Inloggen

Archief

Terecht gebruikelijk loon toegerekend aan echtgenoot van dga

Een man valt onder de gebruikelijkloonregeling omdat er sprake is van een fictieve
dienstbetrekking. Zijn vrouw was ab-houder en hij heeft ook werkzaamheden verricht.
Het maakt niet uit dat hij fulltime voor andere werkgevers werkte.

Een bv is per 2 november 2021 ontbonden. De dga is benoemd als de vereffenaar. Zijn
vrouw was vanaf de oprichting van de bv tot 16 augustus 2019 de dga van de bv. De
inspecteur legt aan de bv een naheffingsaanslag met vergrijpboete op over de periode
van 1 april 2017 tot en met 2018. Hij stelt dat de man ook in die periode onder de
gebruikelijkloonregeling valt. De man gaat op 19 juli 2022 digitaal in beroep tegen
de naheffingsaanslag als gemachtigde van de bv. Hij stuurt een ondertekende machtiging,
maar een kopie van de statuten van de bv ontbreekt en het KvK-uittreksel is (te) oud.

Beroep ontvankelijk en naheffing bevestigd Rechtbank Noord-Holland acht het beroep ontvankelijk ondanks dat de bv al was ontbonden.
Deze procedure is van belang voor de afronding van de vereffening. Ook moeten de bv
en haar dga de naheffing kunnen aanvechten. De rechtbank acht bewezen dat de man,
ondanks de gebrekkige machtiging, als gemachtigde kon optreden. Uit het feit dat hij
van het digitaal formulier gebruikmaakte volgt, anders dan de inspecteur stelt, niet
dat hij voor zichzelf beroep aantekende. De rechtbank bevestigt de naheffingsaanslag
omdat de man in 2017 en 2018 een fictieve dienstbetrekking bij de bv had. Zijn vrouw
was in die jaren ab-houder en hij heeft ook werkzaamheden voor de bv verricht. Voor
het aannemen van een gebruikelijk loon is een arbeidsovereenkomst niet nodig, noch
een daadwerkelijke loonbetaling. De bv maakt een lager gebruikelijk loon niet aannemelijk,
waarbij het niet uitmaakt dat de man fulltime voor andere werkgevers werkte. Ook is
niet aannemelijk dat de bv het gebruikelijk loon niet kon betalen. De bv stelt nog
dat de man niet binnenlands belastingplichtig was, maar hetgeen zij aanvoert is onvoldoende
om aan te nemen dat de man niet in Nederland woonde.

Bron: Rb. Noord-Holland 13-12-2023 (gepubl. 29-01-2024).

Bijna helft scholingsbudget niet uitgegeven

Werknemers laten gezamenlijk jaarlijks meer dan € 1,5 miljard aan opleidingsbudget
liggen. Werkgevers stellen volop opleidingsbudgetten beschikbaar, maar slechts 55%
van het totaalbedrag wordt door werknemers benut. Dit blijkt uit onderzoek van werkgeversvereniging
AWVN naar het opleidingsbeleid van Nederlandse werkgevers.

In bijna 80% van de cao’s en arbeidsvoorwaardenregelingen (avr’s) staan afspraken
over leren, ontwikkeling en scholing. Er worden veel verschillende afspraken gemaakt,
vooral over opleidingsbudgetten (in driekwart van de cao’s en avr’s), maar ook over
verplichte opleidingen, de inzet van loopbaancoaches, ontwikkeladviezen, stages en
van werk-naar-werktrajecten.

Uit het AWVN-onderzoek blijkt dat de meeste werkgevers jaarlijks een bedrag van tussen
€ 500 en € 1.000 per werknemer beschikbaar stellen. Volgens de ondervraagde werkgevers
wordt jaarlijks slechts 55% van de beschikbare opleidingsbudgetten benut. Van de jaarlijks
circa € 4 miljard die ze beschikbaar stellen als opleidingsbudget, wordt tenminste
€ 1,5 miljard niet uitgegeven. Mogelijk valt dit bedrag in de praktijk nog hoger uit.
Omdat het niet-bestede geld een aantal jaren blijft liggen, is op dit ogenblik een
bedrag van enige miljarden direct beschikbaar voor de ontwikkeling van werknemers.

Bron: AWVN 26-01-2024.

Extra controle op dubbele aangiften omzetbelasting

De Belastingdienst kan steeds vaker ontvangen aangiften omzetbelasting niet verwerken,
omdat deze dubbel en met hetzelfde aangiftekenmerk zijn ingediend. Het kost extra
tijd om deze aangiften handmatig te verwerken. Daarom voert de Belastingdienst vanaf
6 februari 2024 een extra controle uit.

De Belastingdienst controleert al op dubbele aangiften waarvan de inhoud identiek
is. De datum en het tijdstip van de aangiften kunnen hierbij wel verschillen. Als
de Belastingdienst constateert dat al eerder een aangifte met hetzelfde aangiftekenmerk
is ontvangen én dat de inhoud van beide aangiften identiek zijn, verwerkt de Belastingdienst
deze volgende, identieke aangifte niet.

Werkwijze extra controle Vanaf februari 2024 breidt de Belastingdienst de controle uit op dubbele aangiften
waarvan de inhoud niet identiek is. Dit gaat als volgt in zijn werk:

  • het systeem verwerkt batches (groepen aangiften)

  • normaal is het tijdsvenster van een batch 24 uur

  • de systemen controleren iedere batch op dubbele aangiften

  • als in een batch 1 of meerdere dubbele aangiften zitten, leggen de systemen dit vast

  • de systemen controleren of de dubbele aangiften inhoudelijk identiek zijn aan elkaar

  • zijn de dubbele aangiften inhoudelijk niet identiek aan elkaar, dan verwerken de systemen
    de inhoudelijke gegevens van de laatste aangifte in de batch met de datum en het tijdstip
    van de eerste aangifte

Let op! De Belastingdienst gaat ervan uit dat de inhoudelijke gegevens van de laatste aangifte
de juiste zijn. Voor de beoordeling of een aangifte al dan niet tijdig is ingediend,
kan de datum en het tijdstip van de eerste aangifte relevant zijn.

Wijzigingen met een suppletie In de ideale situatie ontvangt de Belastingdienst per aangiftekenmerk een aangifte.
Eventuele wijzigingen op deze aangifte dient men in via een suppletie.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 25-01-2024.

Voor hoogte belastingkorting door ab-verlies is verrekeningsjaar beslissend

Het tarief van het gekozen verrekeningsjaar is beslissend bij het vaststellen van
de belastingkorting. Er kan nog een andere (voordeligere) keuze worden gemaakt zolang
de beschikking belastingkorting nog niet onherroepelijk vaststaat.

Een vrouw houdt een aanmerkelijk belang (ab) in een vennootschap en staat ook borg
voor een schuld van die vennootschap aan een bank. De vennootschap is in 2016 ontbonden,
waardoor zij een ab-verlies van € 138.423 boekt. In 2017 boekt zij een aanvullend
ab-verlies van € 175.000 doordat de bank haar aanspreekt voor de schuld. De inspecteur
stelt beide verliezen bij beschikking vast, en zet de verliezen na een tweede verzoek
hiertoe in 2021 om in een belastingkorting. Hij gaat hierbij uit van een ab-tarief
van 25%, de vrouw maakt hiertegen bezwaar. Zij stelt dat er van het tarief moet worden
uitgegaan dat geldt bij het vaststellen van de belastingkorting (26,9% in 2021), dan
wel het gewenste verrekeningsjaar (2020 met 26,25%) voor het ab-verlies over 2017.

Alleen gekozen verrekeningsjaar van belang Rechtbank Gelderland oordeelt dat het tarief van het gekozen verrekeningsjaar beslissend
is voor het vaststellen van de hoogte van de belastingkorting. Uit de wettekst en
wetssystematiek blijkt dat de vrouw zelf kan kiezen voor een verrekeningsjaar dat
voldoet aan de eisen voor verrekening. Zij heeft in haar verzoek gekozen voor verrekening
vanaf 2019, waarin het ab-tarief nog 25% was. De vrouw kan geen vertrouwen ontlenen
aan de behandeling van andere belastingplichtigen en er zijn geen expliciete uitingen
van de inspecteur waaraan vertrouwen kan worden ontleend. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel
faalt ook omdat begunstigend beleid niet aannemelijk is en in de aangedragen situaties
conform de wet is gehandeld. De vrouw kan echter wel op de zitting alsnog kiezen voor
verrekening met de aanslag IB/PVV 2020, waardoor de belastingkorting tegen 26,25%
wordt berekend. Het verrekeningsjaar kan namelijk worden gewijzigd zolang de beschikking
belastingkorting nog niet onherroepelijk vaststaat. Dat de aanslag over 2020 wél al
onherroepelijk is vastgesteld, maakt niet uit.

Bron: Rb. Gelderland 19-01-2024 (gepubl. 25-01-2024).

Wijzigingen wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3

Staatssecretaris Van Rij wijzigt het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement op een aantal
punten. Ook worden de voorlopige en definitieve forfaitaire rendementspercentages
voor de jaren 2023, 2024 en 2025 bekendgemaakt van de vermogenscategorieën in box 3.

In totaal zijn er 1.737 reacties binnengekomen op de internetconsultatie over box 3.
Naar aanleiding van de reacties en de gevoerde gesprekken zijn er technische verbeteringen
aangebracht op het geconsulteerde voorstel.

Wijzigingen

  • De afwijkende behandeling van de eerste woning in box 3 (feitelijk de tweede woning,
    de eerste eigen woning die permanent wordt gebruikt valt in box 1), die bestemd is
    voor eigen gebruik, is geschrapt. In plaats daarvan valt deze woning in box 3 ook
    onder de vermogenswinstbelasting net als alle andere onroerende zaken in box 3. Dit
    is gedaan om het stelsel eenvoudiger te maken.

  • Daarnaast is besloten om verliesverrekening met jaren in het verleden te schrappen.
    Hiermee was het mogelijk om het verrekenen van verliezen met het voorgaande jaar mogelijk
    te maken. De kosten hiervoor zijn hoog, terwijl het ook nog eens erg complex is om
    uit te voeren. Om dit mogelijk te maken moet de Belastingdienst aanslagen van oude
    jaren aanpassen. De onbeperkte verliesverrekening in toekomstige jaren blijft mogelijk.

  • Voor onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming moest nog
    worden vastgesteld hoe de waarde van deze bezittingen wordt bepaald, als ze al in
    bezit zijn van belastingplichtigen op het moment dat het nieuwe stelsel wordt ingevoerd.
    Hierover is besloten om de waarde in het economische verkeer aan het begin van 2027
    te hanteren. Voor woningen in box 3 gaat het om de WOZ-waarde aan het begin van 2027.

  • Daarnaast werd opgemerkt dat bij de behandeling van genotsrechten, zoals toekomstige
    rente of dividend, het risico ontstaat op oneigenlijk gebruik. Om dit te voorkomen
    is de behandeling van genotsrechten aangepast. De prijs voor het kopen van het genotsrecht
    is niet langer meer in een keer aftrekbaar in het jaar van het vestigen van het genotsrecht,
    maar wordt op praktische wijze in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin
    het genotsrecht bestaat.

  • Ook is besloten om – in tegenstelling tot het geconsulteerde voorstel – wel de koerswinsten
    of koersverliezen van banktegoeden in vreemde valuta te belasten, zoals een bankrekening
    in Amerikaanse dollars. Hiermee wordt het resultaat van deze banktegoeden zuiverder
    bepaald. Dit zal wel zorgen voor een grotere administratieve last voor belastingplichtigen
    met buitenlandse betaalrekeningen in vreemde valuta. Naar verwachting is dit echter
    een relatief kleine groep.

Het is aan de nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet om te besluiten over de definitieve
vormgeving van een nieuw box 3-stelsel. Om 1 januari 2027 te halen, moet het wetsvoorstel
in de zomer van 2024 aangeboden worden aan de Tweede Kamer.

Forfaitaire rendementspercentages 2023, 2024 en 2025

Categorie

2023

2024

2025

Banktegoeden

0,92%

PM

PM

Overige bezittingen

6,17%

6,04%

5,88%

Schulden

2,46%

PM

PM

Bron: MvF 25-01-2024.

© lArcade 2024