Inloggen

Archief

Tickethandel is ROW

Het inkopen van tickets voor meerdaagse sportevenementen is geen speculatie als men de tickets doorgaans met winst verkoopt. Fiscaal gezien zal dan sprake zijn van resultaat uit overige werkzaamheden.


Een man koopt in de jaren 2016, 2017 en 2018 via verschillende websites tickets voor diverse evenementen, met name meerdaagse sportevenementen. Deze tickets biedt hij aan voor de verkoop via een online marktplaats voor tweedehandstickets voor live evenementen. De man geeft de opbrengsten uit deze verkopen niet op in zijn aangiftes inkomstenbelasting. De fiscus vindt dat onterecht. De Belastingdienst laat de man duidelijk weten het resultaat uit de ticketverkopen te zien als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Maar doordat twee verschillende medewerkers van de Belastingdienst langs elkaar heen werken, blijft de correctie met betrekking tot de ROW achterwege in de eerste navorderingsaanslagen over de desbetreffende periode. Pas in een tweede reeks navorderingsaanslagen zijn deze correcties wel opgenomen. Daarbij krijgt de man ook vergrijpboetes opgelegd. Hij is het daar allemaal niet mee eens en start een beroepsprocedure.
Voor Rechtbank Noord-Nederland beweert de man dat de ticketverkoop een vorm van speculatie is. Zijn activiteiten gaan in ieder geval niet verder dan normaal vermogensbeheer, aldus de man. De rechtbank gaat hierin niet mee. Het is duidelijk dat de man niet lukraak tickets koopt, maar dat hij specifiek tickets zoekt voor met name (meerdaagse) sportevenementen. Op basis van eigen ervaringen weet hij namelijk dat het risico op niet-verkoop van tickets daarbij klein is. Daarnaast geldt voor de handel in tickets voor evenementen in zijn algemeen dat de doorverkoopmarkt voor dergelijke tickets lucratief is, omdat de vraag het aanbod van tickets voor evenementen sterk overstijgt. De prijzen van tweedehandskaarten liggen vele malen hoger dan de prijzen van de oorspronkelijke tickets. De wetgever heeft zelfs overwogen deze handel aan banden te leggen, maar daarvan uiteindelijk afgezien. De tickethandel kwalificeert dan ook als een werkzaamheid.
Daarnaast stelt de man dat de inspecteur hem geen (tweede) navorderingsaanslag mocht opleggen vanwege het ontbreken van een nieuw feit. Ook de rechtbank constateert dat geen sprake is van een nieuw feit. Maar hier is wel sprake van een kenbare fout. De fiscus heeft immers heel duidelijk aangegeven dat een correctie met betrekking tot het ROW was te verwachten. De man heeft toen moeten beseffen dat de navorderingsaanslagen zonder deze correcties een fout bevatten. Ten slotte is de rechtbank het eens met het opleggen van de vergrijpboetes. Aanvankelijk is namelijk te weinig belasting geheven als gevolg van grove schuld van de man. De rechtbank verwerpt zijn stelling dat hij een pleitbaar standpunt heeft.

Bron: Rb. Noord-Nederland 16-09-2022 (gepubl. 07-10-2022)

Tegemoetkoming Energiekosten voor energie-intensieve MKB

Voor de periode november 2022 tot en met december 2023 komt er een regeling Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) voor bedrijven die maximaal 250 mensen in dienst hebben. Met deze regeling neemt de overheid een deel van de gestegen energiekosten over. Dit heeft minister Adriaansens (Economische Zaken) na afloop van de ministerraad vrijdag 14 oktober bekendgemaakt.


Bedrijven die minstens 12,5% van hun omzet kwijt zijn aan energiekosten worden hierdoor ondersteund. Om er zeker van te zijn dat het gaat om bedrijven die veel energie gebruiken, stelt het kabinet ook een verbruiksminimum in: ondernemers moeten minimaal 5.000 m3gas per jaar gebruiken of 50.000 KWh aan elektriciteit. Verder geldt dat de bedrijven moeten voldoen aan de Europese MKB-definitie. Het moet gaan om zelfstandige bedrijven die maximaal 250 werknemers in dienst hebben, de jaaromzet is niet hoger dan € 50 miljoen of het balanstotaal is minder dan € 43 miljoen.
De tegemoetkoming die een energie-intensieve mkb’er kan aanvragen zal bestaan uit 50% van de kostenstijging boven de zogenoemde drempelprijs. De kostenstijging wordt gemeten door de drempelprijs af te zetten tegen de marktprijs. De tegemoetkoming wordt berekend over de kostenstijging van het gehele energieverbruik. De drempelprijs is vastgesteld om € 1,19 per m3gas en € 0,35 cent per KWh elektriciteit. Er geldt een maximumvergoeding van € 160.000. Ook landbouwbedrijven zoals tuinders vallen onder de TEK, maar voor hen geldt in lijn met Europese staatsteunregels een lager maximum bedrag per onderneming (€ 62.000 in plaats van € 160.000). Doordat een deel van de kosten wordt vergoed, blijft het lonen om te verduurzamen.
Vanwege Europese staatssteunregels geldt een totaalbedrag per verbonden onderneming, niet per energiecontract of per locatie. Er wordt een maximumprijscompensatie van € 1,00 per m3gas en € 0,30 per kWh gehanteerd.
Deze regeling geldt met terugwerkende kracht vanaf november 2022. De openstelling van de regeling laat waarschijnlijk nog tot april 2023 op zich wachten. In de tussentijd wordt coulant omgegaan met individuele ondernemers die een verzoek voor (verder) uitstel van belasting indienen. Het per 1 oktober 2022 versoepelde beleid rondom uitstel van betaling kan het energie-intensieve mkb ondersteunen in hun liquiditeit. Banken hebben aangegeven graag welwillend te zijn om hun klanten van voorschotten te voorzien in de overbruggingsperiode, wanneer het aannemelijk is dat zij subsidie uit de TEK gaan ontvangen.
De Europese Commissie moet de nieuwe regeling nog goedkeuren en de regeling moet nog uitgewerkt te worden.
RVO gaat de TEK-regeling uitvoeren in opdracht van het ministerie van EZK. Op de website van RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/hulp-bij-energiekosten/tek) is daarom voor ondernemers een ‘houd me op de hoogte pagina’ opengesteld, waarbij MKB’ers na aanmelding informatie krijgen over de inrichting en openstelling van de TEK. Voor informatie en persoonlijk advies kunnen ondernemers ook terecht bij het Energieloket van de Kamer van Koophandel op kvk.nl/energieloket.

VNO-NCW en MKB-Nederland vrezen dat het voorstel voor de tegemoetkomingsregeling voor het energie-intensieve MKB (TEK) niet toereikend is om ondernemers voldoende te helpen. De ondernemingsorganisaties gaan de regeling toetsen bij de betreffende sectoren en bedrijven en aan het binnenkort verruimde Europese crisiskader. ‘Belangrijk is dat de compensatie voor Nederlandse bedrijven gelijk is aan de steun in andere Europese landen om het speelveld gelijk te houden.’

Bron: Min. EZK 14-10-2022, MKB-Nederland/VNO-NCW 14-10-2022

TVL-subsidie misgelopen door vooruitbetalingen

Als het gebruikelijk is dat een bedrijf vooruitbetalingen ontvangt, moet het deze meenemen in de omzet. Een mogelijk gevolg is dat het omzetverlies te laag is om de Tegemoetkoming Vaste Lasten te claimen.


Een bv die sport- en skilessen geeft, vraagt ondersteuning aan op grond van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Hoewel zij een voorlopige subsidie ontvangt, moet zij die naderhand terugbetalen. Door uit te gaan van de aangiftes omzetbelasting constateert RVO.nl dat de bv minder dan het vereiste 30% omzetverlies heeft geleden. De bv stelt echter dat haar btw-aangiftes een vertekend beeld geven van haar werkelijke omzet in het vierde kwartaal van 2020. In die periode heeft zij namelijk betalingen ontvangen van klanten voor sport- en skilessen. Deze lessen waren oorspronkelijk gepland tot en met april 2021. De bv heeft deze lessen door de verplichte sluiting per 15 december 2020 niet meer kunnen geven. Als men de vooruitbetalingen uit de omzet haalt, lijdt de bv wel voldoende omzetverlies.
Maar wanneer de bv dat in een beroepsprocedure bepleit voor het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, oordeelt het College dat RVO.nl mag en moet uitgaan van de btw-aangiftes. De TVL biedt in deze situatie geen mogelijkheid om hiervan af te wijken. Verder meent het College dat het ontvangen van vooruitbetalingen kennelijk gangbaar is voor de bv. Juist door alleen in het vierde kwartaal van 2020 daarvan af te wijken, zou een vertekend beeld ontstaan. Het College verklaart het beroep van de bv dan ook ongegrond.

Bron: CBB 04-10-2022

Invoering btw-nultarief groente en fruit in 2024

Uit de beantwoording van Kamervragen blijkt dat voor toepassing van het btw-nultarief op groente en fruit het met name de vraag is wat voor deze btw-maatregel, die gezondheidsdoelstellingen nastreeft, een juridisch houdbaar onderscheid is tussen producten die wel en niet bij die gezondheidsdoelstellingen passen.


Aanleiding voor de Kamervragen is dat in een aantal EU-lidstaten al een laag tarief op verse groente en fruit wordt toegepast. Dat zou dus volgens de Kamerleden in Nederland ook mogelijk moeten zijn. In een eerdere brief heeft het kabinet al aangegeven zorgvuldig onderzoek te willen doen naar een btw-nultarief op groente en fruit. Voor een werkbare uitvoering die twijfelgevallen en geschillen minimaliseert is het noodzakelijk dat het voor de Belastingdienst, maar zeker ook voor ondernemers, zo duidelijk mogelijk is waar de grens voor toepassing van een btw-nultarief op groente en fruit ligt.
Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de afbakeningsmogelijkheden voor groente en fruit binnen de btw, waarbij verschillende aspecten tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de toepassing van verlaagde btw-tarieven op (bepaalde soorten) groente en fruit in Italië, Letland en Spanje.
De resultaten van dit onderzoek en de conclusies die daaraan worden verbonden zullen naar verwachting begin 2023 worden opgeleverd. De snelste mogelijkheid om via de gebruikelijke begrotings- en besluitvormingsprocessen zorgvuldig een wetgevingstraject te doorlopen is met inwerkingtreding per 1 januari 2024.
Volgens staatssecretaris Van Rij is het invoeren van een btw-nultarief voor de uitvoering een majeure opdracht. Het onderzoek ziet niet zozeer op de vraag wat groenten en fruit zijn. De vraag is met name wat voor deze btw-maatregel, die gezondheidsdoelstellingen nastreeft, een juridisch houdbaar onderscheid is tussen producten die wel en niet bij die gezondheidsdoelstellingen horen. Uiteraard zijn daarnaast ook de uitvoering, het budgettaire belang, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van groot belang.

Bron: MvF en Min. VWS 12-10-2022

Zonder belaste partneralimentatie geen aftrek advocaatkosten

Advocaatkosten kunnen aftrekbare kosten zijn. De kosten moeten dan zijn gemaakt ter verwerving, inning of behoud van bijvoorbeeld belaste partneralimentatie. Als echter zonder succes wordt geprocedeerd om partneralimentatie te krijgen, zijn de daarmee gemoeid gaande advocaatkosten niet aftrekbaar.


In 2016 wordt een huwelijk door echtscheiding ontbonden. In het echtscheidingsconvenant staat dat wordt afgezien van partneralimentatie, omdat beide partners zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Toch wil de vrouw partneralimentatie en start een vergeefs een rechtszaak om partneralimentatie te krijgen. Voor de rechtsbijstand brengt een advocaat € 4.000 in rekening aan de vrouw. In de aangifte IB/PVV 2018 brengt de vrouw de advocaatkosten op haar inkomen in aftrek. Bij Hof Den Haag is in geschil of de advocaatkosten, al dan niet op basis van het vertrouwensbeginsel, aftrekbaar zijn.
Aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen zijn alleen de daarop drukkende kosten als die kosten zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen. Voor aftrek van de kosten moet er wel een bron van inkomen zijn. Ontvangen partneralimentatie is bron van inkomen, want dat is een periodieke uitkering en behoort tot het belastbaar inkomen. De kosten tot verwerving, inning en behoud zijn daarom aftrekbaar. Niet in geschil is echter dat nooit partneralimentatie is ontvangen. Er is geen bron van inkomen en de advocaatkosten zijn daarom niet aftrekbaar.
De vrouw stelt ook nog dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. In gesprekken met medewerkers van de Belastingtelefoon of de Belastingdienst is volgens de vrouw aan de haar meegedeeld dat advocaatkosten voor het verkrijgen van partneralimentatie aftrekbaar zijn. Het is niet duidelijk met wie de vrouw heeft gesproken. Zeker is niet aannemelijk geworden dat de vrouw heeft gesproken met de aanslagregelaar of bezwaarbehandelaar. Er is geen sprake van een toezegging waaraan de vrouw het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen dat de advocaatkosten zonder belaste partneralimentatie toch aftrekbaar zijn. Het hof verwerpt daarom ook het beroep op het vertrouwensbeginsel.

Bron: Hof Den Haag 16-08-2022 (gepubliceerd 06-10-2022)

© lArcade 2024