Het nieuwe Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) wordt per 1 juni officieel opgericht. De oprichting van het ATR was eerder al aangekondigd, maar is nu met de publicatie van het instellingsbesluit in de Staatscourant geformaliseerd.
Wie in het ATR gaan plaatsnemen is nog niet bekend. De ministers Kamp van Economische Zaken en Plasterk van Binnenlandse Zaken schrijven in de toelichting dat het college zo zal worden samengesteld dat er een goede mix is van bestuurlijke ervaring, relevante kennis en ervaring met de regeldruk zoals die door de doelgroepen wordt ervaren.
De opvolger van de huidige regeldrukwaakhond Actal gaat adviseren over de regeldrukgevolgen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, zo blijkt uit het instellingsbesluit. Daartoe ontvangt het ATR de conceptstukken. Ook kan het college op verzoek de Tweede Kamer bijstaan bij initiatiefwetgeving of amendementen. Ministers kunnen de hulp van het ATR inschakelen ‘bij het voorbereiden van wet- en regelgeving ondersteunen bij het in kaart brengen en analyseren van mogelijke regeldrukgevolgen’.
Het ATR kan ook lagere overheden op verzoek adviseren over regeldruk. Dit was een van de wensen van de Tweede Kamer. Ook ‘signalen uit de samenleving’ en ‘knelpunten in beleidsregels en overige regels’ kunnen aanleiding zijn om advies uit te brengen voor de nieuwe organisatie.
Bron: SCOnline 30-05-2017
De Raad van de Europese Unie heeft op 23 mei overeenstemming bereikt over een ontwerp richtlijn inzake de beslechting van geschillen over dubbele belasting binnen de EU. Volgens het voorstel kan een belastingplichtige een procedure voor onderling overleg inleiden, die de lidstaten ertoe verplicht binnen twee jaar tot een akkoord te komen. Indien de procedure mislukt, gaat een arbitrageprocedure van start om het geschil binnen een bepaalde termijn op te lossen.
De richtlijn voorziet in de instelling van een arbitragecommissie van ‘gerespecteerde onafhankelijke personen’. Die commissie bestaat uit 3 tot 5 onafhankelijke arbiters, waaronder vertegenwoordigers van de betreffende lidstaten, die over een kwestie van dubbele belasting een bindend advies uitbrengen. Overeengekomen is dat de arbiters geen werknemers van belastingadviesbedrijven mogen zijn, of op professionele basis belastingadvies mogen hebben gegeven. Tenzij anders overeengekomen, moet de voorzitter van het panel een rechter zijn. Daarnaast is het mogelijk dat de lidstaten een meer permanente commissie oprichten om geschillen te beslechten.
De verwachting is dat de Raad de richtlijn zal aannemen nadat het Europees Parlement hierover advies heeft uitgebracht. Lidstaten krijgen dan tot en met 30 juni 2019 de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. De richtlijn zal van toepassing zijn op klachten over kwesties die die betrekking hebben op aanslagjaren die op 1 januari 2018 beginnen of later.
Bron: Raad van de EU 23-05-2017
Op 7 maart 2017 stemde de Eerste Kamer in met het initiatiefwetsvoorstel Wet uiterste betaaltermijn van zestig dagen voor grote ondernemingen. De wet is onlangs gepubliceerd en zal in werking treden op 1 juli 2017.
Het wetsvoorstel is destijds ingediend door de Tweede Kamerleden Mulder (VVD) en Vos (PvdA). Het wetsvoorstel is een verdere uitwerking van de Europese richtlijn late betalingen (richtlijn 2011/7/EU) en maakt gebruik van de mogelijkheid die de Richtlijn biedt om op nationaal niveau de wet aan te scherpen. Deze mogelijkheid staat beschreven in artikel 12 lid 3 van de richtlijn.
In een overeenkomst tussen een grote onderneming en een mkb-onderneming of zelfstandig ondernemer, waarbij de grote partij de rol van afnemer vervult en de kleine partij de rol van leverancier of dienstverlener, mag volgens het wetsvoorstel geen langere betaaltermijn dan 60 dagen worden overeengekomen. Overeenkomsten waarbij grote bedrijven alsnog besluiten betaaltermijnen langer dan 60 dagen af te sluiten, worden nietig verklaard, de betaaltermijn wordt in dat geval van rechtswege omgezet in een betaaltermijn van 30 dagen. Mocht de afnemer de factuur pas na 30 dagen betalen, dan is van rechtswege wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt.
Bron: Eerste Kamer
De nieuwe directeur-generaal bij de Belastingdienst, Jaap Uijlenbroek, zou in een interne brief aan de medewerkers van de dienst hebben aangegeven dat het horizontaal toezicht zoals we dat nu kennen op de schop moet.
In de brief die in handen is van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, FD en Trouw, schrijft Uijlenbroek dat het ‘horizontaal toezicht’, waarin de Belastingdienst de aangiften van vertrouwde bedrijven nauwelijks meer controleert, moet worden gemoderniseerd. ‘Nederland moet zich aansluiten bij internationale ontwikkelingen op dit gebied’. De brief lijkt een breuk met het beleid dat tot dusver door de politieke en ambtelijke leiding van de fiscus werd gehuldigd. Wiebes noemde bijvoorbeeld horizontaal toezicht een sterkte van ons belastingstelsel.
Vanuit de medewerkers van de fiscus en ook daarbuiten is er echter al langer kritiek op hoe horizontaal toezicht wordt toegepast. Volgens de inspecteurs kan de fiscus nauwelijks meer toezicht houden, wordt teveel vertrouwd op het bedrijfsleven en is het systeem ‘naïef en onverantwoord’. Volgens critici is nu vaak onduidelijk wanneer een bedrijf het vertrouwen van de Belastingdienst verliest. De criteria hiervoor zijn onduidelijk.
Uijlenbroek gaat in zijn brief ook in op de cultuur binnen de Belastingdienst. Volgens de directeur-generaal is er een kloof tussen het management en de werkvloer. Hij roept medewerkers op meer met elkaar in gesprek te gaan. Ook wil hij dat er beter onderzoek komt naar de vraag of de Belastingdienst effectief met zijn geld omgaat. En hij wil beter onderzoeken of bedrijven en particulieren zich aan de wet houden.
Bron: Investico 27-05-2017
De wet waarmee de precariobelasting op ondergrondse leidingen wordt afgeschaft, treedt op 1 juli aanstaande in werking. Dat blijkt uit een publicatie in het Staatsblad. Gemeenten krijgen vijf jaar de tijd om de maatregel door te voeren.
Door de wet moet er een einde komen aan heffingen op de ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven, die steeds meer gemeenten gebruikten als inkomstenbron. De totale opbrengst steeg van 66 miljoen euro in 2010 tot 195 miljoen in 2016. Voor burgers gaat het vaak om voor hen onzichtbare heffingen.
Gemeenten die op 10 februari 2016 in hun belastingverordening een tarief hadden voor nutsnetwerken, mogen uiterlijk tot 1 januari 2022 nog precariobelasting op nutsnetwerken heffen. Onder de overgangsregeling kan een gemeente maximaal het tarief in rekening brengen dat op 10 februari 2016 gold.
Bron: SCOnline 23-05-2017