Inloggen

Archief

‘Salaris’ was opname in rekening-courant

Een onduidelijke administratie, waarbij rekening-courantboekingen deels werden aangeduid als ‘loon’ en ‘salaris’ zorgt ervoor dat een bv aanloopt tegen een naheffingsaanslag loonbelasting. De bv weet Hof Den Bosch echter te overtuigen dat de vennootschap de intentie had slechts het op grond van de arbeidsovereenkomst overeengekomen loon aan de aadeelhoudster/werknemer als loon uit te betalen en dat het meerdere als rekening-courant werd opgenomen.
Een vennootschap komt met haar enige werkneemster, die tevens aandeelhoudster is, in een arbeidsovereenkomst een maandloon van € 3.300 bruto overeen. De inspecteur stelt bij een controle vast dat in de jaren 2006 tot en met 2008 op de grootboekrekening ‘Te betalen netto lonen’ maandelijks een bedrag van € 4.000 werd overgeboekt ten gunste van de werkneemster met de omschrijving ‘Salaris’ of ‘Loon’. Daarnaast werden via deze grootboekrekening diverse privé-uitgaven en geldopnamen geboekt (zoals Free Record Shop, schoenenaankopen, opticien e.d.). Per 31 december van elk jaar boekte de adviseur op deze rekening in credit het netto jaarloon overeenkomstig de arbeidsovereenkomst. Het saldo van de grootboekrekening werd als vordering op de werkneemster in de jaarstukken verantwoord. De vordering - eind 2008 € 33.813 – was ten tijde van de zittingen geheel afgelost. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen opgelegd die zijn gebaseerd op het verschil tussen de via de aangifte loonheffingen verantwoorde netto lonen, waarbij door de vennootschap het volgens de arbeidsovereenkomst toegekende loon tot uitgangspunt is genomen, en de door de werkneemster maandelijks opgenomen bedragen van € 4.000. Dit verschil heeft de inspecteur gebruteerd. Volgens de vennootschap heeft de werkneemster echter slechts loon genoten tot het bedrag dat in de arbeidsovereenkomst was overeengekomen. De maandelijkse opnamen van € 4.000 zijn door haar telkens met een verkeerde omschrijving ‘Salaris’ of ‘Loon’ overgeboekt. De omschrijving had ten dele moeten zijn ‘rekening-courantopname’. Hetzelfde heeft te gelden voor de benaming van de grootboekrekening ‘Te betalen netto lonen’. De via die rekening geboekte bedragen hadden betrekking op diverse privé-opnamen in rekening-courant van haar werkneemster en niet alleen op netto toegekende loonbetalingen. Via die rekening zijn immers ook betalingen in winkels e.d. ten laste van de werkneemster geboekt. De betreffende grootboekrekening fungeerde derhalve als rekening-courant. Het werkelijk genoten jaarloon is op basis van hetgeen is vastgesteld in de arbeidsovereenkomst telkens per 31 december van elk jaar op die rekening in credit geboekt. Uit de aflossing van de rekening-courant blijkt de intentie om slechts het overeengekomen loon als loon uit te betalen. De vennootschap stelt dat de hogere opnamen in rekening-courant veroorzaakt werden doordat de werkneemster tijdelijk meer geld nodig had voor de kosten van verzorging van haar zieke zoon. Hof Den Bosch hecht geloof aan de verklaring van de vennootschap – welke verklaring ondersteund wordt door de overgelegde stukken – dat de vennootschap de intentie had slechts het op grond van de arbeidsovereenkomst overeengekomen loon als loon uit te betalen en dat het meerdere ten titel van rekening-courant werd opgenomen. Die opgenomen gelden zijn ook inmiddels volledig terugbetaald aan de vennootschap en dat wijst op een rekening-courantverhouding. Het hof vernietigt de naheffingsaanslagen. Bron: Hof Den Bosch, 25-07-2014 (gepubl. 24-09-2014)

Ziekteverzuim in tweede kwartaal verder gedaald

Het ziekteverzuim is in het tweede kwartaal van dit jaar verder gedaald. Het verzuimpercentage kwam in het tweede kwartaal uit op 3,7%. Drie jaar geleden was het verzuimpercentage nog 4,1%. Sindsdien is het ziekteverzuim gestaag gedaald.
Het ziekteverzuim verschilt per bedrijfstak. In het onderwijs was het ziekteverzuim het hoogst, in de horeca was het verzuim met 2% het laagst. Het lage verzuim in de horeca komt onder meer door dat de gemiddelde leeftijd van de werknemers in de horeca het laagst is. Het ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd. alle bedrijfstakken het laagst bij de horeca. Daarnaast kent de horeca veel oproepkrachten met een nul-urencontract. Ziekteverzuim heeft daardoor geen effect op het verzuimpercentage. In geval van ziekte hoeft de werkgever bij een nul-urencontract of oproepcontract doorgaans geen loon door te betalen. Het onderwijs, met een verzuimpercentage van bijna 5%, is de gemiddelde leeftijd van werknemers daarentegen relatief hoog. Aan het eind van het eerste kwartaal van 2014 werden 821.000 arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WIA, WAO, Wajong, Wet Wajong en WAZ) verstrekt. De WAO-uitkeringen zijn inmiddels gedaald tot 367.000. De uitkeringen in het kader van (wet) Wajong en WIA (de regelingen IVA en WGA) namen in de eerste drie maanden van 2014 toe met respectievelijk 9.000 en 18.000. Eind maart 2014 werden 193.000 WIA-uitkeringen verstrekt: 138.000 WGA-uitkeringen en 54.000 IVA-uitkeringen. Bron: CBS 29-09-2014

iPad toch een communicatiemiddel

Volgens Hof Amsterdam is de iPad toch een communicatiemiddel. Eerder had Rechtbank Haarlem in deze zaak geoordeeld dat de iPad geen communicatiemiddel is, maar een computer. Omdat er geen sprake was van minimaal 90% zakelijk gebruik moest de werkgever, RTL, over de verstrekte iPads loonbelasting afdragen.
RTL had aan haar vaste medewerkers in 2010 een iPad verstrekt, waarvoor zij geen eigen bijdrage hoefden te betalen. Over het gebruik van het apparaat waren met de medewerkers geen afspraken gemaakt en bij uit dienst treden konden de medewerkers de iPad gewoon meenemen. De rechtbank oordeelde dat de iPad geen communicatiemiddel is maar fiscaal behandeld moet worden als een computer, mede gelet op het formaat, het geheugen van 32GB en de vele gebruiksmogelijkheden. In hoger beroep komt Hof Amsterdam nu tot een ander oordeel. Volgens het hof biedt de parlementaire geschiedenis van artikel 15b van de Wet LB 1964 (tekst 2010) onvoldoende aanknopingspunten voor een duidelijke afbakening tussen enerzijds apparaten welke aan te merken zijn als communicatiemiddel en anderzijds apparaten welke zijn aan te merken als computer. Sinds de totstandkoming van die bepaling (2005-2006) is de technologische ontwikkeling verder gegaan hetgeen ertoe heeft geleid dat het onderscheid tussen computers en communicatiemiddelen sindsdien steeds verder is vervaagd. Dit was ten tijde van de verstrekking van de iPads door RTL al het geval. De iPads hebben volgens het hof naar hun gebruiksmogelijkheden zowel elementen van een (klassiek) communicatiemiddel als elementen van een (klassieke) computer. Voor de loonheffing moet echter een keuze worden gemaakt: communicatiemiddel (art. 15b, lid 1 f Wet LB 1964) of computer (art. 15b, lid 1 s Wet LB 1964). Belangrijke overweging voor de hof om de iPad aan te duiden als communicatiemiddel en niet als computer is dat bij alle applicaties waarbij gegevensinvoer van de gebruiker nodig is over het beeldscherm een toetsenbord verschijnt dat een belangrijk deel van het scherm in beslag neemt. Invoer van gegevens is daarmee aanzienlijk minder vlot mogelijk. De beperkingen die hieruit voortvloeien spelen niet of nauwelijks een rol bij de communicatietoepassingen (sms, e-mail, internet), maar doen zich vooral voor functies/applicaties die niet als communicatie zijn aan te merken. Volgens het hof geldt hiervoor hetzelfde als wat de staatssecretaris in zijn besluit van 20 februari 2009 aangaf ten aanzien van smartphones en blackberry’s: ‘het beeldscherm en de invoermogelijkheden zijn bij deze apparaten te beperkt voor langdurig gebruik als computer’. Resteert de vraag of het zakelijk gebruik meer dan bijkomstig belang (>10%). Hierover oordeelt het hof dat gezien de activiteiten van de werkgever – (elektronische) media, internet, de ontwikkeling van toepassingen daarvoor, ontwikkeling internetmedewerkersportal enz. – voldoende aannemelijk is dat het zakelijk gebruik van de iPads door in ieder geval een zeer groot deel van haar werknemers de grens van 10% van het totale gebruik heeft overschreden. Bron: Hof Amsterdam 25-09-2014

Meer bouwen met minder vergunningen

Met ingang van 1 november worden de regels voor aan- of uitbouwen, en het plaatsen van een bijgebouw aan de achterkant van een woning of een ander hoofdgebouw vereenvoudigd. Kleinere aanpassingen kunnen vergunningvrij en er komt een korte (reguliere) procedure om (tijdelijk) af te wijken van het bestemmingsplan.
De nieuwe regels zijn tot stand gekomen in goed overleg met onder meer de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Vereniging bouw- en woningtoezicht Nederland. Met de wijzigingen wordt een groot aantal gemeentelijke wensen gerealiseerd. De maatregelen zijn een voorloper van de nieuwe Omgevingswet, die 24 afzonderlijke wetten moet vervangen, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Waterwet en de Monumentenwet 1988. Een van de wijzigingen is dat voor het vergroten van een hoofdgebouw met een uitbreiding tot 4 meter geen vergunning meer nodig is. Voorheen lag de grens op 2,5 meter. Ook wordt het mogelijk om in het achtererf bij een woning een woongelegenheid voor mantelzorg te plaatsen. Met de nieuwe regels kunnen gemeenten straks eenvoudiger en sneller aanvragen afwikkelen voor vergunningen die in strijd zijn met het bestemmingsplan binnen bestaande gebouwen. Ook geldt dat voor tijdelijke afwijkingen tot een duur van 10 jaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om noodwinkels of noodscholen. Deze maatregel betekent een jaarlijkse besparing op administratieve lasten van 0,65 miljoen euro. Met de nieuwe regels kunnen leegstaande kantoorgebouwen ook eenvoudiger een andere maatschappelijk gewenste functie krijgen. Bron: Rijksoverheid, 23-09-2014

Eén op negen werkenden heeft kleine baan

In het tweede kwartaal van 2014 had 11% van alle werkenden een kleine baan van minder dan 12 uur per week. Driekwart van hen wil of kan niet meer dan 12 uur per week werken, vooral vanwege het volgen van een opleiding of studie. Kleine banen worden voornamelijk door jongeren bezet.
7,2 miljoen personen hadden in het tweede kwartaal een baan van 12 uur of meer per week, 900.000 hadden een kleine baan van minder dan 12 uur. Personen met een kleine baan horen volgens de nationale definitie niet tot de werkzame beroepsbevolking, maar volgens de internationale ILO-definitie wel. Kleine banen worden steeds vaker door jongeren bezet. In 2014 was 62% van de personen met een kleine baan 15 tot 25 jaar. In 2004 was dat nog 53%. Ketenregeling Per 1 juli 2015 wijzigt de ketenregeling. Deze is dan niet meer van toepassing op de arbeidsovereenkomst met een werknemer jonger dan 18 jaar, indien de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste 12 uur per week bedraagt (art. 7:668a lid 11). De ketenbepaling treedt dan pas in werking vanaf de dag waarop de werknemer de leeftijd van 18 jaar bereikt. Maar let op: de ketenbepaling kan ook eerder in werking treden, indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een werknemer jonger dan 18 jaar een gemiddelde arbeidsomvang heeft van meer dan 12 uur per week. Die arbeidsovereenkomst telt dan, mee zowel voor de berekening van de periode van 24 maanden (lid 1 sub a), als voor het aantal aangegane arbeidsovereenkomsten (meer dan drie). De periode van 24 maanden begint dan te lopen vanaf de aanvang van de overeenkomst waarvan de gemiddelde omvang meer dan 12 uur per week bedraagt en die arbeidsovereenkomst telt mee als schakel in de keten. Bron: CBS 23-09-2014

© lArcade 2024