Inloggen

Archief

Stuk over transactie van ondernemer mag niet geheim blijven

Legt de Belastingdienst in verband met een transactie een ondernemer een naheffingsaanslag
omzetbelasting op? Dan moet de ondernemer processtukken die reppen over deze transactie
kunnen inzien.

Een btw-ondernemer heeft het btw-tarief van 0% toegepast op verkooptransacties van
de helft van de eigendom van paarden die intracommunautair zijn geleverd. De fiscus
meent dat de ondernemer niet voldoet aan de voorwaarden om dat tarief te mogen toepassen.
Ook zijn bij verkooptransacties van een viertal geëxporteerde paarden geen exportbescheiden
aangetroffen. Daarom legt de inspecteur de btw-ondernemer een naheffingsaanslag omzetbelasting
op. Daarop gaat de ondernemer in bezwaar en beroep tegen deze naheffingsaanslag. In
deze procedure vraagt Rechtbank Zeeland-West-Brabant de fiscus om een strafdossier
in te brengen. De Belastingdienst wil dit dossier echter geheimhouden voor de btw-ondernemer.
Volgens de inspecteur is het strafdossier volledig gericht op een derde persoon. Ook
zou het strafdossier geen belastende noch ontlastende informatie bevatten voor de
btw-ondernemer. Dat zijn naam in dit dossier voorkomt, doet daar niets aan af, aldus
de fiscus.
Sommige stukken maken geen melding van de naam van de btw-ondernemer en evenmin van
de paardenhandel, die verband houdt met de navorderingsaanslag. De rechtbank gaat
akkoord met de geheimhouding van deze stukken. Zelfs de stukken die wel de naam van
de ondernemer noemen, maar niet reppen over de eerdergenoemde transacties met de paarden,
mogen geheim blijven. Maar een proces-verbaal waarin diverse transacties met paarden
zijn uitgewerkt niet. Bij een aantal van deze transacties is namelijk de btw-ondernemer
betrokken en/of gaat het over de paarden waarvoor de naheffingsaanslag is opgelegd.
Ook stukken die de ondernemer bekend zijn omdat zij ze zelf heeft opgesteld en aan
haar gerichte stukken mogen niet geheim blijven. De desbetreffende bestanddelen van
het dossier kunnen wel ontlastende informatie voor de btw-ondernemer bevatten.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 23-01-2023 (gepubl. 15-02-2023)

Verlies op participatie in genomineerde film is aftrekbaar

Van een film die is geselecteerd als openingsfilm van een festival en verschillende
nominaties heeft ontvangen, mag men verwachten dat deze succesvol zal zijn. Als dit
succes uitblijft, mogen de participanten daarom in beginsel een verlies aftrekken.

Een man neemt in het jaar 2017 samen met twee anderen als stille maat deel in een
stille maatschap. De beherende vennoot van deze stille maatschap is een dochtervennootschap
van een holding. De dochtervennootschap brengt de kennis, deskundigheid en vlijt van
haarzelf en haar bestuurders in de maatschap in. De stille maten brengen naast hun
kennis, deskundigheid en vlijt ieder een bedrag van € 93.333 in. Bovendien brengen
de stille maten de al verkochte uitzendrechten AVRO/TROS, het voorschot op opbrengsten
die de distribiteur van de film moet betalen en de opbrengsten uit crowdfunding in
de maatschap in. Deze rechten en opbrengsten bedragen bij elkaar € 183.838. De maatschap
merkt dit bedrag aan als een bate. Het doel van de maatschap is om samen met een andere
bv via een vof een onderneming te exploiteren. Het doel van deze onderneming is de
financiering, productie en exploitatie van een speelfilm.
De man stelt dat hij op zijn participatie in de stille maatschap in 2017 een aftrekbaar
verlies heeft geleden. De inspecteur betwist echter dat deze participatie een bron
van inkomen is. Hij meent dat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. In de
beroepsprocedure verwerpt Rechtbank Noord-Holland dit standpunt van de Belastingdienst.
Volgens de rechtbank heeft de man in het begin mogen verwachten dat de film een succes
zou zijn. De film is gebaseerd op het boek van een bekende auteur, geregisseerd door
een regisseur van naam en geselecteerd als openingsfilm van een festival. Dat wijst
erop dat de film in de filmwereld goed is ontvangen. Daarnaast heeft de film negen
prijsnominaties en goede recensies gekregen. Dat het verwachte voordeel (nog) niet
is gerealiseerd, heeft te maken met onvoorziene omstandigheden. Daarbij valt te denken
aan het sluiten van bioscopen tijdens de coronacrisis.
Vervolgens behandelt de rechtbank de vraag of men moet afwijken van het verlies zoals
de man dat opgeeft. De rechtbank ziet daarvoor geen reden. De winstverdeling in de
vof en de stille maatschap is overeengekomen tussen onafhankelijke derden. De stille
maten zijn allen in gelijke mate gerechtigd tot de resultaten van de maatschap. De
Belastingdienst maakt de onzakelijkheid van deze winstverdeling niet aannemelijk.
Dat het resultaat 2017 volgens de jaarrekening voor de man een groter verlies oplevert
dan de kasmiddelen die hij in de periode 2017 – 2020 heeft opgeofferd, doet daar niets
aan af. Zijn resultaat uit de maatschap is immers het resultaat dat voortvloeit uit
de opbrengsten en kostenverdeling volgens de maatschapsovereenkomst en de vof. Dit
resultaat is onafhankelijk van het verloop van kasstromen tussen de man en de maatschap
in de periode 2017 – 2020. De rechtbank oordeelt daarom dat de Belastingdienst de
aangifte van de man moet volgen.

Bron: Rb. Noord-Holland 30-01-2023 (gepubl. 09-02-2023)

Belastingrente voor bv’s per 1 maart 2023 naar 10,5%

Per 1 maart 2023 stijgt de belastingrente voor rechtspersonen van 8% naar 10,5%.

De vennootschapsbelasting die een lichaam is verschuldigd, bouwt zich gedurende het
boekjaar op. Maar praktisch gezien zal deze belastingschuld pas enige tijd na het
einde van dat boekjaar inbaar zijn. De Belastingdienst vraagt daarom een rentevergoeding,
de belastingrente. In beginsel berekent de inspecteur de belastingrente over een periode
die begint na zes maanden na het boekjaar. Deze belastingrentetermijn eindigt op de
dag vóór de dag waarop de aanslag invorderbaar wordt. De belastingrentetermijn kan
onder bepaalde omstandigheden afwijken. Zo is deze termijn in te korten door de fiscus
tijdig en correct te verzoeken om een voorlopige aanslag op te leggen. In bepaalde
situaties blijft het in rekening brengen van belastingrente zelfs geheel achterwege.
Als de Belastingdienst een lichaam een negatieve voorlopige of definitieve aanslag
vennootschapsbelasting oplegt, heeft het lichaam onder nadere voorwaarden recht op
een vergoeding aan belastingrente.

Hoogte belastingrente Met betrekking tot de vennootschapsbelasting sluit de belastingrente aan bij de wettelijke
rente van art. 120 lid 2 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Deze wettelijke rente
is gelijk aan de herfinancieringsrente die de Europese Centrale Bank (ECB) vaststelt,
vermeerderd met acht procentpunten. Met de herfinancieringsrente wordt hier bedoeld
de rente die de ECB hanteert voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie.
Deze transactie moet hebben plaatsgevonden voor de eerste kalenderdag van het betreffende
halfjaar. Dat betekent dat de vaststelling van de belastingrente per half jaar plaatsvindt.
Wat de wettelijke rente ook is, de belastingrente bedraagt in principe minimaal 8%.

ECB verhoogt herfinancieringsrente Voor de tweede helft van 2022 is de belastingrente voor lichamen gesteld op het minimum
van 8%. De herfinancieringsrente is namelijk pas op 27 juli 2022 boven de 0% gekomen.
Op 2 november 2022 stond deze rente op 2%. Vervolgens maakte de ECB 15 december 2022
bekend haar drie basisrentetarieven te verhogen met 50 basispunten. Dit betekent voor
de herfinancieringsrente dat deze stijgt van 2% naar 2,50%. Het gevolg is dat de wettelijke
rente per 1 januari 2023 is gestegen van 8% naar 2,50% + 8 procentpunt = 10,5%. De
verwerking van een rentewijziging in de belastingrente vindt echter pas twee maanden
later plaats. Daardoor bedraagt de belastingrente met betrekking tot de vennootschapsbelasting
pas per 1 maart 2023 10,5%.
Overigens heeft de ECB op 8 februari 2023 de herfinancieringsrente verhoogd naar 3,00%
en wellicht vindt nog een verdere verhoging plaats. Het is daardoor goed mogelijk
dat voor de tweede helft van 2023 de belastingrente hoger wordt dan 10,5%.

Bron: Europese Centrale Bank 15-12-2022

Aanpassing Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

De Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief MKB (TEK) is aangepast. Het voorschotpercentage
van de maximale tegemoetkoming is bijgesteld van 60% naar 50%. Verder zijn de definitieve
modelprijzen 2022 voor gas en elektriciteit bekend.

De TEK is voor MKB-ondernemingen waarvan de energiekosten minimaal 7% van de omzet
bedragen (de energie-intensiteitseis). Dit berekent RVO met de modelprijzen 2022 voor
gas en elektriciteit. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de definitieve
modelprijzen 2022 bekendgemaakt. Voor gas is deze gesteld op € 2,41. Voor elektriciteit
op € 0,59. Met deze definitieve modelprijzen, de omzet en het werkelijke energieverbruik,
kunnen ondernemers alvast een inschatting maken of zij aan de energie-intensiteitseis
voldoen. Alleen dan komen zij in aanmerking voor TEK-vergoeding.

Voorschot 50% Het voorschot is verlaagd van 60% van de maximale tegemoetkoming naar 50%. Dit komt
door de nieuwe ontwikkelingen op de energiemarkt. De energieprijzen zijn niet stabiel
en blijven niet vanzelfsprekend hoog. RVO wil voorkomen dat het voorschot hoger is
dan de definitieve subsidie. In dat geval moet de ondernemer namelijk (een deel van)
het voorschot terugbetalen.
De regeling opent naar verwachting het eerste kwartaal van 2023. De regeling wordt
op dit moment definitief uitgewerkt. En daarna voorgesteld aan de Europese Commissie
voor goedkeuring.

Meer informatie over de regeling is te vinden op https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/tek.

Bron: RVO 14-02-2023

Geen boete als garage met geschorste auto rijdt

Rijdt een garagehouder op een andere dag dan de dag van de APK-keuring met de geschorste
auto van een klant? Dan mag de fiscus de klant wel een naheffingsaanslag MRB opleggen,
maar geen verzuimboete.

Een houder van een kampeerauto schorst het kentekenbewijs van 4 oktober 2019 tot en
met 22 mei 2020 en van 5 oktober 2020 tot en met 20 april 2021. De Belastingdienst
constateert dat de kampeerauto op 26 maart 2021 om 6:41 uur ’s ochtends op de openbare
weg is gebruikt. Daarom krijgt de kentekenhouder een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
(MRB) en verzuimboete opgelegd. Hij gaat daartegen in bezwaar en beroep. Voor Rechtbank
Zeeland-West-Brabant geeft de kentekenhouder de volgende verklaring.
Op 1 maart 2021 zou de APK-keuring van de kampeerauto plaatsvinden. Op die dag heeft
de kentekenhouder de auto naar het garagebedrijf gebracht. Daarbij heeft hij melding
van de schorsing gemaakt. Vervolgens is bij de garage ontdekt dat de auto meerdere
mankementen vertoonde. De garage heeft deze mankementen eerst moeten oplossen. Daarna
was een grote testrit met de auto nodig om te zien of een en ander inderdaad was verholpen.
Op 26 maart 2021 heeft een monteur van de garage de testrit gemaakt. Deze monteur
is echter vergeten om de handelaarskentekenplaten te gebruiken. Het garagebedrijf
heeft deze vergissing ook erkend. Uiteindelijk heeft de APK-keuring plaatsgevonden
op 8 april 2021.
De rechtbank gelooft de verklaring die de kentekenhouder heeft afgelegd. Toch is de
naheffingsaanslag MRB terecht opgelegd. De auto is immers tijdens de schorsing op
de openbare weg gebruikt. Voor 26 maart 2021 geldt de vrijstelling voor een APK-keuring
niet, omdat die dag geen APK-keuring heeft plaatsgevonden. Wel oordeelt de rechtbank
dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) aan de kant van de kentekenhouder.
Deze heeft al het mogelijke gedaan om te voorkomen dat iemand de auto tijdens de schorsing
op de openbare weg zou gebruiken. Daarom vernietigt de rechtbank de opgelegde verzuimboete.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 26-01-2023 (gepubl. 13-02-2023)

© lArcade 2024