Inloggen

Archief

Lucratieve beleggingen

Een werknemer die de mogelijkheid krijgt aandelen te kopen in de werkgever en met die aandelen weinig risico loopt terwijl er een hoge verkoopwinst tegenover staat, moet die verkoopwinst als resultaat uit overige werkzaamheden opnemen in de aangifte.
Een laborante is in dienst bij een bv en krijgt van haar werkgever de mogelijkheid om aandelen te kopen in de Engelse moedermaatschappij. Zij koopt in maart en oktober 2011 in totaal 36 B-aandelen van £ 0,01 per stuk. In december 2011 verkoopt de laborante de aandelen voor een bedrag van € 39.328. In eerste instantie neemt zij de opbrengst van de aandelen in haar aangifte IB 2011 op als inkomsten uit dienstbetrekking waarop geen loonheffing is ingehouden. Na het opleggen van de voorlopige aanslag tekent de laborante bezwaar aan en stelt dat de verkoopopbrengst van de aandelen in box 3 hoort te vallen. De inspecteur vindt dat de verkoopopbrengst moet worden aangemerkt als een lucratieve belegging ofwel de aandelen zijn mede een beloning voor de werkzaamheden van de laborante waardoor de opbrengst in box 1 valt en als resultaat uit een werkzaamheid moet worden belast. De rechtbank constateert allereerst dat het eigenlijk niet mogelijk is om bezwaar te maken tegen een voorlopige aanslag, maar omdat beide partijen aandringen op inhoudelijk behandeling zal de rechtbank de zaak in behandeling nemen. Volgens de rechtbank blijkt uit de wet dat onder een werkzaamheid mede wordt verstaan het houden van aandelen, indien de voordelen die met deze aandelen worden behaald, gelet op de feiten en omstandigheden waaronder deze aandelen zijn verkregen, naar moet worden aangenomen mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden van de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon. Partijen zijn het erover eens dat het derhalve om lucratief-belangaandelen gaat. Vaststaat dat alleen werknemers en oud-werknemers van de Engelse moedermaatschappij en haar dochtermaatschappijen in de gelegenheid zijn gesteld om de B-aandelen te kopen en dat deze aandelen niet op de beurs dan wel op andere wijze konden worden verkregen. Dit laat geen andere conclusie toe, dan dat het de werkzaamheden van de laborante zijn geweest die haar in staat hebben gesteld om de aandelen te kopen. Omdat de werknemers weinig risico lopen bij aankoop van de aandelen en de opbrengst bij verkoop van de aandelen behoorlijk is, is volgens de rechtbank beoogd de aandelen bij wijze van beloning voor de werkzaamheden te verstrekken. De inspecteur heeft het verkoopresultaat terecht tot het box 1-inkomen gerekend. Bron: Rb. Den Haag 27-02-2014

Aan de slag met MVO-risicomanagement

De SER-commissie IMVO roept bedrijven op aan de slag te gaan met MVO-risicomanagement. Startpunt daarbij is het identificeren, waar nodig prioriteren, en aanpakken van de risico’s op negatieve impact voor andere belanghebbenden. Tot deze aanbeveling komt de commissie in haar themarapportage ‘Due Diligence’.
Veel bedrijven en bedrijfstakken spannen zich in om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. De markt fungeert in een aantal gevallen als aanjager; er is meer aandacht voor milieu, arbeidsomstandigheden en mensenrechten in de keten van toeleveranciers. De Nederlandse overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties, consumenten en maatschappelijke organisaties verwachten dat bedrijven zakendoen met respect voor mensenrechten en milieu. Internationaal is dat vastgelegd in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) en fundamentele arbeidsnormen van de ILO die hiervan deel uitmaken. Wereldwijd vinden regelmatig schendingen van arbeidsnormen, mensenrechten of verontreiniging van het milieu plaats. Ook Nederlandse bedrijven lopen risico’s. Een internationaal opererend bedrijf kan bijvoorbeeld direct of indirect betrokken raken bij kinderarbeid, levensgevaarlijke werksituaties, extreem lange werktijden of negatieve effecten op inheemse volken of andere gemeenschappen. Een centraal begrip in de internationale richtlijnen is ‘due diligence’ of MVO-risicomanagement. Hiermee wordt bedoeld dat bedrijven de daadwerkelijke en mogelijke negatieve impact van hun handelen in kaart brengen, voorkomen, beperken en verantwoording afleggen over hoe zij omgaan met de geïdentificeerde risico’s. Bij de uitwerking van MVO-risicomanagement staan niet de risico’s voor het bedrijf centraal, maar de rechten van en mogelijke en daadwerkelijke risico’s op negatieve impact voor andere belanghebbenden, zoals werknemers en lokale gemeenschappen. De SER-commissie roept bedrijven en belanghebbenden op de internationale richtlijnen na te leven en aan de slag te gaan met risicomanagement. Ze kunnen beginnen met het identificeren en aanpakken van de meest pregnante risico’s die zij lopen om direct of indirect betrokken te raken bij schendingen van mensenrechten, in samenspraak met belanghebbenden en experts. Om bedrijven hierbij te ondersteunen is een online stappenplan ontwikkeld die de belangrijke richtlijnen bundelt en concrete handvatten biedt om MVO-risicomanagement in het bedrijf vorm te geven. Dit stappenplan kan men vinden op de site van de SER (www.ser.nl) . Bron: SER 6-03-2014

Verliesverrekening voor opleidingskosten

Door een schriftelijke toezegging van de inspecteur kunnen de scholingskosten van een piloot als verlies achterwaarts worden verrekend. Ook al kan persoonsgebonden aftrek in de regel niet achterwaarts worden verrekend.
Een belastingplichtige besluit in 2009 tot een carrièreswitch. Na een aantal jaren in dienstbetrekking te hebben gewerkt, wil hij een opleiding tot verkeersvlieger gaan volgen. Hij wil weten waar hij voor wat betreft de aftrek van scholingskosten aan toe is en besluit informatie in te winnen bij de Belastingdienst. Na te hebben gebeld met de Belastingtelefoon wendt hij zich in februari 2009 per brief tot de inspecteur. Hij wil graag weten of hij met terugwerkende kracht belasting kan terugkrijgen vanwege zijn opleidingskosten. De inspecteur laat hem weten dat de scholingskosten die in een jaar worden gemaakt in aftrek kunnen worden gebracht en dat daar geen maximumbedrag voor is. Ook geeft de inspecteur aan dat een verlies in box 1 eerst zal worden verrekend met positieve belastbare inkomens in box 1 uit de drie voorgaande jaren (carry back). Daarna volgt verrekening met de positieve belastbare inkomens in box 1 uit de negen volgende jaren. Bij het vaststellen van de aanslag IB 2009 houdt de inspecteur rekening met een bedrag van € 9.573 aan scholingsuitgaven en stelt hij bij beschikking het restant aan persoonsgebonden aftrek vast op € 85.427. De piloot maakt hiertegen bezwaar omdat hij wil dat het bedrag als verlies uit werk en woning in aanmerking wordt genomen. Na bot te hebben gevangen bij de rechtbank stapt de piloot naar het hof. Uit de Wet IB 2001 blijkt dat de persoonsgebonden aftrek het inkomen uit werk en woning van het kalenderjaar vermindert, maar niet verder dan tot nihil. Vervolgens moet de inspecteur het bedrag van de op enig tijdstip niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen. De scholingsuitgaven zijn in dit geval op grond van een juiste wetstoepassing als persoonsgebonden aftrek aangemerkt die niet achterwaarts kunnen worden verrekend. De uitlatingen in de brief van de inspecteur in reactie op de brief van de piloot in februari 2009 kunnen naar het oordeel van het hof echter redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan dat de inspecteur ermee akkoord gaat dat de scholingsuitgaven van de piloot konden worden verrekend met diens belastbare inkomens uit voorgaande jaren. Er is met andere woorden sprake van een toezegging door die inspecteur. De brief van de piloot bevatte immers concrete, en overigens ook juiste, informatie over zijn voornemen om een opleiding tot verkeersvlieger te volgen, over de specifieke kosten die hieraan zijn verbonden en over de wijze van financiering van die kosten door de piloot. De piloot heeft in die brief vervolgens een concrete vraag gesteld met betrekking tot de aftrekbaarheid van die kosten. Er is daarom sprake van een met de wet strijdige toezegging, maar niet van een ‘zo duidelijke’ met de wet strijdige toezegging dat op nakoming van de toezegging in redelijkheid niet mocht worden gerekend. De piloot kan zich dan ook met vrucht beroepen op nakoming van de door de inspecteur gedane toezegging. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 25-02-2014

Doorstart-portal voor mkb’ers en zzp’ers

Op 7 maart is MKB Doorstart gelanceerd. De site moet mkb-bedrijven en zzp’ers die in de problemen (dreigen te ) geraken een portal bieden voor het vinden van een oplossing. De lancering vond gelijktijdig plaats met de opening van de Ondernemers­pleinen in Almere en Lelystad.
MKB Doorstart biedt bedrijven die in de kern gezond zijn maar te maken hebben met (dreigende) financiële problemen, maatwerk om de onderneming een nieuwe impuls te geven. MKB Doorstart start in Flevoland, maar de ambitie is om de portal in heel Nederland toegankelijk te maken. MKB Doorstart bundelt de kennis en krachten van verschillende partijen gebundeld. De ervaring is dat een ondernemer in de problemen, pas op een heel laat moment hulp zoekt. Soms té laat, zodat bedrijfsbeëindiging of faillissement nog de enige optie is, met alle gevolgen van dien voor de ondernemer zelf, het personeel en de schuldeisers. MKB Doorstart kan in veel gevallen in een oplossing voorzien dankzij vroegsignalering: tijdig aan de bel trekken door bedrijven zelf, of via partijen als bank, accountant of (zaken)partner. Zo kan worden voorkomen dat onomkeerbare problemen ontstaan. In veel gevallen kan een bedrijf dat in de kern gezond is maar tijdelijk financiële problemen heeft, geholpen worden met maatwerk. Dat kan passende financiering zijn, coaching, begeleiding of een noodzakelijke schuldregeling. Dankzij de medewerking van banken, overheden en maatschappelijk investeerder Start Foundation is de hulp van MKB Doorstart kosteloos voor de hulpzoekende ondernemer. Een ondernemer die zich aanmeldt via www.mkbdoorstart.nl krijgt op zo kort mogelijke termijn een reactie van het team achter MKB Doorstart. Bron: MKB Doorstart 5-03-2014

Aftrek als eigenwoningrente voor vruchtgebruiker

Voor situaties waarin de eigendom van een woning krachtens erfrecht is gesplitst in vruchtgebruik en blote eigendom, en waarin de vruchtgebruiker de renten en kosten voor de schuld die is aangegaan door de erflater voor zijn rekening moet nemen, zijn deze renten en kosten sinds 1 januari 2013 niet meer aftrekbaar. Omdat dit ongewenst kan zijn, keurt de staatssecretaris van Financiën goed dat deze renten en kosten onder voorwaarden toch aftrekbaar zijn als eigenwoningrente.
Met ingang van 1 januari 2013 is in de Wet IB 2001 opgenomen dat een eigenwoningschuld een schuld van de belastingplichtige is die is aangegaan in verband met een eigen woning. In de situatie waarin de eigendom van een woning krachtens erfrecht is gesplitst in vruchtgebruik en blote eigendom, is de schuld die de erflater is aangegaan in verband met de eigen woning, een schuld van de bloot eigenaar. Voor de vruchtgebruiker kan de woning worden aangemerkt als eigen woning. Als deze vruchtgebruiker echter de renten en kosten voor de schuld die is aangegaan door de erflater voor zijn rekening moet nemen, zijn deze renten en kosten niet aftrekbaar. Die schuld behoort immers niet tot zijn vermogen. Bij de parlementaire behandeling van het pakket Belastingplan 2014 is al aangegeven dat het niet de bedoeling is dat vruchtgebruikers per 2013 plotsklaps geen renten of kosten meer zouden kunnen aftrekken. Om hierin te voorzien keurt de staatssecretaris van Financiën nu goed dat renten en kosten die de vruchtgebruiker betaalt voor de schuld van de bloot eigenaar, door de vruchtgebruiker in aanmerking kunnen worden genomen als aftrekbare kosten. Hieraan is wel de voorwaarde verbonden dat de woning voor de vruchtgebruiker kan aangemerkt als een eigen woning en dat de schuld voldoet aan de overige voorwaarden die gelden voor de kwalificatie als eigenwoningschuld. Dit besluit werkt terug tot en met 1 januari 2013. Volgens het besluit gaat het bij de term vruchtgebruik om de volgende rechten: een recht van vruchtgebruik, een recht van bewoning of een recht van gebruik. Bron: MvF 21-02-2014

© lArcade 2024