Inloggen

Archief

Opname in rekening-courant geen loon

Volgens Rechtbank Gelderland dient er, om een opname uit een rekening-courant te kunnen aanmerken als loon, een verband te zijn tussen de werkzaamheden en de rekening-courantopname.
Een vastgoedondernemer is dga van verschillende vennootschappen. Met twee van die vennootschappen heeft hij rekening-courantverhoudingen. De schuld aan één van de vennootschappen bedroeg op 1 januari 2009 € 13.674.085. In 2009 hebben opnames plaatsgevonden tot een bedrag van (per saldo) € 837.389. De inspecteur heeft ambtshalve een aanslag IB/PVV voor 2009 opgelegd naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.000.000. Deze aanslag berust op meerdere onderdelen, waaronder fictief loon uit werkzaamheden voor enkele vennootschappen (€ 180.000 per vennootschap) en onttrekkingen via de rekening-courantverhouding. Wat betreft het fictief loon is de inspecteur voor de aanslag uitgegaan van de Balkenendenorm omdat die in de vastgoedsector als zeer laag wordt beschouwd. Volgens de rechtbank gaat de inspecteur hier er vanuit dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt in het economische verkeer een hoger loon gebruikelijk is. Hiervoor is echter mede de omvang van de activiteiten van belang. De inspecteur heeft over eerdere jaren ingestemd met een fictief loon van € 40.000 en er is geen enkele aanwijzing dat de dga in 2009 meer werkzaamheden heeft verricht dan in voorgaande jaren. De rechtbank meent daarom dat een fictief loon van € 40.000 redelijk is. Wat betreft de rekening-courantopnames stelt de inspecteur dat de dga de gelden vanuit zijn feitelijke machtspositie heeft kunnen opnemen en heeft genoten als feitelijk bestuurder. In dat geval zou het bedrag aangemerkt moeten worden als loon. De rechtbank volgt dit standpunt niet en verwijst daarvoor mede naar het oordeel over het fictieve loon. Het hangt van de omstandigheden van het geval af of in een situatie als deze sprake is van inkomen uit werk en woning. De enkele omstandigheden dat er sprake is van een rekening-courantverhouding, dat de opgenomen gelden voor privéuitgaven zijn gebruikt en dat er niet anderszins een salaris is uitbetaald, maken de rekening-courantopnames nog geen loon. Er moet naar het oordeel van de rechtbank een verband zijn tussen de werkzaamheden van de dga en de opnames in rekening-courant om deze als loon te kunnen bestempelen. De inspecteur heeft geen andere omstandigheden gesteld die dit verband kunnen onderbouwen. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat de dga over de gelden heeft kunnen beschikken vanuit zijn positie als aandeelhouder en dat hij het voordeel dus als aandeelhouder heeft genoten. In dat geval is het belast als inkomen uit aanmerkelijk belang. Bron: Rb. Gelderland 19-04-2017

Ontvanger moet juistheid belastingschuld aannemelijk maken

De bewijslast dat een bestuurder voor een juist bedrag aansprakelijk is gesteld voor de niet betaalde belasting- en premieschuld van de bv rust op de ontvanger. Kan de ontvanger die bedragen niet precies specificeren dan is er van aansprakelijkstelling geen sprake.
Aan een bv worden naheffingsaanslagen opgelegd over de jaren 2007 tot en met 2008. Na bezwaar en beroep tegen de aanslagen wordt de aanslag 2007 door de rechtbank uiteindelijk verminderd tot € 2.308 en een boetebeschikking van € 462. De aanslag voor 2008 wordt door het hof uiteindelijk vastgesteld op € 2.191 met een boetebeschikking van € 438. De aanslagen blijven onbetaald en er wordt ook namens de bv geen melding betalingsonmacht gedaan. De bestuurder wordt vervolgens aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen 2007 en 2008. Het gaat hierbij om bedragen van respectievelijk € 3.515 (aanslag € 3.039, invorderingsrente € 461 en kosten € 15) en € 3.594 (aanslag € 2.911, invorderingsrente € 422 en kosten € 241). De bestuurder betwist dat de ontvanger hem voor de juiste bedragen aansprakelijk heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat op de ontvanger de stelplicht en bewijslast rust dat de bestuurder voor de juiste bedragen aan door de bv verschuldigde loonheffingen, rente en kosten aansprakelijk is gesteld. Noch uit de stukken in het geding, noch uit hetgeen de ontvanger ter zitting naar voren brengt blijkt hoe de bedragen nu precies zijn opgebouwd. De ontvanger geeft aan de bedragen te hebben afgeleid uit het systeem en de uitspraken van de rechtbank en het hof, maar kan desgevraagd geen aansluiting maken tussen die bedragen en het beloop van de aansprakelijkstelling. Ook is niet inzichtelijk gemaakt welk deel ziet op loonheffingen, welk deel op heffingsrente en welk deel ziet op aan de bv opgelegde boeten. Ook is in de bezwaar- en beroepsfase aangegeven dat verrekeningen met teruggaven omzetbelasting mogelijk waren. kunnen plaatsvinden. De ontvanger geeft aan dat die verrekeningen hebben plaatsgevonden, maar kan niet aangeven in hoeverre deze verrekeningen invloed hebben gehad op de belastingschulden. Omdat de ontvanger het beloop en de juistheid van de belasting- en premieschuld waarvoor de bestuurder aansprakelijk is gesteld, niet aannemelijk heeft gemaakt, kan volgens de rechtbank de aansprakelijkstelling niet in stand blijven. Bron: Rb. Noord-Nederland 23-08-2017

In tien stappen naar nieuwe privacywet

De Autoriteit Persoonsgegevens heeft een 10-stappenplan gepubliceerd waarmee organisaties zich kunnen voorbereiden op de nieuwe Europese privacyregelgeving. Vanaf 25 mei 2018 moeten organisaties voldoen aan deze nieuwe wet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Overtredingen kunnen beboet worden met boetes oplopend tot 20 miljoen euro of 4% van de wereldwijde jaaromzet.
De AVG geldt voor de hele Europese Unie (EU) en vervangt in Nederland de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De nieuwe verordening zorgt voor een versterking en uitbreiding van privacyrechten én zorgt voor meer verplichtingen voor organisaties die persoonsgegevens verwerken. De nadruk ligt - meer dan nu- op de verantwoordelijkheid van organisaties om te kunnen aantonen dat zij zich aan de wet houden. De Autoriteit Persoonsgegevens adviseert op tijd te beginnen met de implementatie van de regels. Stap 1 is volgens de Autoriteit Persoonsgegevens zorgen voor bewustwording in de organisatie. Wat houden de nieuwe regels in? En wat betekenen deze regels voor menskracht en middelen? Een volgende stap is de rechten van betrokkenen goed in kaart te brengen. Het gaat dan om bestaande rechten, zoals het recht op inzage en verwijdering van gegevens. Maar ook om nieuwe rechten, zoals het recht op dataportabiliteit; het recht om persoonsgegevens te ontvangen die een organisatie heeft, deze zelf op te slaan of door te geven aan een andere organisatie. Ook moeten organisaties er rekening mee houden dat mensen bij de AP klachten kunnen indienen over de manier waarop organisaties met hun gegevens omgaan. De AP is verplicht deze klachten te behandelen. Onder de AVG kunnen organisaties verplicht zijn een privacy impact assessment uit te voeren. Dat is een instrument om vooraf de privacyrisico’s van een gegevensverwerking in kaart te brengen, om vervolgens maatregelen te kunnen nemen om de risico’s te verkleinen. Een PIA is verplicht als een gegevensverwerking waarschijnlijk een hoog privacyrisico oplevert voor de mensen van wie de organisatie gegevens verwerkt. Dat is in ieder geval zo als een organisatie: systematisch en uitvoerig persoonlijke aspecten evalueert, waaronder profilering; op grote schaal bijzondere persoonsgegevens verwerkt; op grote schaal en systematisch mensen volgt in een publiek toegankelijk gebied (bijvoorbeeld met cameratoezicht). Bron: Autoriteit Persoonsgegevens 13-04-2017

Fors minder stakingsdagen in 2016

Vorig jaar legden 11.000 werknemers in 25 stakingen het werk neer. Het aantal stakingen nam met twee af ten opzichte van 2015. Aanmerkelijk sterker was de afname in verloren arbeidsdagen: van ruim 47.000 in 2015 naar 19.000 in 2016. Slechts vier keer lag het aantal jaarlijkse stakingsdagen deze eeuw nog lager.
Het aantal stakingen is tussen 2011 en 2015 van 17 naar 27 gestegen, om naar 25 te dalen in 2016. In 2016 waren 11.000 werknemers betrokken bij de stakingen, 31.000 minder dan in 2015. Het aantal stakingen van vijf dagen of langer nam af van 25 naar 18. Vorig jaar deden de meeste stakingen zich voor in de sectoren industrie en vervoer en opslag (beide 8 stakingen). In de industrie deden 5.000 werknemers deel aan de stakingen, waarbij 9.000 arbeidsdagen verloren gingen. Van alle stakingen vorig jaar ging het bij zes stakingen om een cao-conflict. Bij vier stakingen ging het uitsluitende om loon- en werktijdkwesties. Verreweg het merendeel van de stakingen (15) had te maken met dreigend ontslag, werkverplaatsing of een sociaal plan. Bron: CBS 1-05-2017

© lArcade 2024