De staatssecretaris van Financiën heeft een beleidsbesluit gepubliceerd met het beleid Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 24 november 2023, nr. 2023-22492. Onderdeel 2.1.1 is aangevuld met de opmerking dat sprake is van een MEGVO wanneer Aan onderdeel 2.1 zijn vijf nieuwe onderdelen toegevoegd met de behandeling van (dis)agio (Dis)agio bij uitgifte van een obligatielening (2.1.2). Dis)agio en waardemutaties bij overdracht van een lening (2.1.3 en 2.1.4). Waardemutaties van een renteswap die deel uitmaakt van een extendible lening ontstaan (Dis)agio ontstaan bij omzetting van een combinatie van een renteswapovereenkomst Aan onderdeel 2.2 zijn twee nieuwe onderdelen toegevoegd met de kwalificatie van bepaalde Aan onderdeel 2.4 is een nieuw onderdeel 2.4.3 toegevoegd met de kwalificatie van Aan onderdeel 2 zijn de nieuwe onderdelen 2.5 en 2.5.1 toegevoegd met de behandeling resultaten op een renteswapovereenkomst, amortisatie van (dis)agio ontstaan bij omzetting van een combinatie van een renteswapovereenkomst amortisatie van agio na ontstaan belastingplicht, resultaten op een mandatory break clause in een renteswapovereenkomst. Onderdeel 3 is aangevuld met de samenloop tussen artikel 15b Wet Vpb 1969 en overige Aan onderdeel 4.2 is een nieuw onderdeel 4.2.3 toegevoegd met de behandeling van een Aan onderdeel 4 is een nieuw onderdeel 4.4 toegevoegd met de behandeling van: winst bepaald aan de hand van de tonnageregeling, rentebaten en lasten die deel uitmaken van deze winstbepaling, de tonnageregeling in relatie tot de aftrekruimte van artikel 15b Wet Vpb 1969. Aan onderdeel 4 is een nieuw onderdeel 4.5 toegevoegd met de verhouding tussen de Redactionele wijzigingen waarmee geen inhoudelijke wijzigingen zijn beoogt. Zo zijn Bron: MvF, 16 juli 2025.
voor de earningsstrippingmaatregel die is opgenomen in afdeling 2.9a van de Wet op
de vennootschapsbelasting 1969.
Bij deze actualisering zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
wettelijke rente is verschuldigd door niet tijdig nakomen van een verbintenis tot
betaling van een geldsom.
en waardemutaties van leningen en renteswaps door afwijkende marktrente. Het gaat
dan om:
door afzonderlijke balanswaardering (2.1.6).
en een variabel-rentende lening in een vastrentende lening (2.1.7).
vormen van factoring (2.2.3) en van een extendible lening (2.2.6).
de bijstorting op basis van het Reglement van Deelneming aan het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw.
van:
en een variabel-rentende lening in een vastrentende lening als gevolg van afwijkende
marktrente. Voor de leesbaarheid is dit onderwerp zowel hier als onder 2.1.7 opgenomen,
renteaftrekbeperkende maatregelen.
aftrekbaar liquidatieverlies.
per-elementbenadering en artikel 15b Wet Vpb 1969.
een aantal onderdelen herschreven (2.2.1 en 4.1.2) en opnieuw ingedeeld (4.2 en 4.2.1)
en is de tekst op verschillende plaatsen verduidelijkt.
De rekening voor de overheid als gevolg van het box 3-probleem dreigt aanzienlijk Het ministerie lijkt door deze extra kostenpost te zijn verrast; bij het opstellen Financiën geeft voorlopig alleen aan dat er binnenkort duidelijkheid komt over de Bron: FD, 29-07-2025.
hoger uit te vallen dan eerder gedacht, zo schrijft het FD. Mensen die te veel vermogensbelasting
hebben betaald, krijgen volgens de Belastingdienst bij teruggaaf ook recht op een
rentevergoeding. Het ministerie van Financiën verwacht hierover binnenkort een besluit
te nemen.
van de zogenoemde tegenbewijsregeling is de rentevergoeding buiten beschouwing gebleven.
Dankzij deze regeling kunnen belastingbetalers sinds vorige week te veel betaalde
box 3-belasting terugvragen, mits zij kunnen aantonen dat hun werkelijke opbrengst
uit sparen en beleggen in een belastingjaar lager was dan het veronderstelde rendement
waarmee de fiscus bij de belastingaanslag rekening hield. Zij kunnen hiervoor het
formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) gebruiken.
rentevergoeding. Tijdens een webinar voor fiscalisten op 3 juli gaf een expert van
de Belastingdienst echter aan dat als alleen het vermogensrendement in de aangifte
wordt aangepast, belastingplichtigen aanspraak maken op een rentevergoeding.
Een man mag bij de verdeling van woningcertificaten zijn ex-partner uitkopen, maar De zaak draait om een woning die in eigendom is van een stichting, met certificaten Vrijstelling alleen bij bandbreedte 40-60% Het hof herhaalt dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij relatiebeëindiging De sleuteloverweging van het hof is dat niet alleen de juridische verhoudingen tellen, Bron: Hof Amsterdam, 18-03-2025.
krijgt geen vrijstelling overdrachtsbelasting, omdat de economische gerechtigdheid
niet gelijk verdeeld is.
verdeeld tussen een man en zijn voormalige partner. Beiden bezitten de helft van de
certificaten, maar uit aanvullende afspraken blijkt dat de man economisch voor 75%
en de vrouw voor 25% gerechtigd is. Bij het beëindigen van de samenleving in 2020
neemt de man alle certificaten over en betaalt hij de vrouw uit. Hij doet daarbij
een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij relatiebeëindiging. De
inspecteur wijst de vrijstelling af en legt een naheffingsaanslag op voor het jaar
2020.
alleen geldt als de economische gerechtigdheid aan de woning voor beide partners tussen
de 40% en 60% ligt. Dit volgt uit eerdere jurisprudentie. In deze zaak heeft de man
al voor de verdeling 75% economische gerechtigdheid en zijn ex-partner 25%. Die scheve
verdeling sluit toepassing van de vrijstelling uit, ook als sprake is van een samenleving
buiten huwelijkse voorwaarden met eigen afspraken over waardeverdeling. Het hof ziet
geen reden om door aanvullende afspraken anders te oordelen, en bevestigt het oordeel
van de rechtbank. Het beroep van de man op een besluit van de staatssecretaris over
samenlevingscontracten helpt hem ook niet, omdat de casus onder dat besluit niet valt.
maar óók de economische gerechtigheden, inclusief vorderingen die afhankelijk zijn
van de waardeontwikkeling van de woning. Als daardoor een van de voormalige partners
buiten de 40-60%-bandbreedte valt, geldt de vrijstelling niet, aldus het hof (Wet: art.
15 lid 1 onder g WBRV).
In het Overzicht betalen en ontvangen is het vanaf nu mogelijk om te zien van welk Via DigiD Machtigen kan de intermediair terecht op het Overzicht betalen en ontvangen Let op! Het nieuwe rekeningnummer is per direct geldig, maar houd er rekening mee dat de Belastingdienst Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 28-07-2025.
rekeningnummer de automatische incasso wordt afgeschreven. Dit geldt voor de inkomstenbelasting,
Zorgverzekeringswet en motorrijtuigenbelasting, waarbij een automatische incasso reeds
is geregistreerd. Daarnaast is het nu ook mogelijk om dit rekeningnummer digitaal
te wijzigen.
voor de klant. Onder het tabblad ‘Incasso’ kan men het middel kiezen, waarvan men
het rekeningnummer wil inzien en eventueel wil wijzigen. Na het kiezen van het middel
is het rekeningnummer waarop wordt afgeschreven zichtbaar. Via de knop ‘Rekeningnummer
wijzigen’ is het mogelijk het nieuwe rekeningnummer op te geven. Ter bevestiging moet
men inloggen met de juiste inloggegevens van de betreffende bank.
eventueel nog betalingen van het oude rekeningnummer kan afschrijven. Dit heeft te
maken met het moment waarop de intermediair of de klant het rekeningnummer wijzigt
– bijvoorbeeld als er door de Belastingdienst al een incasso-opdracht is ingepland.
De Kennisgroep winstbepaling heeft een standpunt ingenomen over de reikwijdte van Gemeente Y is enig aandeelhouder van X BV. Y is eigenaar van een zwembadgebouw en Y kwalificeert, ondanks de afwezigheid van belastingplicht voor de Wet Vpb 1969, als Voor de toepassing van artikel 3.30a Wet IB 2001 is de fiscale boekwaarde het vertrekpunt Vraag Moeten, en zo ja hoe, de afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen op grond Antwoord Ja, voor een huurdersinvestering gedaan in een gebouw zonder fiscale boekwaarde moeten Bron: Belastingdienst, 25-07-2025.
de afschrijvingsbeperking van artikel 3.30a, zevende lid, Wet IB 2001 ingeval van
het ontbreken van een fiscale boekwaarde ten aanzien van het verhuurde vermogensbestanddeel.
verhuurt deze aan X BV. Y drijft met deze verhuur geen onderneming en is dan ook niet
belastingplichtig in de zin van de Wet Vpb 1969. Vanwege het ontbreken van belastingplicht
heeft gemeente Y geen fiscale boekwaarde voor het gebouw vastgesteld.
een verbonden lichaam op grond van artikel 10a, vierde lid, Wet Vpb 1969. X BV investeert
in het gebouw en heeft deze investering op haar fiscale balans opgenomen. In haar
aangifte heeft X BV rekening gehouden met afschrijvingslasten op de door haar gedane
investering.
om uiteindelijk op grond van artikel 3.30a, zevende lid, Wet IB 2001 te kunnen bepalen
of X BV fiscaal kan afschrijven op de huurdersinvestering. De bodemwaarde is in deze
casus vastgesteld op 100% van de WOZ-waarde.
van art. 3.30a, zevende lid, IB 2001 indien de huurdersinvestering is gedaan in een
gebouw zonder fiscale boekwaarde dat in eigendom is bij een niet- belastingplichtig
lichaam?
afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen conform artikel 3.30a, zevende lid,
Wet IB 2001 nu belastingplichtige en de gemeente verbonden lichamen zijn. Bij het
ontbreken van een fiscale boekwaarde dient een fiscale boekwaarde bepaald te worden
alsof het verhuurde vermogensbestanddeel vanaf het moment van verkrijging tot de fiscale
sfeer van de verhuurder heeft behoord.