Inloggen

Archief

Bestuurder aansprakelijk door laat deponeren van jaarstukken

Een bestuurder kan aansprakelijk zijn voor de tekorten van een failliete bv als hij
niet voldoet aan zijn publicatieplicht.

Een man is bestuurder van twee bv’s die zich bezighouden met de in- en verkoop van
tassen, koffers en dergelijke. Beide bv’s zijn op verzoek van de ontvanger per 11 februari
2020 failliet verklaard. De curator stelt de bestuurder aansprakelijk voor de tekorten
binnen de bv’s (ruim € 250.000) wegens onbehoorlijk bestuur. Hij laat ook (conservatoir)
beslag leggen op bezittingen van de bestuurder.
Rechtbank Overijssel oordeelt dat er een vermoeden bestaat van onbehoorlijk bestuur.
De bestuurder heeft de jaarstukken niet (tijdig) gedeponeerd en dus niet aan zijn
verplichtingen voldaan. Hij moet nu aannemelijk maken dat dit niet een belangrijke
oorzaak van de faillissementen was. De bestuurder slaagt hier niet in. Hij kan niet
onderbouwen dat het faillissement van één van de bv’s een direct gevolg is van het
faillissement van de enig aandeelhouder. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat het
‘niet handelen’ van een eerdere curator hieraan bijdroeg. De bestuurder stelt verder
dat beide faillissementen samenhangen met een omzetdaling in de branche, maar de feiten
spreken dit tegen. Hij probeert voor het faillissement van de tweede bv nog de schuld
bij de Belastingdienst te leggen, maar hiervoor is ook onvoldoende bewijs.
De bestuurder kan niet onderbouwen dat hij geen salaris van de bv’s ontving en bepaalde
kosten van de bv’s in privé heeft betaald. Er is dus geen reden om de aansprakelijkstelling
te verminderen.

Bron: Rb. Overijssel 08-03-2023 (gepubl. 11-04-2023)

Verblijfskosten eigen rijders: bedrag 2023 vastgesteld

Transportondernemers die meerdaagse of op meer dagen internationale ritten maken,
mogen, onder voorwaarden, als verblijfskosten een vast bedrag per gereden dag ten
laste van hun winst brengen.

Het bedrag dat eigen rijders in aanmerking mogen nemen (in 2023: € 45,00) wordt jaarlijks
aangepast en gepubliceerd op belastingdienst.nl, bij Verblijfskosten eigen rijders.
Daar staan de bedragen van de laatste vijf jaar.
De regeling geldt voor transportondernemers (eigen rijders) die hun winst aangeven
in de inkomstenbelasting, niet voor ondernemers die aangifte vennootschapsbelasting
doen.

Bron: Belastingdienst 19-04-2023

10%-criterium lucratief belang geldt ook voor certificaten

Ook voor certificaten in achtergestelde aandelen geldt dat in beginsel een hefboomeffect
moet optreden van meer dan 1 op 10, wil sprake zijn van een lucratief belang.

Een man heeft een managementfunctie vervuld bij een groep van vennootschappen. Hij
heeft voor een aanzienlijk bedrag certificaten van gewone aandelen in de houdstervennootschap
van de groep verkregen. De waarde van die certificaten is in korte tijd gedaald naar
€ 1. De man heeft het verlies op zijn certificaten aangemerkt als negatief resultaat
uit een zogenoemd lucratief belang. De inspecteur heeft dit verlies niet geaccepteerd.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de man in het gelijk gesteld. Volgens het hof is sprake
van een lucratief belang. Hierbij speelt mede een rol dat het hof heeft geoordeeld
dat het zogeheten 10%-criterium hier niet van toepassing was. Dit criterium houdt
in dat bij de gehouden aandelen een hefboomeffect moet optreden van meer dan 1 op
10. De staatssecretaris van Financiën komt met succes in cassatie tegen het oordeel
van het hof.

Wetsgeschiedenis van het 10%-criterium De Hoge Raad kijkt naar de wetsgeschiedenis van het regime van het lucratief belang.
Daarbij leest de Hoge Raad de bepaling over vermogensrechten in samenhang met de bepaling
over het 10%-criterium. Hieruit blijkt dat het 10%-criterium is opgenomen om de aanwezigheid
van een lucratief belang te beperken tot situaties waarin een hefboomeffect van meer
dan 1 op 10 is gecreëerd. Zo’n effect is aanwezig als achtergestelde soortaandelen
een heel beperkt deel van het eigen vermogen van de vennootschap vertegenwoordigen
en meer dan evenredig delen in de overwinst. Uit die wetsgeschiedenis leidt de Hoge
Raad verder het volgende af. De economische vergelijkbaarheid van vermogensrechten
met zulke achtergestelde soortaandelen ziet op met elkaar samenhangende vermogensrechten.
Deze vermogensrechten zorgen tezamen economisch gezien voor een vergelijkbaar hefboomeffect
als het geval is bij dergelijke soort aandelen.

Wetgever heeft strakke lijn getrokken Daarbij is een ‘strakke lijn’ getrokken; het gaat om het ontstaan van een hefboomeffect
op het kapitaal van meer dan 1 op 10 of een vergelijkbaar effect. Dit is uitgedrukt
in het 10%-criterium. Een ruimere uitleg zou meebrengen dat de toets voor vermogensrechten
niet meer als een restcategorie en een vangnet fungeert. In plaats daarvan zou sprake
zijn van een wezenlijke uitbreiding ten opzichte van de regeling voor achtergestelde
soortaandelen. Daardoor zou de regeling voor die laatste categorie in wezen geen zelfstandige
betekenis meer hebben. Dit alles heeft de wetgever niet beoogd. Dat heeft het hof
miskend. Daarom vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak en verwijst de zaak door naar
Hof Den Bosch. Dit hof moet beoordelen of bij de door de man gehouden certificaten
een hefboomeffect optreedt van meer dan 1 op 10.

Bron: Hoge Raad 14-04-2023

Nieuwe subsidieregeling warmtenetten

Omdat het kabinet de inzet van warmtenetten wil versnellen, kunnen ondernemers, die
investeren in een warmtenet om bestaande woningen aardgasvrij te maken, hiervoor vanaf
1 juni subsidie aanvragen. De Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) vergoedt maximaal
het deel van de investering dat zich niet terugverdient (onrendabele top).

Een warmtenet is een collectieve oplossing om woningen te verwarmen (stadsverwarming).
Bestaande gebouwen kunnen zo van het aardgas af.
De nieuwe Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) stimuleert ondernemers om versneld
te investeren in de aanleg van die warmtenetten. Nederland wil in 2030 500.000 nieuwe
aansluitingen van bestaande woningen op een warmtenet gerealiseerd hebben. De subsidie
is voor ondernemers die snel kunnen starten met de aanleg van een warmtenet. En dus
al ver zijn met hun plannen.
Deze versnelling draagt bij aan de klimaatdoelen van de overheid om de CO2-uitstoot van Nederland in 2030 met 49% te verminderen.

Subsidie aanvragen vanaf 1 juni De voorbereidingen voor de openstelling van de WIS zijn in volle gang. RVO voert deze
regeling uit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Ondernemers
kunnen de subsidie aanvragen vanaf 1 juni, 09:00 uur tot en met 16 december 2023,
17.00 uur. Een belangrijke voorwaarde is dat het gaat om warmtenetten voor kleinverbruikersaansluitingen
(kleiner dan 100kW) en blokverwarmingsaansluitingen in de bestaande bouw. Deze subsidie
is niet voor een warmtenet (of onderdelen ervan) voor utiliteit, glastuinbouw en grootverbruikersaansluitingen
(100kW of groter en geen blokaansluitingen). Dit geldt ook voor een warmtenet (of
onderdelen ervan) voor nieuwbouw. Deze kosten vallen niet onder de subsidie. Er is
€ 150 miljoen subsidie beschikbaar.

Meer informatie is te vinden op https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/wis.

Bron: RVO, 17-04-2023

Tijdelijk verhuurde aanbouw van eigen woning in box 1 belast

70% van de voordelen uit verhuur van een aanbouw van een eigen woning is belast in
box 1 als de afzonderlijke perioden van verhuur slechts kort duren.

Sinds 16 april 2003 zijn een man en zijn partner eigenaar van een eigen woning. In
2016 breiden zij hun woning uit met een aanbouw. Deze aanbouw bestaat uit een bijkeuken
met rechtstreekse toegang tot de hoofdwoning en een gastenverblijf. Het gastenverblijf
bestaat uit een kamer waarin een keukenblok en een toilet/doucheruimte zijn geplaatst.
De man verhuurt het gastenverblijf via Airbnb aan toeristen. Daarvoor ontvangt hij
in 2018 zo’n € 2.647,25 aan huurinkomsten. In verband met de verhuur heeft de man
tot een bedrag van € 774 aan kosten gemaakt. De Belastingdienst meent dat de regeling
voor tijdelijke verhuur van de eigen woning aan de orde is. In dat geval behoort 70%
van de voordelen uit het verhuren van het woningdeel tot het inkomen uit eigen woning.
Daarbij stelt de inspecteur naderhand dat bij de berekening van het voordeel uit verhuur
de man het bedrag van € 774 mag aftrekken.
De man meent echter dat de aanbouw geen onderdeel van de eigen woning is, maar op
zichzelf staat. Bovendien is volgens hem de verhuur niet tijdelijk. De afzonderlijke
verhuurperiodes mogen dan kort zijn, het gastenverblijf is permanent voor verhuur
beschikbaar. Het geschil belandt voor Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank oordeelt
dat het gastenverblijf bouwkundig deel uitmaakt van de woning. Het is daaraan aangebouwd
en behoort kadastraal tot dezelfde onroerende zaak. Gezien de inrichting leent het
gastenverblijf zich ook voor gebruik in dienst van de woning. Op zijn minst kwalificeert
het gastenverblijf als een aanhorigheid van de woning. Fiscaal gezien maakt het daarom
deel uit van de eigen woning. Bovendien heeft het gastenverblijf de man anders dan
tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking gestaan. Hij heeft steeds zelf kunnen
bepalen of hij het verblijf voor korte tijd verhuurt of het zelf gebruikt.
De volgende vraag is of sprake is van tijdelijke verhuur. Daarvoor is van belang dat
zekerheid bestaat dat de woning op korte termijn ter beschikking van de eigenaar komt.
In deze zaak zijn de perioden van verhuur elk afzonderlijk korter, maar bij elkaar
opgeteld langer dan twee maanden. Toch staat telkens vast dat het gastenverblijf weer
ter beschikking van de man komt. Daardoor is sprake van tijdelijke verhuur. Dat betekent
weer dat de regeling voor tijdelijke verhuur inderdaad van toepassing is.

Bron: Rb Noord-Holland 30-03-2023 (gepubl. 11-04-2023)

© lArcade 2024