Inloggen

Archief

Aanpak misstanden arbeidsmarkt

Minister Van Gennip stelt een onderzoek in naar de maatschappelijke effecten van boetes.
Dit schrijft de minister in een verzamelbrief waarin zij ingaat op de beleidsmaatregelen
voor een effectieve aanpak van arbeidsmisstanden.

Volgens de Arbeidsinspectie hebben de boetes voor het overtreden van de Wet arbeid vreemdelingen geen gelijke
tred gehouden met de ontwikkeling van de welvaart en inflatie. Daarmee is ook het
afschrikwekkende effect – om illegale arbeid tegen te gaan – van de boetebedragen
uitgehold. De boetes zijn sinds 2005 vastgesteld op maximaal € 8.000 voor elke Wav-overtreding.
Als het boetebedrag zou zijn meegegroeid met de welvaart en inflatie, dan zou het
nu op circa € 15.000 liggen.

De Inspectie ziet dat het illegaal tewerkstellen van arbeidsmigranten financieel voordeel
oplevert, vaak zelfs ook nog als de werkgever hiervoor een boete krijgt. In de meeste
van de 24 onderzochte zaken is het voordeel voor werkgevers zo groot, dat het betalen
van een boete voor een geconstateerde overtreding minder kosten met zich meebrengt
dan het normaal uitbetalen van het cao loon en de bijkomende werkgeverslasten. De
kostenreductie die met de overtreding van de wet behaald wordt, is gemiddeld 60 procent.
De Arbeidsinspectie heeft berekend wat de gemiddelde ’terugverdientijd’ is, een wat
cynische term in dit verband, omdat de ‘verdiensten’ door wetsovertreding ontstaan.
In bijna 90 procent van de gevallen is dat minder dan 1 jaar. Bij 7 van de 24 onderzochte
situaties is de ’terugverdientijd’ zelfs 3 maanden of minder.

Toezegging effecten verhogen boetes De minister stelt een onderzoek in naar de maatschappelijke effecten van boetes. Hierbij
kijkt de minister naar waarom sommige sancties de naleving al dan niet verhogen en
welke oplossingen daarvoor zijn.

Het kabinet zal in het kader van het toelatingsstelsel voor terbeschikkingstelling
van arbeidskrachten in ieder geval de boetebeleidsregels voor de Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs (Waadi) herzien. Met de introductie van het toelatingsstelsel worden
in de Waadi verschillende nieuwe overtredingen geïntroduceerd voor zowel uit- als
inleners. Voor elk van deze overtredingen moet worden bezien welke boetes en dwangsommen
daarbij passend en mogelijk zijn.

Beboeten feitelijk leidinggevenden Naast het beboeten van een rechtspersoon kan ook de persoon die feitelijk leiding
heeft gegeven aan de verboden gedraging worden beboet. Op dit moment zijn in de beleidsregels
boeteoplegging van de verschillende arbeidswetten geen specifieke boetenormbedragen
voor feitelijk leidinggevenden opgenomen, behalve bij de Wet arbeid vreemdelingen.
Met de opgedane ervaringen van de Arbeidsinspectie maakt de minister per arbeidswet
een analyse om te bezien of deze boetebeleidsregels voldoen of dat ze moeten worden
aangepast, inclusief een mogelijke (significante) verhoging van boetes.

Bestuursrechtelijk bestuursverbod De minister heeft besloten het verbod niet in te voeren. De belangrijkste redenen
hiervoor zijn rechtstatelijke kwetsbaarheid en twijfels over effectiviteit.

Motie over inname van reisdocumenten en bankpassen De minister gaat de mogelijkheden voor de toepassing van de huidige instrumenten bij
het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van arbeidsmigranten verder
onderzoeken. Daarbij wordt ook gekeken of eventuele passende vervolgstappen nodig
zijn, zoals de aanpassing of uitbreiding van de huidige instrumenten. Daarnaast bekijkt
het kabinet of er andere instrumenten zijn om het oneigenlijk innemen van reisdocumenten
en bankpassen van arbeidsmigranten te sanctioneren, zodat werkgevers die op deze wijze
de persoonlijke vrijheid van hun werknemers ernstig beperken, hard kunnen worden gestraft.

Nieuw instrument tegen onderbetaling minimumloon Het Aanjaagteam adviseerde om een bepaling in de Wml op te nemen om bij een vermoeden
van onderbetaling in combinatie met een ‘ondeugdelijke administratie’ uit te kunnen
gaan van het rechtsvermoeden van een voltijds dienstverband van zes maanden. Deze
aanbeveling is bedoeld om een extra instrument te hebben om onderbetaling van het
wettelijk minimumloon (in het bijzonder voor arbeidsmigranten) aan te pakken en rechtsherstel
voor de werknemer te bewerkstelligen. De minister heeft besloten om te starten met
de inhoudelijke uitwerking ervan. De minister verwacht eind 2024 de internetconsultatie
te starten.

Bron: Ministerie SZW, 26-04-2024.

Rente niet-kwalificerende restschuld niet aftrekbaar

Verkoopt een eigenwoningbezitter zijn woning in de periode van 29 oktober 2012 tot
en met 31 december 2017? En blijft na verkoop een restschuld over? Dan is de rente
over die restschuld gedurende 15 jaar aftrekbaar.

Een eigenwoningbezitter heeft de aanschaf van de woning gefinancierd met een banklening.
Op 4 maart 2009 wordt de man failliet verklaard en op 6 oktober 2009 wordt de woning
in het openbaar verkocht. In het kader van het faillissement zijn twee verificatievergaderingen
geweest op 4 december 2012 en 14 oktober 2015. In de aangifte IB/PVV voert de man
rente restschuld vroegere eigen woning op. De inspecteur corrigeert op dit punt de
aangifte.

Geschilpunten Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of sprake is van een restschuld.
Ook is in geschil of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden.

Geen kwalificerende restschuld De rechtbank geeft aan dat de rente niet als rente restschuld aftrekbaar is en verwijst
daarvoor naar de uitspraak ECLI:NL:RBZWB:2022:2892. In deze uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de woning niet is verkocht in
de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. Dit is een belangrijke
voorwaarde voor de aftrekbaarheid van rente van een restschuld. Daar doet niet aan
af dat de schuld pas zou zijn ontstaan na de verificatievergaderingen van 4 december
2012 respectievelijk 14 oktober 2015. De wet knoopt namelijk aan bij het moment van
verkoop van een woning, niet bij het moment waarop de schuld ontstaat.

Vertrouwensbeginsel Ook verwerpt de rechtbank het beroep op het vertrouwensbeginsel. Pas op de zitting
heeft de man aangevoerd dat de aangifte 2020 met daarin ook de restschuld is gevolgd
en hij daaraan vertrouwen kon ontlenen. De rechtbank vindt dat de man deze stelling
te laat heeft ingebracht. Ook in ander opzicht wordt het beroep op het vertrouwensbeginsel
verworpen. De man heeft geen handelingen verricht op basis van de informatie op de
site van de Belastingdienst. Wel heeft de man recht op vergoeding van immateriële
schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 19-04-2024 (gepubl. 25-04-2024).

Zonder uitnodiging aangifte geen vergrijpboete

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur geen vergrijpboete kan opleggen.
De inspecteur kan niet aannemelijk maken dat hij de belastingplichtige op de juiste
wijze heeft uitgenodigd aangifte IB/PVV te doen.

Een zorgverlener is oorspronkelijk afkomstig uit Polen en werkt in 2017 en 2018 in
Nederland. In voornoemde jaren verleent de zorgverlener zorg aan een Nederlandse klant.
Daarvoor ontvangt de zorgverlener bedragen vanuit het PGB en rechtstreeks van of namens
de klant in contanten of via de bank. In de aangiften IB/PVV 2017 en 2018 vermeldt
de zorgverlener alleen de ontvangsten vanuit het PGB. Verder voert de zorgverlener
kosten voor een werkkamer op en voor inhuur van externe krachten. De aangifte 2017
IB/PVV wordt gevolgd. De inspecteur vraagt informatie op over de aangifte 2018 bij
de zorgverlener en bij de klant. Ook vraagt de inspecteur informatie op bij de bank.
Na nog enige correspondentie heeft de inspecteur navorderingsaanslagen 2017 met vergrijpboete
opgelegd en wijkt hij af van de aangifte 2018. Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil
of de inspecteur wel gegevens op mocht vragen bij de bank. Ook is in geschil of de
bewijslast moet worden omgekeerd en of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.

Opvragen bankgegevens De zorgverlener is van mening dat de inspecteur de bankgegeven niet mag gebruiken
voor de navorderingsaanslagen. Hij verwijst daarvoor naar het Voorschrift informatie
fiscus/banken. Het hof is het hier niet mee eens. In dit voorschrift staan beleidsregels
die zijn bedoeld om de gegevensverstrekking door de banken aan de Belastingdienst
zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en dat deze voor de banken zo min mogelijk
belastend zijn. Het beperkt de mogelijkheden van de inspecteur niet om een informatieverzoek
te doen. Het informatieverzoek aan de bank zelf heeft de inspecteur niet overgelegd
als een op de zaak betrekking hebbend stuk. Daarover klaagt de zorgverlener terecht,
maar dat heeft verder geen gevolgen.

Gevolgen niet verzenden uitnodiging tot het doen van aangifte Voor omkering van de bewijslast en het opleggen van een vergrijpboete wegens het niet
doen van de vereiste aangifte is relevant of de vereiste aangiften al dan niet zijn
gedaan. De zorgverlener betwist de ontvangst van de uitnodiging tot het doen van de
aangifte. De inspecteur kan niet aantonen dat deze aan de zorgverlener is verzonden.
Dit betekent dat geen sprake kan zijn van het niet op de juiste wijze doen van de
aangifte en de bewijslast niet kan worden omgekeerd. Het betekent ook dat de Belastingdienst
geen vergrijpboete had mogen opleggen. Deze wordt dus vernietigd.

Deel van opgevoerde kosten niet onderbouwd De zorgverlener kan de aftrek van de kosten van de werkkamer niet onderbouwen. Wel
acht het hof de zorgverlener deels geslaagd in het bewijs voor de kosten van inhuur
van externe zorgverleners voor de periode dat de zorgverlener geen zorg kon verlenen
aan de klant.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 16-04-2024 (gepubl. 23-04-2024).

Echtgenote ingekomen werknemer is geen ingekomen werknemer

De 30%-regeling voor ingekomen werknemers is niet van toepassing als een werknemer
bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst al een duurzame band van persoonlijke aard
heeft met Nederland.

Een vrouw met een buitenlandse nationaliteit werkt sinds 22 november 1999 bij een
buitenlandse werkgever. Haar echtgenoot met eveneens die buitenlandse nationaliteit
is op 2 april 2018 in dienst getreden bij een Nederlandse werkgever, die voor hem
de 30%-regeling toepast. De echtgenoot staat per 10 april 2018 ingeschreven in de
Basisregistratie Personen (BRP) op een Nederlands adres. De vrouw en de kinderen staan
per 15 juni 2018 ook op dit adres ingeschreven. Per 15 maart 2019 werkt de vrouw voor
een Nederlandse werkgever. Namens de vrouw verzoekt deze werkgever om de 30%-regeling,
maar de inspecteur wijst het verzoek af. Bij Hof Den Haag is het de vraag of de inspecteur
het verzoek voor de 30%-regeling terecht heeft afgewezen.

Omschrijving fiscale woonplaats Het gaat erom of de vrouw ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een
woonplaats buiten Nederland heeft. Waar iemand woont, wordt op basis van alle daarvoor
relevant zijnde omstandigheden beoordeeld. Er moet een duurzame band van persoonlijke
aard bestaan tussen de betrokkene en het land waar hij of zij woont. Die band hoeft
niet sterker te zijn dan de band met enig ander land. Om hier in Nederland een woonplaats
te hebben is het dus niet noodzakelijk dat het middelpunt van iemands maatschappelijke
leven zich in Nederland bevindt.

Duurzame band van persoonlijke aard De vrouw moet aantonen dat zij geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland
had ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst op 15 maart 2019. Het hof
vindt dat de vrouw daar niet in is geslaagd. De vrouw heeft zichzelf en haar kinderen
op 15 juni 2018 in de BRP ingeschreven op het adres van haar echtgenoot. Ook staat
vast dat de vrouw in de periode vanaf 18 augustus 2018 tot begin maart 2019 het meest
bij haar gezin in Nederland verbleef. Zij reisde slechts enkele dagen per maand naar
het buitenland voor haar werk. Tijdens haar verblijf in Nederland is de vrouw passend
werk gaan zoeken. Ook heeft ze als binnenlandse belastingplichtige aangifte inkomstenbelasting
over 2018 gedaan en beschikte ze over een Nederlandse bankrekening. De vrouw heeft
op grond van het voorgaande een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland
voordat ze de arbeidsovereenkomst met de Nederlandse werkgever aanging. De inspecteur
heeft terecht de 30%-regeling geweigerd.

Bron: Hof Den Haag 22-02-2023 (gepubl. 22-04-2024).

Meer geld voor innovaties binnen bedrijven die circulaire economie stimuleren

Vanaf 22 april is € 20 miljoen subsidie beschikbaar voor kleinere innovatieprojecten
van ondernemers en samenwerkingsverbanden die bijdragen aan een circulaire economie.

Ondernemers en samenwerkingsverbanden kunnen subsidie krijgen voor pilot- en demonstratieprojecten
gericht op recycling van afval, hergebruik en de inzet van grondstoffen afkomstig
van biomassa (‘biobased’). Hergebruik draait om producten of componenten die geen
afvalstoffen zijn en opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij
waren bedoeld. Bij biobased grondstoffen gaat het om het vervangen van grondstoffen
van fossiele en/of minerale oorsprong door duurzame biobased grondstoffen.

Met de subsidie kunnen zij nieuwe technieken hiervoor testen of demonstreren binnen
een bedrijf. Ze vragen de subsidie aan met de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie
(DEI+): Circulaire economie. Het budget komt uit het Klimaatfonds.

Ook voor kleinere projecten

  • Voor de kleinere projecten is daarmee nu ook subsidie mogelijk. Het gaat dan om waardevolle
    innovatieve projecten die minder dan € 3 miljoen subsidie vragen en op korte termijn
    gerealiseerd kunnen worden. Ondernemers en samenwerkingsverbanden hebben maximaal
    4 jaar de tijd voor de uitvoering van hun project. De subsidie is open voor aanvragen
    vanaf 22 april 2024 09:00 en sluit op 1 november 2024 17:00 uur.

  • Voor grootschalige projecten van meer dan € 3 miljoen subsidie, konden ondernemers
    en samenwerkingsverbanden al subsidie aanvragen binnen de lopende DEI+-subsidie. Deze
    sluit op 9 augustus 2024 17:00 uur voor aanvragen.

Bron: RVO, 19-04-2024.

© lArcade 2024