6.657.

Bron: Hof Den Haag 20-09-2023 (gepubl. 20-11-2023).

Internetconsultatie wijziging Wet Vrachtwagenheffing

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is een internetconsultatie gestart
over een wijziging van de Wet vrachtwagenheffing.

In 2026 voert Nederland een vrachtwagenheffing in. Eigenaren van vrachtwagens betalen
dan per gereden kilometer, op de snelwegen en een aantal provinciale en lokale hoofdwegen.
De Wet vrachtwagenheffing is in 2022 door het parlement aangenomen en is in 1 januari
2023 (gedeeltelijk) in werking getreden. Inmiddels zijn de Europese regels voor tolheffingen
gewijzigd. Daarom is ook wijziging van de Wet Vrachtwagenheffing noodzakelijk en deze
wijzigingen liggen nu voor in deze internetconsultatie.

Eerst bepaalde het gewicht (toegestane maximum massa) en de EURO-emissieklasse het
tarief van de vrachtwagenheffing. Volgens de nieuwe regels moeten de tarieven in elk
geval worden gebaseerd op CO2-uitstoot (CO2-emissieklasse). Zo wordt de verduurzaming van de vervoerssector gestimuleerd. Op
verzoek van de Tweede Kamer wordt een maximale korting gegeven op het tarief voor
emissievrije vrachtwagens, zoals elektrische- en waterstofvrachtwagens. Hiermee worden
zij aantrekkelijker voor ondernemers. Het gemiddelde tarief van de vrachtwagenheffing
verandert niet.
De internetconsultatie staat open tot en met 14 januari 2024.

Bron: Min. I&W 20-11-2023.

30%-regeling gaat door na evident onjuiste einddatum

Als voor zowel werknemer als inspecteur duidelijk is dat de einddatum in een beschikking
30%-regeling onjuist is, dient men te werken met de juiste einddatum.

In een zaak voor Rechtbank Den Haag heeft de Belastingdienst op 28 augustus 2014 per
beschikking de 30%-regeling toegestaan voor een vrouw. Deze beschikking ziet op de
periode van 1 juli 2014 tot en met 31 augustus 2020. Op 1 juli 2018 treedt de vrouw
in dienst bij een andere werkgever. De fiscus geeft in dat verband op 16 januari 2019
een nieuwe beschikking af. Daarin is de toepassing van de 30%-regeling toegekend voor
de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 mei 2019. De vrouw maakt geen bezwaar tegen
deze beschikking. Nadat zij per 1 juli 2019 bij een derde werkgever in dienst treedt,
vraagt de vrouw opnieuw om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur wijst dit
verzoek af, omdat volgens de beschikking van 16 januari 2019 de toepassing van de
30%-regeling is geëindigd op 31 mei 2019.

Beschikking van 2019 heeft formele rechtskracht Maar de vrouw is het niet eens met de Belastingdienst. Zij stelt dat de einddatum
van 31 mei 2019 berust op een vergissing van de inspecteur. Daarom zou 31 augustus
2020 nog steeds de einddatum zijn. De rechtbank constateert dat de beschikking van
16 januari 2019 formele rechtskracht heeft gekregen. Bij de afwijzing van de aanvraag
in 2019 is echter van een evident onjuiste einddatum van de looptijd van de 30%-regeling
uitgegaan. In zo’n geval van een voor beide partijen evidente onjuistheid staat de
formele rechtskracht van de beschikking van 16 januari 2019 niet in de weg aan het
afgeven van een nieuwe beschikking. Deze nieuwe beschikking moet dan de juiste einddatum
hebben, namelijk 31 augustus 2020. Over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 augustus
2020 is de 30%-regeling dus toe te passen.

Bron: Rb. Den Haag 05-06-2023 (gepubl. 15-11-2023).

Internetconsultatie praktische beoordeling arbeidsongeschiktheid

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie gestart
over het voorstel Praktisch Beoordelen. Hiermee wordt mogelijk gemaakt om bij feitelijke
arbeid de mate van arbeidsongeschiktheid te baseren op een praktische beoordeling.
In deze maatregel wordt de theoretische schatting achterwege gelaten.

De minister wil de wachttijden voor een WIA-beoordeling verkorten en werknemers eerder
duidelijkheid bieden. De maatregel draagt er daarnaast aan bij dat de beoordeling
van de mate van arbeidsongeschiktheid voor alle betrokkenen inzichtelijker wordt,
omdat deze alleen wordt gebaseerd op herkenbare gegevens.

Het voorstel regelt voor een werknemer die werkzaamheden (heeft) verricht dat de WIA-beoordeling
wordt gebaseerd op de inkomsten uit die werkzaamheden.

Op dit moment vindt naast de praktische beoordeling ook altijd een theoretische schatting
plaats, waarbij door een arbeidsdeskundige functies worden geduid die iemand met de
beperkingen die hij heeft uit ziekte of gebrek, nog wel zou kunnen uitoefenen. De
uitkomst uit de beide schattingen met de laagste mate van arbeidsongeschiktheid is
dan bepalend voor het recht op WIA-uitkering.
Met de maatregel ‘praktisch beoordelen’ wordt de theoretische schatting achterwege
gelaten, als wordt voldaan aan de voorwaarden. De voorwaarden waaronder een praktische
beoordeling gedaan kan worden zijn ongewijzigd ten opzichte van de huidige voorwaarden.

Er kan tot 18 december 2023 op de internetconsultatie (https://www.internetconsultatie.nl/wijzigingschattingsbesluitarbeidsongeschiktheidswetten/b1) worden gereageerd.

Bron: Min. SZW 20-11-2023.

© lArcade 2024