Inloggen

Archief

Dga krijgt gevangenisstraf met proeftijd

De dga van twee bv’s heeft er bewust voor gezorgd dat zijn boekhouder onjuiste btw-aangiften
indiende en zal dit mogelijk weer doen met een andere bv.

Een man is directeur-grootaandeelhouder (dga) van twee bv’s. Uit een boekenonderzoek
blijkt dat beide bv’s gezamenlijk ruim € 208.000 aan omzet niet hebben opgegeven in
hun btw-aangiften. De dga wordt strafrechtelijk vervolgd omdat hij er opzettelijk
voor zorgde dat er onjuiste aangiften zijn ingediend (feitelijk leiding geven aan
het doen van onjuiste belastingaangiften). Volgens de dga kan hem geen opzet worden
verweten omdat hij volledig vertrouwde op de deskundigheid van de ingeschakelde boekhouder.
De boekhouder verklaart dat hij uitging van door de dga verstrekte stukken.
Rechtbank Overijssel acht bewezen dat de dga opzettelijk onjuiste btw-aangiften liet
indienen. Het is niet gebleken dat de boekhouder zelf heeft gerommeld met de aangiften.
De dga heeft bewust een onvolledige of onjuiste administratie aan de boekhouder gegeven.
Hij maakte mede de verkoopfacturen op en moet ook als directeur/eigenaar van de bv’s
hebben geweten dat de omzet veel hoger was.
De officier van justitie eist een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden.
Het wordt uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank legt de voorwaardelijke straf en proeftijd
op omdat de dga inmiddels een nieuwe bv heeft opgericht en mogelijk dezelfde fouten
gaat maken.

Bron: Rb. Overijssel 20-04-2023

Wettelijk minimumloon per 1 juli 2023

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de regeling tot aanpassing
van het minimumloon per 1 juli 2023 gepubliceerd. Het minimumloon wordt met 3,13%
verhoogd.

Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bij een volledig dienstverband
bedraagt per 1 juli 2023:

  • per maand: € 1.995,00;

  • per week: € 460,40;

  • per dag: € 92,08.

Minimumjeugdlonen

De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen per 1 juli 2023 zijn:

Leeftijd

Staffeling

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

80%

€ 1.596,00

€ 368,30

€ 73,66

19 jaar

60%

€ 1.197,00

€ 276,25

€ 55,25

18 jaar

50%

€ 997,50

€ 230,20

€ 46,04

17 jaar

39,5%

€ 788,05

€ 181,85

€ 36,37

16 jaar

34,5%

€ 688,30

€ 158,85

€ 31,77

15 jaar

30%

€ 598,50

€ 138,10

€ 27,62

Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan
in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels,
die zijn vastgesteld in het Besluit minimumjeugdloon. Voor leerlingen in de bbl in
de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden de bovenstaande bedragen.
In afwijking van bovenstaande gelden voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van
18 tot en met 20 jaar de hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen:

Leeftijd

Staffelingspercentage

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

61,50%

€ 1.226,95

€ 283,15

€ 56,63

19 jaar

52,50%

€ 1.047,40

€ 241,70

€ 48,34

18 jaar

45,50%

€ 907,75

€ 209,50

€ 41,90

Minimumloon per uur

Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector
verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder
normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector
is afgesproken voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur
voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.

Bruto minimumloon per uur per 1 juli 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime
dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

21 jaar en ouder

€ 12,79

€ 12,12

€ 11,51

20 jaar

€ 10,24

€ 9,70

€ 9,21

19 jaar

€ 7,68

€ 7,27

€ 6,91

18 jaar

€ 6,40

€ 6,06

€ 5,76

17 jaar

€ 5,06

€ 4,79

€ 4,55

16 jaar

€ 4,42

€ 4,19

€ 3,98

15 jaar

€ 3,84

€ 3,64

€ 3,46

Bruto minimumloon per uur voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst
in verband met een bbl per 1 juli 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime
dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

20 jaar

€ 7,87

€ 7,46

€ 7,08

19 jaar

€ 6,72

€ 6,37

€ 6,05

18 jaar

€ 5,82

€ 5,52

€ 5,24

Bron: Min SZW 26-04-2023, nr. 2023-0000203905

Niet-uitgekeerde pensioenbedragen zijn toch genoten

Het maakt niet uit dat pensioenuitkeringen niet worden betaald als er verrekening
mogelijk is met een schuld van de dga aan zijn bv.

Een dga heeft zijn pensioen ondergebracht bij de bv. Hij heeft daarnaast een schuld
van ruim € 3,8 miljoen aan de bv waarbij buitenlandse onroerende zaken als zekerheid
dienen. De dga neemt in zijn IB-aangiften over 2014 tot en met 2016 geen pensioenuitkeringen
op omdat hij geen betalingen heeft ontvangen. De inspecteur legt na vragen aan de
bv navorderingsaanslagen met vergrijpboeten op. Hij stelt dat de dga wel degelijk
pensioenuitkeringen heeft genoten. De uitkeringen waren vorderbaar en inbaar. Als
de bv over te weinig geld beschikte, konden de uitkeringen met de schuld van de dga
worden verrekend.
Rechtbank Noord-Holland volgt de inspecteur. Volgens een pensioenbrief heeft de dga
recht op pensioenuitkeringen. Dat de uitkeringen zijn uitgesteld is niet aannemelijk
gemaakt en de bv is van mening dat er geen uitstel is afgesproken. De pensioenuitkeringen
waren ook inbaar door verrekening met de aanzienlijke schuld aan de bv. Ook had de
dga onroerend goed kunnen verkopen om zijn schuld af te lossen, zodat de bv de uitkeringen
kon doen. Hij heeft één object verkocht, maar de opbrengst voor een andere schuld
gebruikt. Dat komt voor zijn eigen risico, de uitkeringen blijven inbaar.
Er zijn terecht vergrijpboeten opgelegd. De dga wist dat hij recht had op de pensioenuitkeringen,
maar heeft ze niet opgegeven. Ook heeft hij geen contact opgenomen met zijn adviseur
over mogelijke belastingheffing. Hierbij komt dat hij onroerend goed heeft verkocht,
maar het geld ergens anders voor heeft gebruikt. Hij heeft bewust aanvaard dat hij
mogelijk te weinig belasting betaalde (grove schuld).

Bron: Rb. Noord-Holland 05-04-2023 (gepubl. 20-04-2023)

Belastingdienst is gestopt met toesturen van acceptgiro

Per 1 juni 2023 verdwijnt de acceptgiro als mogelijkheid om belasting of toeslagen
(terug) te betalen. Daarom is de Belastingdienst gestopt met het sturen van acceptgiro’s.
In plaats daarvan ontvangt men voortaan brieven met betaalinformatie waarin precies
staat hoe men kan betalen.

Vanaf nu zien de brieven van de Belastingdienst er anders uit dan men gewend is. Een
voorbeeld van hoe de brief met betaalinformatie er in het vervolg uitziet is te vinden
op de site van de Belastingdienst: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/betalenenontvangen/content/hoe-ziet-nieuwe-betaalinformatie-eruit.
De Belastingdienst adviseert om geen gebruik meer te maken van oude acceptgiro’s.
Maak voor betaling gebruik van de mogelijkheden de bank biedt. Bijvoorbeeld via mobiel
bankieren of internetbankieren. Als men bankzaken liever op papier regelt en men heeft
een bankrekening in Nederland, dan kan gebruik worden gemaakt van de overboekingskaart
van de bank.

Motorrijtuigenbelasting Indien de motorrijtuigenbelasting niet via automatische incasso wordt betaald, wijzigt
de uitnodiging tot betaling van motorrijtuigenbelasting. Aan de hand van het rekeningnummer
voor de motorrijtuigenbelasting NL86INGB0002445588 kan gecontroleerd worden of de
brief echt van de Belastingdienst afkomstig is.

Bron: Belastingdienst 24-04-2023

Beoordeel indirecte bezitstermijn BOR per onderneming

Om de bedrijfsopvolgingsregeling op een aanmerkelijk belang te mogen toepassen, moet
de onderliggende bv lang genoeg een onderneming drijven. Deze toets vindt per onderneming
plaats.

De moeder van een man houdt in 2011 via een holding aanvankelijk een indirect aanmerkelijk
belang (ab) van 49% in een bv. De overige 51% zijn indirect in handen van een vennootschap
van een neef van de man. In een aantal dochtermaatschappijen van de bv zijn activiteiten
ontplooid bestaande uit het exploiteren van hoorcentra en optiekcentra. In 2011 heeft
een ruziesplitsing van de bv plaatsgevonden. Hierbij zijn ‘horen’ en ‘zien’ verdeeld
tussen de moeder en de neef. De moeder heeft via een door de splitsing ontstane dochtermaatschappij
van de holding het onderdeel ‘horen’ verkregen. Hierin zijn een deelneming en het
bedrijfspand begrepen. In 2012 heeft een afsplitsing plaatsgevonden van de dochtervennootschap
van de holding. Daardoor zijn de deelneming en het bedrijfspand in handen gekomen
van een werkmaatschappij, waarin de moeder alle aandelen houdt.
In 2013 heeft de moeder alle aandelen in de werkmaatschappij geschonken aan haar zoon.
De inspecteur heeft de BOR toegepast, maar voor slechts 49% van de waarde van de aandelen
in het lichaam. Hof Den Bosch heeft de BOR echter toegepast op 100% van de waarde
van die aandelen. In cassatie houdt die beslissing geen stand. Het hof heeft namelijk
slechts van belang geacht of de werkmaatschappij één onderneming dreef op het moment
van de schenking. Daarmee is het hof eraan voorbijgegaan dat voor de indirecte bezitstermijn
van de BOR ook van belang is of:

  • de aan de bv toegerekende activiteiten van haar dochtermaatschappijen één onderneming
    vormden en

  • de moeder bij de splitsing van de bv, via de holding een met haar indirecte aandelenbelang
    overeenstemmend gedeelte van die activiteiten heeft verkregen.

Per onderneming moet namelijk worden beoordeeld of de schenker aan de indirecte bezitseis
voldoet. Daarom had het hof moeten beoordelen of de inspecteur terecht stelde dat
de dochtervennootschappen van de bv voorafgaande aan de splitsing minimaal twee objectieve
ondernemingen dreven. Daarover heeft het hof niets vastgesteld. De Hoge Raad verwijst
daarom de zaak door naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Bron: Hoge Raad 21-04-2023

© lArcade 2024