Een inspecteur moet in beginsel alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter overleggen. In een recente uitspraak geeft de Hoge Raad een ruime uitleg aan die verplichting.
Belanghebbende bestelt in december 2003 bij een Italiaanse werf een snelle motorboot. Hij koopt de boot vervolgens via de distributeur. Nadat hij de boot heeft betaald en die in mei 2004 in Nederland is bezorgd, wil hij de boot om technische redenen echter niet afnemen. Besloten wordt om de koop terug te draaien. In 2005 schrijft de inspecteur aan belanghebbende dat hij in verband met de verwerving van de boot een btw-aangifte moet indienen, omdat sprake is van een intracommunautaire levering. Belanghebbende dient uiteindelijk een nihil-aangifte in, omdat de aanschaf van de boot niet is doorgegaan.
Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende de boot in Nederland intracommunautair heeft verworven. Het hof acht het namelijk aannemelijk dat belanghebbende, al voor het vervoer van de boot naar Nederland, de macht had verworven om als eigenaar over de boot te beschikken. Voor het hof speelde ook de vraag of de inspecteur voldaan had aan zijn verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te zenden. Dit betrof onder meer een strafdossier, een cd-rom van de Italiaanse belastingdienst en een rapport van een boekenonderzoek bij de distributeur. Hierover oordeelde het hof dat het controlerapport was opgesteld door een inspecteur van een andere belastingregio en dat de inspecteur dit onderhavige rapport niet in zijn bezit had. Volgens het hof was de inspecteur op basis van jurisprudentie niet gehouden om stukken over te leggen welke niet in zijn bezit zijn. Uiteindelijk moet de Hoge Raad oordelen over de vraag of de inspecteur tekort is geschoten in zijn verplichting om de op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen.
In tegenstelling tot het hof oordeelt de Hoge Raad dat niet mocht worden volstaan met de vaststelling dat de inspecteur het desbetreffende controlerapport niet in bezit heeft. Deze vaststelling laat de mogelijkheid open dat de inspecteur, ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag, wel het controlerapport tot zijn beschikking had. Een ter beschikking staand (gestaan hebbend) controlerapport, waarop de inspecteur zijn beslissing tot het opleggen van een belastingaanslag (mede) heeft gebaseerd, behoort tot de stukken die de inspecteur in het geding moet brengen. Van een zodanig op de zaak betrekking hebbend stuk is ook sprake als, zoals voor het hof gesteld, een rapport als het onderhavige is opgesteld door een ambtenaar die behoort tot een ander organisatieonderdeel van de Belastingdienst dan dat van de inspecteur.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de verplichting om de op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen geldt ongeacht of de belanghebbende gebaat is bij het overleggen van de betreffende stukken of dat belanghebbende geschaad is in zijn belangen indien deze stukken niet worden overlegd.
Bron: HR 23-05-2014
Bedrijven die in andere Europese landen ondernemen kunnen rekenen op betere bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie. De Europese Raad voor ministers van economische zaken heeft dit deze week besloten.
Voorbeelden van vertrouwelijke bedrijfsinformatie zijn klantenlijsten, onderzoeksgegevens, formules voor bepaalde producten en informatie over biedingen en offertes. Goede bescherming van deze gegevens over de grens is nodig om te voorkomen dat concurrerende bedrijven er mee vandoor gaan.
Nu verschillen de regels nog per lidstaat, waardoor het beschermen van vertrouwelijke bedrijfsinformatie ondernemers veel tijd en geld kost. Door de regels eenduidiger te maken moet ondernemen over de grens in Europa aantrekkelijker worden.
Er komt voor de hele EU één definitie van wat vertrouwelijke bedrijfsinformatie is en welke informatie er beschermd wordt. Ook wordt de verjaringstermijn bij geschillen verlengd van drie naar zes jaar. De regeling wordt nu naar het Europees Parlement gestuurd. Naar verwachting kan de regeling na een jaar worden geïmplementeerd.
Bron: Min EZ, 26-05-2014
Aan de acties in de schoonmaak is een einde gekomen. Op 27 mei sloten de cao-partijen na lange moeizame onderhandelingen een onderhandelingsresultaat. De partijen kwamen een driejarige cao overeen, waarbij de lonen van de werknemers gedurende die looptijd ruim 6 procent omhoog gaan.
De nieuwe cao kent een looptijd van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. In die drie jaren gaan de lonen telkens per 1 juli met 2% omhoog. Daarnaast wordt ieder jaar de eindejaarstoeslag met 0,2% verhoogd. Ondanks die loonstijgingen blijft volgens werkgeversvereniging OSB de netto loonkostenstijging over de duur van de cao beperkt tot 5%, als gevolg van compenserende afspraken (oa. loonstijging per 1 juli van een jaar), structurele daling van de werkgeverspremie pensioen en het benutten van fiscale voordelen. Zo zal dit jaar de netto loonkostenstijging 1,05% bedragen, in 2015 1,85% en in 2016 2%.
Een belangrijk punt voor de bonden was het afschaffen van de wachtdagen bij ziekte. Overeenstemming is bereikt over het stap voor stap afschaffen van de wachtdagen met uiteindelijk een 100% doorbetaling in het eerste jaar en met 90% doorbetaling in het tweede jaar, onder voorwaarde van een gecertificeerd verzuimbeleid. De eerste wachtdag wordt per 1 januari 2015 afgeschaft, de tweede een jaar later. Mocht blijken dat de meldingsfrequentie op termijn stijgt, dan wordt compensatie vastgesteld.
Verder zijn er afspraken gemaakt over onder meer opleidingen, flexibiliteit en arbeidsparticipatie. De Nederlandse taallessen worden gecontinueerd en er komt een opleidingsfonds van € 100.000 voor schoonmakers die hun inzetbaarheid willen vergroten en buiten de sector aan het werk willen. Een wens van de werkgevers was vergroting van de flexibiliteit. Hiervoor wordt de mogelijkheid van twee arbeidsovereenkomsten van maximaal negen maanden aan de cao toegevoegd (met behoud van proeftijd in het kader van de Wet Werk en Zekerheid). Daarnaast komt er een keuzemogelijkheid voor de werkgever voor voor spaarurencontract of zgn 40-wekencontract bij objecten met bedrijfssluiting. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen van werknemers die niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijke minimumloon, maar wel tot arbeidsparticipatie en die behoren tot de doelgroep voor loonkostensubsidie op grond van de participatiewet, wordt een aparte loonschaal op minimumloonniveau opgenomen naast het bestaande loongebouw.
Alle partijen bij de cao erkennen dat de onderhandelingen voor de derde opeenvolgende maal niet op een redelijke termijn tot resultaat hebben geleid en niet constructief zijn geweest. Om het vertrouwen en de onderlinge arbeidsverhoudingen te verbeteren is daarom een 'vernieuwingsagenda' afgesproken, met als onderwerpen onder meer het verbeteren van de onderlinge omgangsvormen, ziekteverzuim, opleiden leidinggevenden, salarisontwikkeling, levensfase bewust personeelsbeleid, functieverbreding en werkdruk. Een onafhankelijk voorzitter zal een voortvarende en resultaatgerichte aanpak van deze 'vernieuwingsagenda' gaan garanderen. De cao-partijen hebben ook afgesproken om gezamenlijk op te trekken tegen mogelijke negatieve effecten voor de schoonmaakbranche en schoonmakers van inbestedingsplannen van schoonmaak door gemeenten en de rijksoverheid.
Bron: OSB, 27-05-2014
De Eerste Kamer heeft op 27 mei ingestemd met de pensioennovelle Wijziging Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en Belastingplan 2014 en de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen. Daarmee is de parlementaire behandeling van de fiscale hervorming van de pensioenen afgerond.
De veranderingen bij de pensioenopbouw, waaronder verlaging van het opbouwpercentage, treden op 1 januari 2015 in werking. Als gevolg van de aanpassingen zullen pensioenpremies dalen. De aanpassingen leiden tot een besparing op de Rijksbegroting die oploopt tot circa € 2,8 miljard in 2017 (structureel circa € 1,2 miljard).
Met ingang van 2015 geldt een opbouwpercentage van 1,875% (voor pensioen op basis van middelloon). Diverse ingebouwde waarborgen zorgen ervoor dat de lagere pensioenopbouw doorwerkt in een daling van de pensioenpremie. Daarnaast blijft de aftopping van het pensioengevend inkomen ongewijzigd; op € 100.000 (in 2015). Bij een inkomen daarboven wordt het mogelijk om op vrijwillige basis fiscaal vriendelijk bij te sparen uit het nettoloon.
Bron: Min SZW 27-05-2014
Een melding betalingsonmacht moet tijdig door de bestuurder van een vennootschap worden gedaan. Gebeurt dit niet, dan kan een bestuurder aansprakelijkstelling alleen voorkomen als hij aantoont dat het niet of niet tijdig melden van de betalingsonmacht niet aan hem te wijten is. Rechtbank Noord-Holland kwam onlangs tot de conclusie dat ziekte van de bestuurder geen geldig excuus was.
De zaak betreft een gewezen formeel (mede) bestuurder van een bv, die aansprakelijk was gesteld voor de belastingschulden van de bv over de tijdvakken september 2010 tot en met december 2010. Voor de tijdvakken november en december 2010 had hij de betalingsonmacht tijdig gemeld, voor de overige tijdvakken had geen tijdige melding plaatsgevonden. De melding betalingsonmacht over de tijdvakken november en december 2010 wordt op 28 januari 2011 niet-rechtsgeldig verklaard. De inspecteur had namelijk om aanvullende informatie verzocht, die niet werd verstrekt. Later dat jaar, op 30 augustus 2011, is de bv in staat van faillissement verklaard.
De gewezen bestuurder is het niet eens met het bedrag van de aansprakelijkstelling. Meer in het bijzonder is in geschil of er sprake is van een tijdige en rechtsgeldige melding van de betalingsonmacht. En voor zover er geen sprake was van een tijdige en rechtsgeldige melding van betalingsonmacht is hij van mening dat dit niet aan hem te wijten was.
Aan de hand van de feiten en wat de man op de zitting verklaart komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een tijdige en volledige melding. De informatie waar de inspecteur om heeft verzocht, is desgevraagd niet verstrekt. De bestuurder had die vraag doorgespeeld aan zijn administratiekantoor. Op zitting zegt hij dat aangezien de melding vervolgens niet rechtsgeldig is verklaard, hij er van uitgaat dat niet de gevraagde stukken zijn overgelegd.
De man voert aan dat dit niet aan hem te wijten was. Hij voert beroept zich hierbij op zijn ziekte. In de betreffende periode zou hij psychische klachten hebben gehad. Op 10 juni 2010 had hij zich ziek gemeld en vanaf die datum was hij nauwelijks inzetbaar en slechts af en toe op kantoor aanwezig. Hij staaft een en ander met een brief van de huisarts en een psychiatrisch rapport. Dit overtuigt de rechtbank echter niet. Volgens de rechter zijn de psychische klachten van belanghebbende niet kort voor het einde van de meldingstermijn ineens opgekomen. Bovendien is gesteld noch gebleken dat hij ten gevolge van zijn gestelde psychische klachten niet meer in staat was om te beoordelen of hij zijn taak als bestuurder van de bv nog naar behoren kon vervullen. Integendeel, hij ging door met werken en was af en toe op kantoor en wilde de zaken oplossen. Op basis van bovengenoemde omstandigheden oordeelt de rechter dat de man onverkort verantwoordelijk is gebleven voor de vervulling van zijn taken als bestuurder van de bv. Daarnaast staat volgens de rechter vast, dat hij als bestuurder van de bv in de gelegenheid is geweest invloed uit te oefenen op het betalingsgedrag van de bv en dat hij verantwoordelijk was voor het nakomen van de fiscale verplichtingen. Het overdragen van werkzaamheden aan anderen doet aan de zeggenschap en verantwoordelijkheid niet af.
Bron: Rb. Noord-Holland 6-03-2014