Inloggen

Archief

Stijging gewerkte uitzenduren zet door

In het derde kwartaal van 2015 steeg het totaal aantal uitzenduren met 2,5% ten opzichte van het kwartaal ervoor. De stijging is iets kleiner dan in het tweede kwartaal. Het aantal uitzenduren neemt al tweeënhalf jaar toe.
In het derde kwartaal steeg het aantal uren in kortlopende contracten met 2,2%. De stijging is hetzelfde als een kwartaal eerder en dit was toen de grootste stijging in ruim vier jaar. De ontwikkeling van de kortlopende uren loopt doorgaans voor op die van de rest van de arbeidsmarkt. Het aantal uren in langlopende contracten zoals detachering en payrolling steeg met 3,1%. Een kwartaal eerder was de stijging 3,9%. Werkgevers willen flexibeler zijn in het aannemen en afstoten van personeel en geven werknemers steeds vaker een langlopend uitzendcontract in plaats van een vaste aanstelling. CBS maakte 13 november 2015 bekend dat zowel het aantal banen als het aantal vacatures in het derde kwartaal van 2015 is toegenomen. Het aantal banen steeg met 33.000. Vooral uitzendbanen droegen bij aan de groei. Ook kwamen er duizend vacatures bij, zodat de teller eind september op 132.000 stond. De werkloosheid ten slotte was in het derde kwartaal iets lager dan in het tweede kwartaal, al steeg het aantal werklozen in augustus en september licht. Bron: CBS 27-11-2015

Geen herinvoering werknemerspremie WW

In een reactie op het SER-advies ‘Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren’ geeft het kabinet aan niets te zien in een herinvoering van de WW-premie voor werknemers. De SER had aangedrongen op herinvoering van een werknemerspremie WW uit het brutoloon, maar constateerde ook dat niet strookt met de Wet uniformering loonbegrip.
In een reactie schrijft het kabinet te hechten aan de Wet uniformering loonbegrip en de daarmee bereikte vereenvoudiging. Volgens het kabinet zou een herinvoering van de werknemerspremie leiden tot administratieve lastenverzwaring voor werkgevers. Ook zou dit gevolgen hebben voor de koopkracht van werkenden en niet-werkenden en voor de lastenontwikkeling van bedrijven. Het kabinet concludeert dat er geen mogelijkheid is om invulling te geven aan de in het Sociaal Akkoord afgesproken wens dat indien sociale partners meer de regie over de WW krijgen, het op den duur ook passend is om de publiek gefinancierde WW fifty-fifty te gaan betalen. Ook de aanbevelingen van de SER om te komen tot een lastendekkende Awf-premie neemt het kabinet niet over. De SER wilde een lastendekkende premie op basis van langjarige gemiddelde. Ook het kabinet wil een stabiele premie, maar kijkt hierbij naar het gehele lasten- en premiebeeld en niet enkel naar de AWf-premie. Het kabinet wil de mogelijkheid open houden om zo nodig verschuivingen aan te brengen tussen en binnen de verschillende lastensoorten voor ondernemers dan wel om lastenverlichting te bereiken. scheiding tussen premies en uitgaven WW juist de conjunctuurdempende werking die de SER voor ogen heeft bij deze aanbeveling. Om deze redenen kan het kabinet deze aanbeveling niet overnemen. Wel wil het kabinet de sociale partners meer betrekken bij de jaarlijkse premievaststelling en het daarbij via de Stichting van de Arbeid om een zwaarwegend advies vragen. Bron: Min SZW 24-11-2015

Fiscale verzamelwet aangenomen

Of Belastingplan 2016 door de Eerste Kamer straks wordt aangenomen is nog onzeker, maar een aantal andere fiscale wijzigingen – die waren opgenomen in de Fiscale verzamelwet 2015 – gaan in ieder geval wel door. Op 24 november deed de Eerste Kamer het wetsvoorstel als hamerstuk af.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat in de Fiscale verzamelwet 2015 al enkele vereenvoudigingen zouden worden opgenomen. Omdat deze maatregelen echter sterk samenhangen met de vereenvoudiging van het belastingstelsel hebben voorstellen de Fiscale verzamelwet niet gehaald. Wel bevat het wetsvoorstel dan nu is aangenomen, naast enkele technische en redactionele wijzigingen, ook een aantal andere inhoudelijk aanpassingen: De nihilwaardering van de personeelslening komt te vervallen (tenzij het een lening betreft voor de aanschaf van een (elektrische)fiets). Het rentevoordeel dat de werknemer geniet is belast loon. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel (werkkostenregeling) is niet mogelijk. Er hoeft geen verrekening in de IB meer plaats te vinden voor door Luxemburg geheven bronheffing omdat Luxemburg sinds 1 januari 2015 automatisch informatie verstrekt over banktegoedhouders. De houdsterverliesregeling wordt aangepast naar aanleiding van enkele arresten van de Hoge Raad. Verliezen geleden in het jaar van aanvang en beëindiging van de houdsteractiviteiten worden weer als houdsterverlies aangemerkt. De teruggaafregeling BPM bij export wordt aangescherpt: alleen nog een BPM-teruggaaf als het geëxporteerde motorrijtuig duurzaam is ingeschreven in een ander land van de EU/EER. Het nihiltarief in de MRB voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer (per 1 januari 2016) geldt ook voor bestelauto’s, motorrijtuigen en andere voertuigen. Bron: Eerste Kamer, 24-11-2015

Private aanvulling WW: aanbevelingen voor decentrale cao-partijen

In een brief aan de decentrale cao-partijen gaat de Stichting van de Arbeid nader in op de private aanvulling WW/WGA in cao’s. De Stichting van Arbeid streeft ernaar dat medio volgend jaar een landelijke uitvoeringsorganisatie operationeel zal zijn. De premie voor de aanvulling zal voor rekening zijn voor de werknemers.
Omdat het UWV door het kabinet niet in staat wordt gesteld de uitvoering van een private aanvullende WW en WGA op zich te nemen, heeft de Stichting met verschillende organisaties gesproken om te kijken of zij interesse hebben om een landelijke uitvoering op zich te nemen. Op basis van uitgebrachte offertes is besloten met twee organisaties verder in gesprek te gaan. Uiteindelijk moet hier één organisatie uitrollen waarmee de Stichting verder wil gaan. Met het UWV zal tevens afstemming plaatsvinden over de gegevensuitwisseling ten behoeve van de premievaststellingen en voor de naadloze aansluiting van de private op wettelijke uitkeringen. De verwachting is dat vanaf 1 maart 2016 de eerste overeenkomsten tussen cao-partijen en de uitvoeringsorganisatie getekend kunnen worden. Medio volgend jaar zal dan de landelijke uitvoeringsorganisatie operationeel kunnen zijn (de eerste uitkeringen vinden pas in de loop van 2017 plaats). De Stichting van de Arbeid beveelt cao-partijen aan om hun afspraken door de uiteindelijk te kiezen landelijke organisatie uit te laten voeren. Maar het staat hun ook vrij om te kiezen voor bijvoorbeeld het eigenrisicodragerschap of voor het onderbrengen van de afspraak bij een nauw aan de sector of bedrijf gelieerde uitvoeringsorganisatie. De afspraak in het Sociaal akkoord was een 50/50-verdeling van de premies voor zowel de wettelijk als private aanvulling WW. Nu dit niet mogelijk is gebleken, hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid afgesproken dat de werkgevers de premies voor het wettelijk deel zullen dragen en de werknemers de premies van het private deel voor hun rekening zullen nemen. Overigens blijft de Stichting van de Arbeid voor de toekomst wel naar een 50/50-verdeling van zowel het wettelijke als private deel streven. De Stichting van de Arbeid roept cao-partijen op om op korte termijn de volgende stappen te nemen: maken van een concrete afspraak over reparatie van opbouw en duur WW en WGA; daar waar sprake is van een procesafspraak deze nader concretiseren; de in te houden premies (te verhalen op het nettoloon) overeenkomen; een keuze maken voor een uitvoeringsorganisatie. Aanbevolen wordt om de afspraken afzonderlijk van de reguliere cao vast te leggen en daarbij uit te gaan van een langere looptijd dan die van de reguliere cao. Bron: Stichting van de Arbeid 24-11-2015

Meer keuze bij premiepensioenovereenkomst

Deelnemers aan een premiepensioenregeling of een kapitaalovereenkomst krijgen meer mogelijkheden om te kiezen voor een variabel, risicodragend pensioen. Bij de Tweede Kamer is het Wetsvoorstel variabele pensioenuitkering ingediend dat dit moet regelen.
Deelnemers aan een premiepensioenregeling moeten nu uiterlijk op de pensioendatum het opgebouwde vermogen omzetten in een levenslange vaste pensioenuitkering. Vanwege het afdekken van het langlevenrisico en fluctuaties in de marktrente brengen verzekeraars hiervoor hoge kosten in rekening die ten koste gaan van de pensioenuitkering. Het wetsvoorstel beoogt deelnemers aan een premieovereenkomst of een kapitaalovereenkomst de keuzemogelijkheid te bieden van een variabel, risicodragend pensioen. Als de deelnemer hiervoor kiest, varieert zijn pensioen na de pensioendatum mee met het beleggingsrisico, de ontwikkeling van de levensverwachting en het gerealiseerde resultaat op sterfte. Door het wegvallen van de garanties van de pensioenuitvoerder kan een groter deel van het vermogen in zakelijke waarden worden belegd en kunnen dergelijke beleggingen ook na de pensioendatum worden voortgezet. Het wetsvoorstel betreft de uitwerking van de Hoofdlijnennota optimalisering wettelijk kader voor premieovereenkomsten naar aanleiding van het onderzoek Optimalisering overgang van opbouw- naar uitkeringsfase en de inrichting daarvan in premie- en kapitaalovereenkomsten. Dit onderzoek wees uit dat het inbouwen van meer flexibiliteit kan leiden tot betere pensioenresultaten bij aanvaardbare risico’s. De deelnemer krijgt met het wetsvoorstel de mogelijkheid een eigen afweging te maken tussen zekerheid en risico. De mogelijkheid om voor een variabele uitkering te kiezen, biedt hen de keuze voor een – ten opzichte van nu – risicovoller pensioen. Wel zijn in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen opgenomen die te grote schommelingen in het pensioen moeten voorkomen. Bron: Min SZW 23-11-2015

© lArcade 2024