Inloggen

Archief

Vergeet de beschikking niet

Om de verlaagde premie voor eigenrisicodragers voor de Ziektewet te mogen afdragen, moet de werkgever wel een beschikking hebben van de Belastingdienst dat hij als eigenrisicodrager wordt aangemerkt. Die beschikking moet dertien weken voor het ingaan van het eigenrisicodragerschap worden aangevraagd. Ontbreekt die beschikking dan moet alsnog de volledige premie worden afgedragen.
Een publiekrechtelijke rechtspersoon verzorgt namens een aantal gemeenten de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (WSW). Zij verzorgt de aangifte loonbelasting voor 1.415 WSW-werknemers en voor 110 werknemers met een ambtelijke status (hierna: ambtenaren). Voor de ambtenaren draagt zij over de jaren 2007 t/m 2011 een verlaagde premie voor eigenrisicodragers voor de Ziektewet af en voor de WSW-werknemers zijn geen premies ingehouden en afgedragen. Tijdens een bespreking met de inspecteur in het kader van een onderzoek naar het zijn van eigenrisicodrager voor de Ziektewet bij instellingen in het kader van de WSW, komen de vertegenwoordiger van de rechtspersoon en de adviseur tot de ontdekking dat zij zijn vergeten een beschikking voor ERD (eigenrisicodrager voor de Ziektewet) aan te vragen. In feite hebben zij daarmee de onjuiste tabel voor de sectorpremie toegepast. De rechtspersoon verzoekt daarom in juni 2011 bij de Belastingdienst Maastricht om alsnog per 1 januari 2007 als eigenrisicodrager voor de Ziektewet te worden aangemerkt. Dit verzoek wordt afgewezen omdat het verzoek niet ten minste dertien weken voor 1 januari 2007 is ingediend. Uiteindelijk wordt zij in december 2011 met ingang van 1 januari 2012 bij beschikking als eigenrisicodrager voor de Ziektewet aangemerkt. In augustus 2012 volgen naheffingsaanslagen loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 voor de WSW-werknemers (€ 1.933.551) en de ambtenaren (€ 12.541). Volgens de rechtbank zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd omdat de rechtspersoon geen beschikking bezat waarin zij als eigenrisicodrager voor de Ziektewet werd aangewezen. Dat de inspecteur in die jaren geen vragen over de aangifte loonheffingen heeft gesteld en dat de rechtspersoon er daardoor op mocht worden vertrouwen dat zij als eigenrisicodrager werd aangemerkt, doet niet ter zake. De rechtspersoon is zelf verantwoordelijk voor het doen van de juiste aangifte. Ook is het aan de rechtspersoon zelf te wijten dat er voor de WSW-werknemers geen vervangend premiepercentage is afgedragen in plaats van een premiepercentage van 0% te hanteren. De naheffingsaanslagen zijn terecht en tot de juiste bedragen opgelegd. Bron: Rb. Gelderland 27-03-2014

Alsnog investeringsaftrek toepassen

Financiën heeft het besluit investeringsaftrek geactualiseerd. In het besluit zijn een aantal nieuwe versoepelingen opgenomen inzake gevallen waarin niet tijdig is gekozen voor investeringsaftrek, milieuvriendelijke voertuigen, bedrijfsmiddelen die nog niet op de energie- of milieulijst staan en de vervanging van asbesthoudende daken. Verder zijn enkele verduidelijkingen en redactionele verbeteringen aangebracht.
Het komt voor dat aan alle voorwaarden voor de toepassing van de kleinschaligheids- (KIA), energie- (EIA) of milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt voldaan, maar dat is verzuimd een keuze daarvoor te maken bij de aangifte. Voor dit keuzeverzuim was al een versoepeling opgenomen voor de EIA en de MIA. Deze wordt nu vereenvoudigd en uitgebreid met de KIA (onderdeel 7.1). Dit betekent dat de belastingplichtige, die heeft verzuimd voor investeringsaftrek te kiezen bij de aangifte, daardoor de inspecteur alsnog kan verzoeken om ambtshalve vermindering. Dat betekent dat binnen vijf jaren alsnog een verzoek om KIA, EIA of MIA kan worden gedaan. Daarbij geldt dat de termijn aanvangt na het einde van het jaar waarin de investeringsaftrek in aanmerking had kunnen worden genomen, ook al vond de investering in een eerder jaar plaats. Het verzoek om ambtshalve vermindering kan ook het verzoek omvatten om onder de investering te begrijpen de kosten van een energie-advies of van een milieu-advies. De staatssecretaris wijst er op dat de bewijslast – en onder omstandigheden de zogenoemde verzwaarde bewijslast – dat recht bestaat op investeringsaftrek op de belastingplichtige rust. Uiteraard moet ook aan de overige (wettelijke) voorwaarden worden voldaan, zoals bijvoorbeeld het tijdig melden (EIA, MIA) of het betalingscriterium. Als het bedrijfsmiddel intussen is vervreemd, bestaat per saldo slechts recht op een ambtshalve vermindering gelijk aan het verschil tussen de investeringsaftrek en de desinvesteringsbijtelling. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen ligt het in dergelijke gevallen voor de hand dat dit saldo in één jaar in mindering wordt gebracht. De goedkeuring ziet op alle gevallen waarin op de dagtekening van dit besluit de termijn voor ambtshalve vermindering nog niet is verstreken. Voor gevallen waarin een verzoek om ambtshalve vermindering in verband met de KIA nog tijdig zou zijn als deze was gedaan op de dagtekening van dit besluit, geldt dat de termijn voor het doen van het verzoek eenmalig wordt verlengd met drie maanden, te rekenen vanaf de dagtekening van dit besluit. Bij milieuvriendelijke voertuigen die op de milieulijst staan, mag voor de vraag of sprake is van een niet eerder gebruikt bedrijfsmiddel, worden aangesloten bij de omzetbelasting (onderdeel 2.3). Dat betekent dat het voertuig binnen zes maanden na eerste ingebruikneming moet zijn geleverd of dat er ten hoogste 6.000 kilometer mee is gereden. Als sprake is van de ontwikkeling van een bedrijfsmiddel binnen het eigen bedrijf dat, op het moment dat de ondernemer er in heeft geïnvesteerd, niet, maar later wel op de energie- of milieulijst is opgenomen, kan een verzoek om een goedkeuring dat het bedrijfsmiddel in aanmerking komt voor investeringsaftrek worden gedaan. Een dergelijk verzoek moet worden gedaan binnen dezelfde termijn die geldt voor ambtshalve vermindering en wordt gericht aan Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen/Cluster Vpb-IBwinst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. (onderdeel 2.4). De vervanging van asbesthoudende daken mag met ingang van 1 januari 2014 onder voorwaarden geheel als investering worden beschouwd (onderdeel 4.5). Het gaat daarbij om de vervanging van asbesthoudende daken, dakgoten of gevels (milieulijst 2014 nummers F6390, C6400). Er hoeft dus geen onderscheid te worden gemaakt tussen onderhoud en verbetering. De totale uitgave mag als investering worden aangemerkt. Dat betekent dat niet alleen MIA kan worden verkregen maar – als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan – ook KIA. Voorwaarde is dat de belastingplichtige die gebruik maakt van de goedkeuring ook in zijn winstbepaling rekening moet houden met het feit dat de dakvervanging is aangemerkt als investering. De onderhoudscomponent mag dus niet ineens als kosten in mindering worden gebracht bij het bepalen van de winst, maar moet ook als investering worden behandeld. Op investeringen wordt afgeschreven, mogelijk kan de belastingplichtige gebruik maken van de Vamil.

Champignonplukkers onder de loep

De Inspectie SZW zal dit jaar de werkomstandigheden van champignonplukkers controleren. Behalve naar veilig en gezond werken zullen de inspecteurs ook het salaris en de werktijden onder de loep nemen. Daarnaast blijft in 2014 ook het Champignoninterventieteam, waarin Inspectie SZW, Belastingdienst, UWV, gemeenten en politie samenwerken. Het team controleert op illegale arbeid, belastingontduiking, uitkeringsfraude, onderbetaling en uitbuiting.
De Inspecties SZW zal bij haar inspecties vooral aandacht hebben voor de veiligheid. Het personeel werkt namelijk vaak hoog boven de grond bij het oogsten. Aandachtspunt is bijvoorbeeld of de hoogwerkers en plukplatforms zijn voorzien van hekwerken om een val te voorkomen. Ook de veiligheid van machines wordt gecontroleerd. Hier gaat het onder meer om het gevaar van knellen en pletten bij machines met bewegende delen. Verder wordt gekeken naar de veiligheid van onder meer pluklorries. Volgens de Inspectie SZW is er al het nodige verbeterd in de branche op het vlak van veilig werken en bij het tegengaan van misstanden. Deze zelfregulering is echter vooral gericht op de beloning van werknemers en het tegengaan van schijnconstructies. Desondanks heeft de Inspectie SZW vorig jaar een aantal keren moeten ingrijpen en zelfs enkele keren het werk stilgelegd. Ook zijn er boetes uitgedeeld. Volgens de Inspectie SZW zou het een goede stap zijn als werkgevers- en werknemersorganisaties in de branche samen een arbocatalogus opstellen, waarin bedrijven kunnen zien welke maatregelen ze het beste kunnen nemen om gezond en veilig te werken. Bron: Inspectie SZW 27-03-2014

Compensatie stijging zorgpremie niet acceptabel

Werkgeversorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW vinden het voorstel van minister Schippers van Volksgezondheid om de verhoging van de zorgpremie voor werkgever te compenseren met lastenverlichting elders, niet acceptabel. Deze compensatie is namelijk tijdelijk en afhankelijk van politieke besluitvorming, en hierdoor onzeker.
Door de overheveling van een deel van de langdurige zorg van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet zullen de zorgpremies toenemen. In een brief aan de vaste Kamercommissie voor VWS schrijven beide ondernemersorganisaties dat de hervorming van de langdurige zorg zal leiden tot hogere lasten op arbeid. In een brief van 4 maart had de minister een ‘zachte landing’ voorgesteld in de vorm van een tijdelijke aanvullende rijksbijdragen die vanaf 2015 tot 2019 wordt afgebouwd naar nul. Maar daarna zal volgens de werkgevers de Zvw last voor werkgevers met 1,6 miljar euro zijn toegenomen. Een belangrijke grief van de werkgevers is dat zij geen enkele invloed hebben op de premie die ze betalen en de lasten die hieraan ten grondslag liggen. Het meefinancieren van de zorgverzekering van burgers via de werkgeverspremie Zvw zorgt er volgens hen voor dat werkgeverschap steeds duurder wordt in Nederland. De beloofde ‘compensatie’ zal al snel onvoldoende zijn: langdurige ouderenzorg zal vooral vanwege de vergrijzing sneller groeien dan de economische groei en de andere zorguitgaven. Structurele compensatie voor burgers en bedrijven, nu of in de komende jaren, zal al snel onvoldoende zijn. Het verband tussen een verlaging van een andere premie en de hogere Zvw-premie is na verloop van tijd uit het oog verloren. De doorberekening van de hogere zorglasten gaat echter wel automatisch door, omdat de 50%-50% verdeling van de premielasten tussen de inkomensafhankelijke en nominale premies wettelijk is vastgelegd. De ondernemersorganisaties steunen het voornemen van het kabinet om de langdurige zorg te hervormen en het zorgstelsel houdbaar te maken. Een systeem echter waarin geen sprake is van optimale prikkels leidt volgens hen tot mogelijkheden voor afwenteling en onbeheersbare kostenontwikkeling. De werkgeverspremie in de Zvw in de huidige vorm vinden zij niet houdbaar. Het leidt tot automatisch oplopende loonkosten. De ondernemingsorganisaties bepleiten een fundamentele heroverweging van de werkgeverspremie in de Zorgverzekeringswet, waarmee de (financierings-)rol van werkgevers bij de zorgverzekering van burgers beëindigd kan worden. Bron: MKB-Nederland 18-03-2014

Leges over onderhouds- en uitbreidingskosten

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt geen onderscheid gemaakt tussen kosten voor onderhoud en uitbreiding. Ook onderhoudskosten die niet vergunningplichtig zijn behoren tot de bouwkosten waarover leges wordt berekend.
De eigenaar van een woning vraagt in februari 2013 een omgevingsvergunning aan voor het vervangen van de kap van zijn woning. Op het aanvraagformulier is aangegeven dat de geschatte bouwkosten € 5.000 zullen bedragen. De omgevingsvergunning wordt in mei 2013 verleend en de gemeente legt aan de eigenaar een aanslag bouwleges op van € 1.176,72. De bouwkosten worden door de gemeente geraamd op € 39.200. De eigenaar is het met deze aanslag niet eens. Volgens hem blijkt uit recente jurisprudentie dat onderhoudskosten die niet vergunningsplichtig zijn, niet tot de bouwkosten gerekend kunnen worden en dus kunnen hierover ook geen leges kosten worden geheven. Volgens de eigenaar is de kap van de woning in dermate slechte staat door aantasting van houtboorders en ongeïsoleerd, dat deze vervangen moet worden in het kader van groot onderhoud, hetgeen vergunningvrij zou zijn. Door het verhogen van de kap wordt de inhoud vergroot. Naar de mening van huiseigenaar moet een splitsing gemaakt worden tussen het onderhoud en de uitbreiding. De oppervlakte van het huidig dakvlak wordt vergroot met circa 48 m². Volgens de berekening volgens de bouwlegestoets moet gerekend worden met € 120 per m². Op grond hiervan heeft eigenaar de bouwkosten berekend op € 5.760. Volgens de gemeentelijke verordening die de heffing van leges regelt worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. In de tarieventabel is bepaald dat onder bouwkosten wordt verstaan: de aannemingssom exclusief omzetbelasting. Uit de verordening blijkt dat ook leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag. Vaststaat dat de huiseigenaar een omgevingsvergunning heeft aangevraagd en dat deze aanvraag in behandeling is genomen. Deze aanvraag heeft betrekking op het vervangen van de kap van de woning van eigenaar. Dit blijkt ook uit de bij de aanvraag gevoegde tekeningen. Voor de stelling van de eigenaar dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen groot onderhoud van de kap en de uitbreiding van de kap, verwijst hij naar een uitspraak van Hof Amsterdam. Een vergelijkbare uitspraak van Hof Den Haag, waarin ook een dergelijk onderscheid werd gemaakt, is echter door de Hoge Raad vernietigd. De Hoge Raad heeft hierbij aangegeven dat werkzaamheden die behoren tot het groot onderhoud – ofwel die onderhoudswerkzaamheden welke noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het voortbestaan van de woning als zodanig in gevaar komt – en aanpassingen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen van de tijd, niet kunnen worden aangemerkt als gewoon onderhoud. De hoogte van de leges heeft de gemeente vastgesteld op grond van de berekende bouwkosten van € 39.200. De gemeente is hierbij uitgegaan van de gerealiseerde inhoud van de kap van 196 m³. Vervolgens heeft de gemeente gerekend met een bedrag van € 200 per m³ op grond van de richtprijzentabel gebaseerd op de NEN-norm. Volgens de rechtbank moet rekening worden gehouden met de vervanging van de gehele kap. De door de huiseigenaar opgevoerde bouwsom zoals vermeldt in de bouwaanvraag komt de rechtbank, gelet op de te realiseren kap op de woning van eigenaar, onaannemelijk voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gemeente op juiste wijze de bouwkosten van de te vervangen kap heeft berekend en op grond daarvan een juiste legesaanslag aan eiser heeft opgelegd. Rb. Overijssel 18-03-2014

© lArcade 2024