Inloggen

Archief

Aanvragen TEK-vergoeding mkb kan vanaf 21 maart 2023

Mkb-ondernemingen waarvan de energiekosten een relatief groot deel uitmaken van de
totale omzet kunnen vanaf 21 maart de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen.

De TEK-regeling is een tijdelijke tegemoetkoming voor energie-intensieve mkb-bedrijven
voor de gestegen gas- en elektriciteitskosten. De tegemoetkoming kan met terugwerkende
kracht worden aangevraagd en loopt van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Mkb-ondernemingen bij wie de energiekosten minimaal 7% van de omzet bedragen en die
voldoen aan de overige voorwaarden van de regeling, ontvangen een vergoeding van maximaal
€ 160.000. De compensatie bedraagt 50% van de energiekostenstijging boven een vastgestelde
zogenoemde drempelprijs. Deze regeling moet voldoen aan Europese staatssteunregels
en daarom goedgekeurd worden door de Europese Commissie. Bij akkoord van de Europese
commissie kan de regeling opengesteld worden. De regeling is 28 februari gepubliceerd
in de Staatscourant.

De TEK-vergoeding is bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven die voldoen aan
de mkb-definitie, met maximaal 249 medewerkers en hoogstens € 50 miljoen omzet en/of
een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Stichtingen, verenigingen en overige instellingen
die voldoen aan de voorwaarden kunnen de regeling ook aanvragen.

De subsidie is gebaseerd op gemodelleerde verbruiks- en prijsgegevens en dus niet
op het daadwerkelijke gebruik en de actuele prijs van energie. Hierdoor kunnen aanvragen
sneller worden behandeld. Het gas- en elektraverbruik wordt mede bepaald aan de hand
van het gemiddeld historisch verbruik. Deze gegevens worden opgevraagd bij de netbeheerders.
Het minimale deel dat bedrijven zelf betalen, de zogenoemde drempelprijs, is € 1,19
per m³ voor gas en € 0,35 per kWh voor elektriciteit. Voor het berekenen van de subsidie
wordt verder gewerkt met een maximale prijs voor gas (€3,19 per m³) en elektriciteit
(€0,95 per kWh). Ondernemers die in aanmerking komen voor de TEK krijgen maximaal
50% van het verschil tussen de drempelprijs en de maximumprijs. Na een positief besluit
ontvangen ondernemers binnen twee weken een voorschot. Ondernemers dienen uiterlijk
31 mei 2024 een vaststellingsverzoek in waarna de definitieve subsidie wordt bepaald.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de TEK-regeling uit in opdracht
van het ministerie van EZK. Op de website rvo.nl kunnen aanvragen worden gedaan en
is meer informatie te vinden. Aanvragen van TEK is mogelijk van 21 maart 2023 (09.00
uur) tot 2 oktober 2023 (17.00 uur).

Bron: Ministerie EZK, Regeling van 23-02-2023

Wijziging inbrengwaarde pand moet goed gemotiveerd zijn

Eindigt een dga zijn terbeschikkingstelling van een onroerende zaak aan zijn bv? En
wil hij de inbrengwaarde van de onroerende zaak aanpassen? Dan moet hij een goed gespecificeerd
taxatierapport overleggen.

Twee broers hebben ieder een aandeel van 50% in een maatschap. Deze maatschap verhuurt
sinds 1 juni 2000 een bedrijfsruimte met bijbehorende grond aan een bv. De bv gebruikt
deze onroerende zaak voor haar bedrijf. Een van de broers verkoopt op 15 oktober 2015
het aanmerkelijk belang dat hij sinds 1 januari 2001 in de bv had. Deze man heeft
voor de jaren vanaf 2001 tot en met 2014 de waarde van de onroerende zaak aangegeven
op basis van de historische kostprijs minus afschrijvingslasten. Per 1 januari 2001
is de onroerende zaak getaxeerd op € 1.490.710. Maar in 2015 wil de man met een beroep
op de foutenleer de inbrengwaarde stellen op € 2.320.000. Daardoor zou zijn belastbare
resultaat uit overige werkzaamheden een stuk lager zijn.

Weinig gewicht aan taxatie die van vrije staat uitgaat

De man motiveert zijn berekening van de inbrengwaarde onder andere door te verwijzen
naar een taxatie in 2002. Hierin is de onroerende zaak getaxeerd op € 2.430.000 naar
een waarde leeg en vrij van huur. Omdat de onroerende zaak al aan de bv was verhuurd,
hecht Rechtbank Noord-Holland weinig gewicht toe aan de taxatie in 2002. De man overlegt
ook een taxatie uit 2020. Hierin heeft de taxateur de waarde van de onroerende zaak
in verhuurde staat op 1 januari 2001 vastgesteld op een waarde in het economisch verkeer
van € 2.320.000. Deze taxatie biedt echter geen inzicht in hoe de taxateur tot de
gehanteerde waarde is gekomen. De taxateur heeft wel enige gegevens van referentiepanden
verstrekt, maar een nadere vergelijking tussen de onroerende zaak en de referentiepanden
achterwege gelaten. De man voldoet daarom niet aan zijn bewijslast. De rechtbank verklaart
zijn beroep ongegrond.

Bron: Rechtbank Noord-Holland 11 juli 2022 (gepubliceerd 23 februari 2023)

Voorlopig geen verhoging belastingrente

Het huidige percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting
wordt niet per 1 maart 2023 verhoogd naar 10,5%, maar blijft 8%. Het kabinet wil op
dit moment geen verhoging doorvoeren. In het voorjaar worden de percentages van de
belastingrente opnieuw bekeken.

Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in een Kamerbrief. Het percentage belastingrente
voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting wordt vastgesteld op basis van
de basisfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB heeft recent
een rentepercentage van 2,5% aangekondigd, wat betekent dat de te betalen belastingrente
per 1 maart verhoogd wordt naar 10,5%. Het kabinet vindt deze verhoging op dit moment
niet wenselijk en zal later dit voorjaar de percentages van de belastingrente opnieuw
bekijken . Daarnaast wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de systematiek rondom
belastingrente, waarbij ook de rentepercentages worden onderzocht.

Om het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting
op 8% te kunnen houden, wil Van Rij het Besluit belasting- en invorderingsrente zo
spoedig mogelijk wijzigen.

Naar verwachting is dit in het tweede kwartaal van 2023 gedaan. In de periode vanaf
1 maart totdat het Besluit belasting- en invorderingsrente is aangepast, geldt het
volgende:

voor belastingplichtigen die aanspraak kunnen maken op de vergoeding van belastingrente,
blijft een percentage van 10,5% gelden. Deze belastingplichtigen ontvangen een nabetaling,
waarvoor zij geen actie hoeven te ondernemen.

voor belastingplichtigen die belastingrente moeten betalen, blijft vanaf 1 maart 2023
een rentepercentage van 8% gelden.

Aan dit tijdelijke verschil komt een einde op het moment dat het aangepaste besluit
is ingegaan. Vanaf dat moment geldt voor zowel te vergoeden als voor in rekening te
brengen belastingrente een percentage van 8%, in ieder geval totdat er een nieuw besluit
is genomen.

Bron: MvF, 23-02-2023, Kamerbrief over aanpassing percentage belastingrente Vpb en bronbelasting,
nr. 2023-0000039143

Geen informatiebeschikking, toch vooraftrek onderbouwen

Ook al heeft de Belastingdienst geen informatiebeschikking afgegeven, dan nog moet
de btw-ondernemer zijn recht op voorbelasting aannemelijk maken.

Een bv houdt zich bezig met de advisering in en de ontwikkeling van instructies en
het geven van trainingen op het gebied van safety en security in het algemeen. Bij
trainingen pleegt zij van tijd tot tijd acteurs in te zetten. Zowel de bv als haar
bestuurder zijn niet ingeschreven in het Centraal Register Kort Beroepsonderwijs.
Naar aanleiding van een boekenonderzoek constateert de Belastingdienst dat de bv de
voorbelasting en haar belaste, vrijgestelde en buitenlandse omzet niet correct in
de btw-aangiften heeft vermeld. Daardoor heeft de bv over het tijdvak 2013 te veel
omzetbelasting teruggevorderd. De inspecteur legt de bv een naheffingsaanslag op.
Nadat de bv in bezwaar is gegaan, gaat het om een bedrag van € 18.667. De bv begint
een beroepsprocedure voor Rechtbank Noord-Holland om het bedrag van de naheffingsaanslag
verder te verlagen.

De bv overlegt een kolommenbalans en een pro rataberekening, maar geen facturen. De
bv stelt dat zij wel facturen heeft, maar dat de fiscus bij de controle daar niet
om heeft gevraagd. Sterker nog, aangezien de inspecteur de bv geen informatiebeschikking
opgelegd, mag hij van de bv geen bewijsstukken meer vragen om het recht op het recht
op vooraftrek te onderbouwen. De rechtbank verwerpt dit standpunt van de bv. De informatiebeschikking
dient om vast te stellen dat iemand niet heeft voldaan aan bepaalde informatieverplichtingen.
Daardoor kan omkering van de bewijslast aan de orde zijn. Maar voor wat betreft het
recht op btw-aftrek ligt de bewijslast überhaupt bij de btw-ondernemer. Hoewel de
bv haar voorgestelde btw-aftrek onvoldoende onderbouwt, verklaart de rechtbank haar
beroepschrift wel gegrond. Maar dat komt dankzij de inspecteur die een verlaging van
de naheffingsaanslag naar € 17.300 bepleit.

Bron: Rechtbank Noord-Holland 14-12-2022 (gepubl. 21-02-2023)

De 183-dagenregeling geldt pas na emigratie naar VS

Als een Nederlander emigreert naar de Verenigde Staten van Amerika, kan hij geen beroep
doen op de 183-dagenregeling met betrekking tot loon dat hij als inwoner van Nederland
heeft genoten.

In het jaar 2018 woont en werkt een man van 1 januari tot en met 17 juni in Nederland.
In die periode geniet hij een loon van € 26.118. Op 17 juni 2018 emigreert hij van
Nederland naar de Verenigde Staten van Amerika (VS). In de periode van 17 juni 2018
tot en met 31 december2018 geniet hij van een Amerikaanse onderneming € 67.436 aan
loon. De Nederlandse fiscus wil heffen over het loon van € 26.118. Maar de man haalt
uit het belastingverdrag tussen Nederland en de VS dat Nederland geen heffingsrecht
heeft. Zijn motivering is dat hij langer dan 182 dagen in de VS heeft gewerkt en gewoond.
Ook beweert hij over het gehele wereldinkomen in de VS aangifte te hebben gedaan.
Rechtbank Gelderland oordeelt echter dat de 183-dagenregeling ziet op werknemers die
inkomen genieten uit een land terwijl ze op dat moment inwoner van een ander land
zijn. Het moment waarop een werknemer zijn aangifte inkomstenbelasting indient, is
dus niet van belang. De man heeft het loon van € 26.118 genoten in een periode waarin
hij inwoner van Nederland was. Hij kan daarom geen beroep doen op het verdrag. Overigens
maakt de man niet aannemelijk dat de Amerikaanse fiscus belasting heeft geheven over
het Nederlandse inkomen. Verder stelt hij nog dat de Belastingdienst ten onrechte
de aftrek van ziektekosten heeft geweigerd. Maar hij maakt evenmin aannemelijk dat
hij deze kosten vóór zijn emigratie heeft gemaakt. De rechtbank verklaart het beroepschrift
van de man ongegrond.

Bron: Rb. Gelderland 14-02-2023 (gepubl. 21-02-2023)

© lArcade 2024