Vanaf 4 april 2023, 09.00 uur kunnen ondernemers en non-profitorganisaties subsidie Aanvragers Ondernemers of non-profitinstellingen. Publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen Leasemaatschappijen die vrachtwagens verhuren op basis van operational lease KVK-nummer en BSN-nummer De Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW) registreert de vrachtwagen op naam van een natuurlijk Vrachtwagens Alleen een nieuwe, volledig emissieloze (uitstootvrije) vrachtauto – in voertuigcategorie De vrachtwagen moet nieuw zijn. Een vrachtwagen is nieuw volgens de AanZET als in de datum eerste toelating; de datum tenaamstelling (de tenaamstelling moet op naam van de subsidieaanvrager zijn) én de datum waarop de vrachtwagen voor het eerst op kenteken is geregistreerd. Bij De vrachtwagen is volledig emissieloos. Brandstofcode E en W komen in aanmerking. De vrachtwagen rijdt alleen met een elektromotor. De vrachtwagen valt onder de voertuigclassificaties N2 met een gewicht gelijk aan Het batterijpakket van de vrachtwagen mag geen lood bevatten. Koop- of financial lease De ondernemer of non-profitinstelling vraagt subsidie aan, nadat een koop- of financial-leaseovereenkomst Voor de aanvraag Men sluit eerst een niet-definitieve koop- of financial-leaseovereenkomst af voor Wanneer men de subsidie aanvraagt, staat de vrachtwagen nog niet op naam in het RDW-kentekenregister. Men vraagt via ons digitale loket een subsidieverlening aan. Ontvangt men al subsidie van een andere overheidsinstelling voor de koop van één of De vaststelling van de subsidie vraagt men uiterlijk 12 maanden na datum van verlening Is/zijn de vrachtwagen(s) geleverd en ten naam gesteld? Dan dient men een verzoek De vrachtwagen mag geen subsidie hebben ontvangen op basis van de Subsidieregeling Subsidieverplichtingen De vrachtwagen waarvoor men subsidie ontvangt, moet op naam komen. Bij operational De vrachtwagen moet vier jaar zonder onderbreking op naam staan. Of met een verstrekkingsvoorbehoud Men moet de overeenkomst kunnen tonen. Bewaar die tot 4 jaar na de datum van de eerste Vervangt men de emissieloze vrachtwagen door een andere nieuwe emissieloze vrachtwagen Het subsidiebedrag is een percentage van de verkoopprijs. Dat is de prijs van het Grote onderneming Middelgrote onderneming Kleine onderneming + non-profitinstelling Voertuigcategorie % subsidie Max. subsidie-bedrag % subsidie Max. subsidie-bedrag % subsidie Max. subsidie-bedrag N2 bakwagen-chassis vanaf 4.250 kg 12,5% € 17.800 25% € 26.800 25% € 35.700 N3 bakwagen-chassis tot en met 18.000 kg 15% € 43.600 28,5% € 63.700 28,5% € 84.000 N3 bakwagen-chassis vanaf 18.000 kg 16,9% € 56.700 31,7% € 81.500 31,7% € 106.300 N3 trekker 20% € 72.700 37% € 102.300 37% € 131.900 Vanaf dinsdag 4 april 2023 9:00 uur kan men AanZET weer aanvragen. Om de aanvraag Bron: RVO – Aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks (AanZET) (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/aanzet)
krijgen als zijn een nieuwe, volledig emissieloze (uitstootvrije) vrachtauto willen
kopen of financial-leasen.
Voor het aanvragen van de AanZET-subsidie moet aan alle onderstaande voorwaarden worden
voldaan.
met rechtspersoonlijkheid, provincies, gemeenten, waterschappen of openbare lichamen
komen niet in aanmerking.
persoon bij: eenmanszaken, rederijen en maatschappen. Daarom moet het burgerservicenummer
(BSN) worden aangegeven van de natuurlijke persoon op wiens naam de vrachtwagen wordt
geregistreerd in het kentekenregister (RDW).
N3 of N2 vanaf een gewicht van 4.250 kg – komt in aanmerking voor subsidie.
het kentekenregister RDW gelijk zijn:
operational lease is het de datum van registratie van het verstrekkingsvoorbehoud.
of groter dan 4.250 kg of N3.
zonder onherroepelijke verplichtingen is afgesloten. Deze overeenkomst is op het moment
dat men subsidie aanvraagt nog niet definitief. Deze voorwaarde wordt gesteld omdat
dat steun stimulerend moet werken. In de overeenkomst moet men een bepaling opnemen,
waarin staat dat de overeenkomst op een latere (af te spreken) datum pas definitief
wordt. Houd er wel rekening mee dat die datum later moet zijn dan de datum waarop
men subsidie aanvraagt.
Het is ook mogelijk dat u in de overeenkomst opneemt dat deze pas definitief wordt,
zodra u deze subsidieaanvraag indient of uw subsidieaanvraag positief beoordeeld is.
U kunt bijvoorbeeld de volgende voorwaarde in de overeenkomst opnemen: ‘Order wordt
definitief na indiening aanvraag AanZET’.
één of meerdere emissieloze vrachtwagens.
meerdere vrachtwagens? Dan vermindert RVO het bedrag dat men ontvangt met de andere
overheidssubsidie. Een uitzondering hierop is de Milieu-investeringsaftrek (MIA).
van de subsidie aan. Loopt de levertijd van de vrachtwagen vertraging op? Dien dan
bij RVO een onderbouwd verzoek in tot uitstel van deze vaststelling met nog eens (maximaal)
12Â maanden.
in tot vaststelling. Op de vaststelling volgt de uitbetaling van de rest van de subsidie.
Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB)
lease kan de leasemaatschappij de vrachtwagen registreren met een verstrekkingsvoorbehoud
en de vrachtwagen op naam van de klant (de lessee) zetten.
op naam van de leasemaatschappij zijn geregistreerd in het kentekenregister. Dat is
vanaf de datum van de eerste inschrijving en tenaamstelling. Is dit niet het geval,
dan betaalt men de subsidie naar verhouding terug.Â
inschrijving en tenaamstelling van de vrachtwagen.Â
te kopen? Dan hoeft de vrachtwagen niet vier jaar op naam te staan. Deze vervangende
vrachtwagen moet dan wel voldoen aan de voorwaarden van de regeling. De vaststellingsbeschikking
wordt dan na het ontvangen van het kenteken en aankoopbewijs van de vervangende vrachtwagen
aangepast.
emissieloze vrachtautochassis. Inclusief af-fabriekopties zoals die op de overeenkomst
staat, exclusief btw.
In de tabel staan de vastgestelde percentages en het maximum subsidiebedrag per categorie.
Het genoemde gewicht is de technisch toegestane maximum massa. In het RDW-kentekenregister
staat dit geregistreerd onder de code F1.
online te regelen, heeft men eHerkenning niveau 2+ of een hoger niveau met de juiste
machtiging nodig.
Gedurende twee jaren een beperkte winst genieten betekent nog niet dat sprake is van Een man drijft sinds 15Â juli 2009 een eenmanszaak. De activiteiten van de eenmanszaak Bron: Hof Den Bosch 26-10-2022 (gepubl. 09-03- 2023)
een bron van inkomen en dus evenmin van een recht op verliesaftrek.
bestaan uit het al dan niet in opdracht ontwikkelen van ideeën en producten op het
vlak van elektrisch vervoer. In zijn aangifte over het jaar 2015 geeft de man een
negatieve winst uit onderneming op van € 9.401. Hierbij is de MKB-winstvrijstelling
nog niet toegepast. De inspecteur weigert echter de aftrek van het ondernemingsverlies
omdat hij meent dat geen sprake is van een bron van inkomen. Hof Den Bosch vindt dat
ook. De man heeft 1.930 van de 2.217 voor de eenmanszaak gewerkte uren besteed aan
een evenement. Dit evenement is bedoeld om diverse spelers op de energiemarkt bij
elkaar te brengen. Het is niet primair bedoeld om bestaande projecten van de man te
promoten. Bovendien heeft het evenement niet plaatsgevonden en zijn er geen concrete
plannen om het evenement in de nabije toekomst te organiseren.
Met betrekking tot de andere projecten weet de man evenmin aannemelijk te maken dat
een objectieve voordeelsverwachting bestaat. In 2020 en 2021 heeft de man positieve
fiscale resultaten behaald van in totaal € 11.633. Maar het hof vindt dat niet in
verhouding staan tot de verliezen over de jaren 2010 tot en met 2017 van in totaal
€ 106.792. Dat zou overigens anders zijn als de winsten in 2020 en 2021 zouden voortvloeien
uit de normale exploitatie en voortkomen uit projecten waaraan al in 2015 is gewerkt.
Maar de man heeft te weinig inzicht gegeven in de herkomst van de winsten. Omdat een
objectieve voordeelsverwachting ontbreekt, is hier geen sprake van een bron van inkomen.
Het hof verklaart het hoger beroep van de man ongegrond.
Volgens de Hoge Raad is de cao-bepaling waardoor een uitzendovereenkomst zonder meer Een werknemer, die in dienst is van een uitzendbureau, is door een ongeval tijdens Oordeel Hoge Raad Volgens de Hoge Raad bevat de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst bijzondere Bron: Hoge Raad 17-03-2023
eindigt in geval van ziekte van de uitzendkracht niet rechtsgeldig. Ook in dat geval
moet de inlener daadwerkelijk een verzoek doen tot beëindiging van de terbeschikkingstelling
van de uitzendkracht.
zijn werk in het bedrijf van de inlener tijdelijk arbeidsongeschikt geraakt. In de
NBBU-cao voor uitzendkrachten staat dat de uitzendovereenkomst eindigt als de inlener
de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen. In geval van ziekte of ongeval van
de uitzendkracht wordt de terbeschikkingstelling direct na de ziekmelding geacht met
onmiddellijke ingang te zijn beëindigd op verzoek van de inlener.
De werknemer wil dat het uitzendbureau zijn loon doorbetaald en ziektegeld betaald
over de periode vanaf de ziekmelding tot het tijdstip dat hij als zzp’er is gaan werken.
Hof Den Haag heeft deze loonvordering in hoger beroep toegewezen met het argument
dat de cao-bepaling in strijd is met het wettelijke ontslagverbod tijdens ziekte.
Het uitzendbureau heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad en
dit beroep na de conclusie van A-G De Bock ingetrokken. De advocaat-generaal heeft
de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van het uitzendbureau te verwerpen en
de uitspraak van het gerechtshof in stand te laten. De werknemer de Hoge Raad verzocht
om in het belang van de rechtsontwikkeling in een overweging ten overvloede een oordeel
te geven over de gelding van de onderhavige cao-bepaling.
bepalingen over de uitzendovereenkomst. Een van die bepalingen betreft het zogenoemde
uitzendbeding: in een uitzendovereenkomst kan worden opgenomen dat die overeenkomst
eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht aan de inlener op verzoek
van de inlener ten einde komt. Dit uitzendbeding geldt alleen gedurende de eerste
26Â weken van de uitzendovereenkomst. Die termijn kan bij cao kan worden verlengd tot
maximaal 78Â weken.
De Hoge Raad oordeelt dat het uitzendbeding ook in geval van ziekte van de uitzendkracht
tot beëindiging van de uitzendovereenkomst kan leiden. Dat is niet in strijd met het
wettelijke ontslagverbod bij ziekte. Wel is in dat geval vereist dat de inlener daadwerkelijk
een verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht doet.
Het gedeelte van de cao-bepaling dat inhoudt dat de terbeschikkingstelling in geval
van ziekmelding geacht wordt te zijn beëindigd op verzoek van de inlener, is daarom
volgens de Hoge Raad niet geldig. Deze koppeling van het einde van de uitzendovereenkomst
aan een fictief verzoek van de inlener tot beëindiging van de terbeschikkingstelling,
doet afbreuk aan de rechtspositie van de uitzendkracht en is daarom niet toelaatbaar.
Is de BPM op enig tijdstip na twee maanden vóór de eerste ingebruikname lager dan Op 27 februari 2018 heeft een vennootschap een bedrag van € 404 aan BPM op aangifte Nieuwe berekening is verplicht In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de Belastingdienst zich bij het opleggen van Bron: Hoge Raad 24-03-2023
die volgens de normale regels? Dan moet de fiscus de gunstigere berekening toepassen.
voldaan vanwege de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een personenauto
die is overgebracht vanuit een andere EU-lidstaat. Deze auto is op 17Â oktober 2011
voor het eerst toegelaten tot het verkeer op de weg. De vennootschap heeft vanwege
de gebruikte staat van de auto een afschrijving toegepast op de BPM-grondslag. De
Belastingdienst vindt dat de vennootschap een te hoge afschrijving heeft toegepast.
Daarom legt de inspecteur de vennootschap een naheffingsaanslag BPM op. De vennootschap
begint een beroepsprocedure tegen deze naheffingsaanslag. Voor Hof Den Haag stelt
de vennootschap dat de fiscus bij het vaststellen van de naheffingsaanslag het BPM-tarief
van 2015 had moeten hanteren. Alleen dan is namelijk gewaarborgd dat men ter zake
van de auto niet meer BPM heft dan de belasting die nog rust op soortgelijke, binnenlands
geregistreerde voertuigen, aldus de vennootschap. De vennootschap heeft dit standpunt
pas voor het hof aangevoerd. De inspecteur neemt daarop het standpunt in dat hij de
navorderingsaanslag met € 23 moet verminderen. Het hof verlaagt de naheffingsaanslag
vervolgens met dit bedrag. Omdat de Belastingdienst een onverplichte nieuwe berekening
heeft gemaakt, kent het hof de vennootschap geen proceskostenvergoeding toe. Volgens
het hof is het aan de belanghebbende die de benodigde gegevens heeft om aannemelijk
te maken dat te veel BPM is geheven.
een naheffingsaanslag BPM aan het Unierecht moet houden. De nieuwe berekening was
dus wel degelijk verplicht. Dat de wetgever in de desbetreffende wettelijke bepaling
het woord ‘kan’ in de mond neemt, suggereert een vrijblijvendheid die er niet is.
Kan de inspecteur bij het opleggen van een naheffingsaanslag aan de hand van de hem
op dat moment bekende gegevens een BPM-tarief dat of BPM-maatstaf toepassen die gunstiger
is voor de belastingplichtige? Dan moet hij uit eigen beweging dat meest gunstige
tarief of die meest gunstige heffingsmaatstaf toepassen. Als de fiscus dat nalaat,
is een beroepsprocedure niet alleen te wijten aan de belanghebbende. Daarom heeft
de vennootschap recht op een proceskostenvergoeding.
Als de loonadministratie van een werkgever veel ernstige gebreken vertoont, mag de
berekening van een branchecorrectie loonheffingen door de fiscus een beetje ruw zijn.