Inloggen

Archief

Subsidieregeling voor verduurzaming MKB weer open

MKB-ondernemers kunnen vanaf 1 april weer subsidie aanvragen om hun bedrijf te verduurzamen.
De Subsidieregeling Verduurzaming MKB (SVM) van vorig jaar is aangepast op punten
die de kwaliteit van de adviezen en ondersteuning verbeteren.

Met subsidie uit de SVM-regeling kunnen MKB-ondernemers besparen op energiekosten
door met advies en ondersteuning te verduurzamen. De regeling sloot vorig jaar tijdelijk
na signalen van MKB’ers over oneigenlijk gebruik door enkele partijen. De regeling
is aangepast.
De volgende punten zijn aangepast:

  • De energieadviseur die de MKB’er helpt, moet tenminste twee jaar ervaring hebben met
    het adviseren van MKB-ondernemers over energiebesparing en verduurzaming. De adviseur
    moet dit aantonen.

  • De jaarafrekening van de energieleverancier is nu een verplichte bijlage bij de aanvraag.

  • De eisen aan het advies zijn aangescherpt.

  • De ondernemer verklaart nu schriftelijk dat hij op de hoogte is gesteld van de subsidievoorwaarden.

Advies en ondersteuning Met de SVM kunnen MKB-ondernemers een vergoeding krijgen voor de inhuur van een energieadviseur
voor een energieadvies op maat én voor hulp bij het uitvoeren van het advies. De regeling
is open voor aanvragen vanaf 1 april 2023 tot 30 september 2023, 17:00 uur. Het beschikbare
budget is € 14,4 miljoen.
De investeringen in de maatregelen zelf, zoals aanschafkosten of installatiekosten,
vallen niet onder de SVM. Daarvoor zijn mogelijk andere subsidies interessant voor
de mkb-ondernemer, bijvoorbeeld de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing
(ISDE) en Energie-investeringsaftrek (EIA).

Subsidieregeling Verduurzaming MKB – https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svm

Andere subsidieregelingen voor mkb-ondernemers: subsidie- en financieringswijzer –
https://www.rvo.nl/subsidies-financiering

Bron: RVO 03-04-2023

Geen vergrijpboete voor ‘suppletie via Vpb-aangifte’

Een btw-ondernemer voldoet niet aan zijn verplichting om een suppletieaangifte in
te dienen als hij zijn btw-schuld in de jaarrekening bij de Vpb-aangifte opneemt.
Maar wie dat in het verleden heeft gedaan, hoort geen vergrijpboete te krijgen.

Constateert een btw-ondernemer dat hij in een aangifte over een tijdvak in de afgelopen
vijf kalenderjaren als gevolg van een onjuiste btw-aangifte te weinig omzetbelasting
heeft afgedragen? Dan moet hij een suppletieaangifte indienen om daarmee alsnog de
juiste inlichtingen te verstrekken. De ondernemer moet die suppletie indienen op een
wijze die de inspecteur aangeeft. In een zaak voor de Hoge Raad heeft een fiscale
eenheid (FE) voor de omzetbelasting geen suppletieaangifte als zodanig gedaan. Maar
de FE heeft op de jaarrekening bij de aangifte vennootschapsbelasting wel een balanspost
te betalen omzetbelasting gespecificeerd als ‘omzetbelasting suppletie’. Naar aanleiding
van deze balanspost is de fiscus een boekenonderzoek gestart. Dit boekenonderzoek
is voor de inspecteur een reden om de FE een naheffingsaanslag omzetbelasting en een
vergrijpboete op te leggen.
Maar Hof Den Haag heeft de boete vernietigd. Daarbij wijst het hof erop dat de FE
door haar jaarrekening inclusief btw-schuld aan de Belastingdienst te sturen de inspecteur
specifieke inlichtingen heeft gegeven over haar btw-verplichting. Dat de Belastingdienst
naar aanleiding van de ontvangst van de jaarrekening een boekenonderzoek start, betekent
volgens het hof zelfs dat de inspecteur de ontvangen informatie als zodanig heeft
opgevat. In deze situatie valt volgens het hof niet te zeggen dat de FE haar inlichtingenverplichting
heeft geschonden.

Pleitbaar standpunt Op grond van de hofuitspraak zou men kunnen denken dat een btw-ondernemer via zijn
aangifte vennootschapsbelasting kan voldoen aan zijn suppletieaangifteplicht. De Hoge
Raad maakt duidelijk dat dit standpunt onjuist is. Maar het standpunt is wel pleitbaar
geweest, althans vóór dit arrest. Daarom laat de Hoge Raad de vernietiging van de
boete in stand.

Bron: Hoge Raad 31-03-2023

Nieuwe maatregelen arbeidsmarkt

De regels rond tijdelijke contracten op de arbeidsmarkt gaan de komende jaren flink
veranderen. Dit blijkt uit een brief van minister Van Gennip aan de Tweede Kamer over
een pakket van maatregelen voor de arbeidsmarkt. 

Met deze brief geeft het kabinet een vervolg aan de hoofdlijnenbrief over de hervorming
van de arbeidsmarkt van juli 2022. De afspraken zijn gemaakt na overleg met vakbonden
en werkgevers.
Op basis van het coalitieakkoord en diverse adviezen worden in de brief de ambities
rondom de hervorming van de arbeidsmarkt op hoofdlijnen uitgewerkt:

  1. Werkenden en werkgevenden geven hun arbeidsrelatie binnen de wettelijke kaders vorm
    op basis van de aard en inrichting van het werk en persoonlijke voorkeuren.

  2. Werkenden in flexibele contracten krijgen meer zekerheid.

  3. De verplichtingen van kleinere ondernemingen voor langdurig zieken worden teruggedrongen.

  4. Bedrijven kunnen bij calamiteiten en crises hun werknemers aan zich blijven binden.

  5. Schijnzelfstandigheid wordt verminderd.

  6. Een leven lang ontwikkelen en van-werk-naar-werk worden gestimuleerd.

1. Keuze arbeidsrelatie op basis van de aard en inrichting van het werk Het is van belang dat organisaties en werkenden hun onderlinge relatie zo vorm kunnen
geven dat persoonlijke voorkeuren voor hoe die arbeidsrelatie er uit moet zien (uiteraard
binnen wettelijke grenzen), en de aard en inrichting van het werk leidend kunnen zijn
bij de vormgeving daarvan.

2. Meer zekerheid voor werkenden Het kabinet zet een aantal belangrijke stappen om de zekerheid van werkenden te verstevigen:

  1. Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen
    De hoofdlijnenbrief beschrijft dat er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
    voor zelfstandigen komt. Dit biedt een financieel vangnet voor zelfstandigen die arbeidsongeschikt
    raken. Ook voorkomt het dat risico’s worden afgewenteld op de samenleving.
    Het kabinet zal bij de uitwerking van de AOV voor zelfstandigen alle IB-ondernemers
    (met en zonder personeel) en meewerkend partners onder de kring van verzekerden scharen.
    De directeur-grootaandeelhouder en diegene die resultaat uit overige werkzaamheden
    geniet, vallen niet onder de kring van verzekerden.

  2. Roosterzekerheid en inkomenszekerheid oproepcontracten
    Werknemers met een oproepcontract krijgen meer inkomens- en roosterzekerheid. Oproepcontracten,
    zoals nuluren- en de huidige min- /maxcontracten, schaffen wij af. In plaats daarvan
    komt er een basiscontract.

  3. Sneller zekerheid bij uitzendwerk
    Uitzendkrachten krijgen sneller, na 52 gewerkte weken, een contract met meer zekerheid
    bij het uitzendbureau waar via zij werken. De duur van de meest onzekere fasen wordt
    verkort. Bovendien krijgen zij eerder het recht op een vast contract.

  4. Tijdelijk werk is tijdelijk
    Het is van belang te voorkomen dat structureel werk in permanente tijdelijkheid wordt
    vervuld. De kabinetsinzet is om draaideurconstructies bij tijdelijk werk te voorkomen
    om zo het perspectief op een contract voor onbepaalde tijd voor werknemers te vergroten.
    Na drie aaneengesloten tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever, mag pas na vijf
    jaar een nieuw contract worden gegeven in plaats van na zes maanden.

  5. Arbeidscommissie
    Partijen moeten toegang krijgen tot het (arbeids)recht. Voorgesteld is een arbeidscommissie
    met laagdrempelige toegang in het leven te roepen voor alle kwetsbare werknemers.

  6. Inkomensvoorziening oudere werklozen
    Het kabinet kiest ervoor de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen met nog één keer
    vier jaren te verlengen. De arbeidsparticipatie van senioren laat de afgelopen jaren
    een duidelijke verbetering zien. Tegelijkertijd wordt naarmate de leeftijd stijgt
    de arbeidsmarktpositie lastiger. Senioren worden niet sneller werkloos dan andere
    groepen, maar eenmaal werkloos is de weg terug naar werk wel langer en moeizamer.
    Zestigplussers hebben een grotere kans op langdurige werkloosheid. Hier ligt dus nog
    een opgave.

  7. Wendbaarheid binnen vast contract
    In premiedifferentiatie WW is voor vaste contracten geregeld dat overwerk tot en met
    30 procent van het aantal contracturen mogelijk is onder de lage WW-premie. Indien
    er gemiddeld over het jaar meer dan 30 procent wordt overgewerkt is de werkgever met
    terugwerkende kracht de hoge WW-premie verschuldigd. Op deze hoofdregel is een uitzondering
    opgenomen voor voltijdscontracten. Voor contracten met een gemiddelde arbeidsomvang
    van minimaal 35 uur per week geldt de zogenaamde 30% herzieningssituatie namelijk
    niet.

3. Meer wendbaarheid voor ondernemers Eerder duidelijkheid over de re-integratieverplichtingen van kleine en middelgrote
werkgevers. Kleine en middelgrote werkgevers kunnen na één jaar ziekte van een medewerker
duidelijkheid krijgen over de vraag of ze een medewerker structureel kunnen laten
vervangen.

4. Binding van werknemers bij crisis en calamiteiten Er komt een Crisisregeling Personeelsbehoud voor werkgevers die worden getroffen door
een crisis of calamiteit die buiten het ondernemersrisico valt (zoals de coronacrisis).
Gedurende maximaal zes maanden kunnen werknemers tijdelijk op een andere plek in het
bedrijf aan het werk of tijdelijk minder werken met behoud van hun WW-rechten. Zo
behoudt de werknemer een baan en inkomen en kan de werkgever de crisisperiode overbruggen.
Daarnaast worden de kosten in de WW-premie voor overwerk beperkt bij grote vaste contracten.
Ook het vaste basiscontract gaat onder de lage WW-premie vallen.

5. Voorkomen schijnzelfstandigheid Het kabinet wil de regels rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie verduidelijken,
deze beter opeisbaar te maken en hierop beter te gaan handhaven. De voortgangsbrief
zelfstandigen geeft aan hoe het kabinet de regelgeving rondom de beoordeling van arbeidsrelaties
wil verduidelijken.
Ook werkt het kabinet aan een zogenaamd ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een
arbeidsovereenkomst’, gekoppeld aan een uurtarief. De tariefgrens hiervan wordt nog
nader bepaald (mogelijk tarief tussen de 30 en 35 euro). Daarmee wordt de positie
van werkenden met een zwakkere onderhandelingspositie versterkt. Zij kunnen gemakkelijker
hun rechten (op basis van een arbeidsovereenkomst) opeisen.

6. Altijd uitzicht op nieuw werk Het kabinet wil aan mensen die geen werk hebben of van baan moeten veranderen, zoveel
mogelijk perspectief geven op nieuw werk. Dat vergroot de zekerheid van werknemers
én de wendbaarheid van bedrijven. Hiervoor hanteert het kabinet twee pijlers: het
stimuleren van leven lang ontwikkelen (LLO), en meer mensen naar werk begeleiden.

Planning Van Gennip wil de benodigde wetgeving rond de zomer in internetconsultatie brengen,
zodat deze in het voorjaar van 2024 aan de Kamer kan worden aangeboden. Het kabinet
wil de
maatregel loondoorbetaling bij ziekte samen met de arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen in één wetsvoorstel aan de Kamer aanbieden. Het is de bedoeling
dat de veranderingen de komende drie à vier jaar worden ingevoerd.

Bron: Min. SZW 03-04-2023

Levenstestament krijgt niet altijd voorrang

Ook al is iemand, bijvoorbeeld de echtgenoot, in een levenstestament als curator benoemd,
dan nog kan de rechter besluiten om een derde aan te wijzen als curator.

Een vrouw lijdt aan vasculaire dementie en verblijft in een verpleeghuis. Haar dochter
verzoekt om haar moeder onder curatele te laten stellen. Daarbij wil zij een onafhankelijke
derde tot curator laten benoemen. Maar de echtgenoot van de moeder verzet zich tegen
deze onder curatelestelling. In het levenstestament van zijn echtgenote is hij namelijk
aangewezen om haar belangen te behartigen als zij zelf daartoe niet meer in staat
is. In de cassatieprocedure wijst Procureur-generaal (P-G) Wissink erop dat het levenstestament
als zodanig niet wettelijk is geregeld. Wel is het zo dat bij de beslissing om iemand
onder curatele te stellen de rechter moet kijken of een andere voorziening meer gepast
is. Belangenbehartiging op grond van een volmacht in een levenstestament kan zo’n
voorziening zijn.

Spanning bij echtgenoot als curator Maar de rechter is niet verplicht om voorrang te verlenen aan een volmacht in een
levenstestament. Het hangt immers van de omstandigheden van het geval af of deze inderdaad
kwalificeert als een meer passende en minder verstrekkende voorziening. Voorafgaand
aan de cassatieprocedure heeft het hof geoordeeld dat bij benoeming van de echtgenoot
als curator sprake zal zijn van voortdurende onrust en onderlinge spanningen tussen
de naasten van de vrouw. In haar kwetsbare, afhankelijke positie zal dat ook voor
haar merkbaar zijn. Door een onafhankelijke derde als curator te benomen, valt te
waarborgen dat alle betrokken personen onbelemmerd contact met de vrouw kunnen onderhouden.
Omdat ook de andere klachten van de echtgenoot falen, heeft de P-G de Hoge Raad geadviseerd
om het cassatieberoep ongegrond te verklaren. De Hoge Raad heeft dit advies opgevolgd.

Bron: Hoge Raad 31-03-2023, P-G Wissink 06-01-2023 (gepubl. 31-03-2023)

Belastingdienst hoeft verstuurde aanslag niet in te brengen

Zodra de inspecteur een belastingaanslag heeft verstuurd, behoort deze aanslag niet
meer tot de stukken die hij moet in brengen in een beroepsprocedure.