Inloggen

Archief

Geen uitdeling omdat bewustheid daarvan ontbrak

De rechtbank oordeelt dat geen sprake is geweest van een uitdeling. De dga heeft voor
de verkoopprijs van zijn woning aan zijn bv vertrouwd op een door een erkende taxateur
vastgestelde waarde van zijn woning. Van een bewuste vermogensverschuiving is geen
sprake.

Een dga en zijn echtgenote verkopen op 16 maart 2017 hun woning aan de holding voor
€ 768.000. Naar aanleiding van deze verkoop stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek
in. De Rijkstaxateur taxeert de woning op € 671.000. De Belastingdienst stelt dat
de bv de dga heeft bevoordeeld door de woning voor een te hoog bedrag van de dga te
kopen en legt aan de dga en zijn echtgenote een navorderingsaanslag op. Daarbij is
€ 97.000 als inkomen in box 2 in aanmerking genomen. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant
is het de vraag of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, meer specifiek is in
geschil of sprake is van een uitdeling.

Aanleiding voor verkoop woning aan de holding De dga heeft de woning eerst onderhands willen verkopen voor € 849.000. Dat is niet
gelukt. Omdat binnen de werkmaatschappij behoefte was aan representatieve ruimte is
besloten om in de tussentijd de werkmaatschappij naar de woning te laten verhuizen.
Omdat de woning onverkoopbaar bleef is vervolgens besloten om de woning aan de holding
te verkopen en de werkmaatschappij de woning te laten huren van de holding. Nadat
de waarde van de woning door de taxateur in 2016 is vastgesteld, is de economische
eigendom van de woning met terugwerkende kracht naar 1 september 2015 aan de holding
verkocht voor de getaxeerde waarde. Voor de waardering van de woning is aangesloten
bij de waardering door een taxateur. De dga heeft als leek vertrouwd op een taxatie
van een erkende, in de omgeving van de woning werkende, NVM-taxateur.

Oordeel rechtbank Voor een uitdeling is vereist dat de vennootschap en de dga zich bewust zijn geweest
van een vermogensverschuiving. De rechtbank oordeelt dat er geen uitdeling is geweest
omdat het bewustzijn er niet is geweest. Dit gelet op de gang van zaken en het taxatierapport
waarin de waarde van de woning is vastgesteld op € 768.000. De navorderingsaanslagen
worden vernietigd.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 21-03-2024 (gepubliceerd 02-04-2024).

Geen 30%-regeling na studie in Antwerpen

Om onder de 30%-regeling te vallen, moet een werknemer gedurende een bepaalde periode
vóór zijn tewerkstelling in Nederland ver genoeg van Nederland wonen.

Een man met de Indiase nationaliteit heeft van 24 september 2019 tot en met 31 oktober
2020 een verblijfsvergunning in België. In die periode volgt hij in België een masteropleiding.
Na zijn afstuderen verkrijgt de man een verblijfsvergunning van een jaar zodat hij
in Nederland een baan kan vinden. Op 4 november 2020 schrijft hij zich in de basisregistratie
personen in op een Nederlands adres en opent hij in Nederland een bankrekening. Van
4 december 2020 tot en met 28 februari 2021 verricht hij werkzaamheden verricht voor
een uitzendbureau. Op 8 maart 2021 sluit de man een arbeidsovereenkomst met een Nederlandse
werkgever. De man is per 15 maart 2021 als trainee in dienst getreden bij deze werkgever.
De man meent dat zijn werkgever de 30%-regeling mag toepassen. Maar de Belastingdienst
wijst de toepassing van deze regeling af. De inspecteur betwist dat de man kwalificeert
als een ingekomen werknemer.

Niet uit het buitenland aangeworven Om in het kader van de 30%-regeling te kwalificeren als een ingekomen werknemer moet
de man voldoen aan bepaalde voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat hij vanuit
het buitenland is aangeworven. Ook moet hij in meer dan twee derde van de periode
van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van zijn tewerkstelling in Nederland in
het buitenland woonachtig zijn geweest. Bovendien moet in die periode zijn woonplaats
meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland verwijderd zijn geweest. Rechtbank
Den Haag oordeelt dat de man bij het aangaan van zijn dienstbetrekking al in Nederland
woonde. Hij had al uitzendactiviteiten verricht en zocht naar een vaste baan in Nederland.
Dat hij aanvankelijk nog maar een tijdelijke verblijfsvergunning had, maakt dat niet
anders.

Te dicht bij de Nederlandse grens gewoond Verder maakt de man niet aannemelijk dat in meer dan twee derde van de periode van
24 maanden vóór zijn tewerkstelling zijn woonplaats meer dan 150 kilometer was verwijderd
van de Nederlandse grens. Tijdens zijn studie in België verbleef hij bijvoorbeeld
in Antwerpen, dat minder dan 150 kilometer is verwijderd van de Nederlandse grens.
De rechtbank constateert dat de man niet voldoet aan de voorwaarden voor de kwalificatie
als ingekomen werknemer. De toepassing van de 30%-regeling is daarom terecht geweigerd.

Bron: Rb. Den Haag 23-01-2024 (gepubl. 27-03-2024).

Geen verlaagd btw-tarief voor openluchtvoorstelling

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor toepassing van het verlaagde tarief
omzetbelasting het begrip ‘bioscoop’ taalkundig en strikt moet worden uitgelegd.

Een bv exploiteert een animatiestudio. Tot de werkzaamheden behoort het maken van
audiovisuele creaties die in de vorm van een voorstelling worden aangeboden aan een
publiek. Daarvoor organiseert de bv een openluchtvoorstelling. De voorstelling bestaat
eruit dat animatiebeelden en lichteffecten worden geprojecteerd op bijvoorbeeld bomen
en gebouwen in een park. Bezoekers kunnen die beelden tijdens een wandeling van 2,5
kilometer bewonderen. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of op het verlenen
van toegang tot de voorstelling het verlaagde tarief omzetbelasting van toepassing
is, hetgeen de inspecteur bestrijdt.

Strikte uitleg van het begrip ‘bioscoop’ De rechtbank moet het begrip ‘bioscoop’ richtlijnconform uitleggen, maar de BTW-Richtlijn
bevat geen definitie van het begrip ‘bioscoop’. Daarom moet de rechtbank het begrip
‘bioscoop’ taalkundig uitleggen met inachtneming van de context waarin het begrip
is gebruikt. Verder is van belang dat de context waarin het begrip ‘bioscoop’ is opgenomen
een dienst omschrijft waarvoor een verlaagd tarief geldt. Dat is in afwijking van
de toepassing van het normale tarief en het begrip ‘bioscoop’ moet daarom strikt worden
uitgelegd.

Een animatievoorstelling is geen bioscoop Een grammaticale uitleg van het begrip ‘bioscoop’ is ‘een theater waar films worden
vertoond’ of ‘theater waarop een projectiescherm films worden vertoond voor een betalend
publiek’. De rechtbank oordeelt dat de door de bv verrichte werkzaamheden en aangeboden
diensten niet voldoen aan de omschrijving van het begrip ‘bioscoop’. Het verlaagde
tarief is niet van toepassing. De rechtbank honoreert ook het bezoek op het neutraliteitsbeginsel
voor toepassing van het verlaagde tarief niet. De bv stelt dat het verlaagde tarief
ook van toepassing is op diensten die vergelijkbaar zijn met die van de bv en daarom
geldt het verlaagde tarief ook voor haar. Maar de bv geeft niet aan op welke specifieke
diensten dan het verlaagde tarief van toepassing zou moeten zijn. De rechtbank handhaaft
de aanslag.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 22-03-2024 (gepubl. 02-04-2024)

Box 3-vermogen herverdelen na verliesverrekeningsbeschikking

Volgens de wet mogen fiscale partners hun onderlinge verdeling van de grondslag sparen
en beleggen niet meer wijzigen als hun aanslagen onherroepelijk vaststaan. Bij achterwaartse
verliesverrekening kan een uitzondering gelden.

Twee echtgenoten hebben hun aangiften IB/PVV 2015 ingediend. Bij het opleggen van
de aanslagen volgt de Belastingdienst hun aangiftes. In 2018 lijdt een van de echtgenoten
een ondernemingsverlies van € 3.802. In de inkomstenbelasting is een verlies van een
jaar te verrekenen met winsten uit de drie voorafgaande jaren en de winsten van de
volgende negen jaren. Nadat de echtgenoten de beschikking achterwaartse verliesverrekening
hebben ontvangen, verzoeken zij gezamenlijk om een herverdeling van de grondslag sparen
en beleggen voor 2015. De inspecteur vat deze verzoeken op als twee afzonderlijke
verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV 2015. Hij wijst deze
verzoeken af. De aanslagen over 2015 staan al onherroepelijk vast, zodat herverdeling
van de grondslag sparen en beleggen niet mogelijk is, aldus de fiscus. Daarop stappen
de echtgenoten naar de belastingrechter. Hof Den Bosch moet onder andere de volgende
vragen beantwoorden:

  • Heeft de ondernemende echtgenoot recht op vermindering van de aanslag IB/PVV 2015?
    En is daarbij van belang of de aanslag IB/PVV van de andere echtgenoot voor het jaar
    2015 onherroepelijk vaststond op het moment dat het gezamenlijke verzoek tot wijziging
    van de onderlinge verhouding voor de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen is
    ingediend?

  • Hebben de echtgenoten als gevolg van de manier waarop de inspecteur heeft beslist
    op hun verzoek tot wijziging van de onderlinge verhouding te weinig rechtsbescherming
    genoten?

Hof voorziet in rechtsherstel Het hof bevestigt dat ondanks de verliesverrekening bij de niet-ondernemende partner
haar aanslag onherroepelijk is. En de wettekst is helder: als de aanslagen van beide
fiscale partners onherroepelijk vaststaan, is de verdeling van de box 3-grondslag
niet meer mogelijk. Maar de belastingrechter moet een wettelijke regeling interpreteren
met inachtneming van het doel en strekking van de wet. Dit is vooral van belang als
de letterlijke toepassing van de wet leidt tot gevolgen die de wetgever niet heeft
voorzien. Dit is hier het geval. Door een beschikking achterwaartse verliesverrekening
kan het belastbaar inkomen dusdanig wijzigen dat minder van de heffingskorting is
te benutten. Als de aanslag van de fiscale partner onherroepelijk vaststaat, kan een
herverdeling tussen fiscale partners dit effect niet wegnemen. Het hof besluit in
dit geval in rechtsherstel te voorzien en vermindert de aanslag van de ondernemende
echtgenoot conform zijn verzoek.

Voldoende rechtsbescherming Voor de situatie waarin een wijziging in de onderlinge verdeling van de grondslag
sparen en beleggen een onherroepelijk vaststaande aanslag vermindert, geldt een specifieke
beschikking. Het hof oordeelt dat de Belastingdienst deze specifieke beschikking had
moeten afgeven aan de ondernemer. Maar hoewel dit niet is gebeurd, is de rechtsbescherming
van de echtgenoten niet geschaad. De fiscus wilde het verzoek om wijziging van de
onderlinge verhouding afwijzen, zodat de aanslag IB/PVV 2015 niet verminderde. In
die situatie heeft de inspecteur het verzoek mogen behandelen als een verzoek om ambtshalve
vermindering. Ook tegen een afwijzing van zo’n verzoek staan immers rechtsmiddelen
open, die de echtgenoten ook hebben benut.

Bron: Hof Den Bosch 21-02-2024 (gepubl. 27-03-2024).

Internetconsultatie Besluit anoniem melden vermoedens van misstanden

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een internetconsultatie
gestart over het Besluit anoniem melden vermoedens van misstanden.

In dit besluit staan de eisen om te voldoen aan de verplichting voor werkgevers om
anonieme meldingen van vermoedens van misstanden in ontvangst te nemen en te behandelen.
Deze verplichting is geregeld in de Wet bescherming klokkenluiders, art. 2 lid 2 onderdelen
e en f. Deze bepaling kan pas in werking treden, nadat bij algemene maatregel van
bestuur nader is uitgewerkt aan welke eisen de onafhankelijke functionarissen bij
wie een vermoeden van een misstand anoniem kan worden gemeld moeten voldoen en aan
welke eisen de wijze waarop een vermoeden van een misstand bij werkgevers anoniem
kan worden gemeld moet voldoen. Met dit besluit wordt hier uitvoering aan gegeven.

In de algemene maatregel van bestuur wordt nader uitgewerkt:

  1. welke eisen de onafhankelijke functionarissen bij wie een vermoeden van een misstand
    anoniem kan worden gemeld moeten voldoen; en

  2. aan welke eisen de wijze waarop een vermoeden van een misstand bij werkgevers anoniem
    kan worden gemeld moet voldoen.

De internetconsultatie staat open tot en met 14 mei 2024 (https://www.internetconsultatie.nl/anoniem_melden/b1).

Bron: Min. BZK 02-04-2024.

© lArcade 2024