Inloggen

Archief

Eisen dat inspecteur op kantoor komt? Geen PKV!

Als een beroepsprocedure alleen plaatsvindt als gevolg van de houding van de belastingplichtige, heeft hij geen recht op een proceskostenvergoeding. Bijvoorbeeld als de belastingplichtige alleen toestaat dat de inspecteur stukken op zijn eigen kantoor inziet.


In de jaren 2015 en 2016 verricht een man werkzaamheden in het kader van een huismeesterservice. Daarom geeft hij in zijn aangiftes IB/PVV over die jaren resultaten uit overige werkzaamheden op. De inspecteur vindt in eerste instantie dat de man zijn resultaten op te lage bedragen heeft opgenomen. In een beroepsprocedure is hij echter alsnog bereid de man voor 2016 het voordeel van de twijfel te geven. Normaal gesproken zou dat de man een proceskostenvergoeding opleveren. Maar in de bezwaarfase heeft de man geweigerd zijn boekingsstukken te overleggen. Zijn standpunt is dat de inspecteur maar naar zijn kantoor moet komen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat deze eis niet redelijk is. De beroepsprocedure heeft dus alleen vanwege de houding van de man plaatsgevonden. In dat geval blijft een proceskostenvergoeding achterwege.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 27-09-2022 (gepubl. 07-10-2022)

Wettelijk minimumloon per 1 januari 2023

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het besluit tot vaststelling van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023 gepubliceerd. Het minimumloon wordt met 8,05% verhoogd en vervolgens zoals gebruikelijk halfjaarlijks geïndexeerd.


Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2023:

  • per maand: € 1.934,40;

  • per week: € 446,40;

  • per dag: € 89,28.

Minimumjeugdlonen

De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen per 1 januari 2023 zijn:

Leeftijd

Staffeling

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

80%

€ 1.547,50

€ 357,10

€ 71,42

19 jaar

60%

€ 1.160,65

€ 267,85

€ 53,57

18 jaar

50%

€ 967,20

€ 223,20

€ 44,64

17 jaar

39,5%

€ 764,10

€ 176,35

€ 35,27

16 jaar

34,5%

€ 667,35

€ 154,00

€ 30,80

15 jaar

30%

€ 580,30

€ 133,90

€ 26,78

Voor bbl-leerlingen in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden de bovenstaande bedragen. Voor leerlingen in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar zijn de staffels en hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen echter als volgt:

Leeftijd

Staffelingspercentage

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

61,50%

€ 1.189,65

€ 274,55

€ 54,91

19 jaar

52,50%

€ 1.015,55

€ 234,35

€ 46,87

18 jaar

45,50%

€ 880,15

€ 203,10

€ 40,62

Minimumloon per uur

Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.

Bruto minimumloon per uur per 1 januari 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

21 jaar en ouder

€ 12,40

€ 11,75

€ 11,16

20 jaar

€ 9,92

€ 9,40

€ 8,93

19 jaar

€ 7,45

€ 7,05

€ 6,70

18 jaar

€ 6,20

€ 5,88

€ 5,58

17 jaar

€ 4,90

€ 4,65

€ 4,41

16 jaar

€ 4,28

€ 4,06

€ 3,85

15 jaar

€ 3,72

€ 3,53

€ 3,35

Voor werknemers van 18 tot en met 20 jaar die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan in verband met een bbl bedraagt het bruto minimumloon per uur per 1 januari 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

20 jaar

€ 7,63

€ 7,23

€ 6,87

19 jaar

€ 6,51

€ 6,17

€ 5,86

18 jaar

€ 5,65

€ 5,35

€ 5,08

Bron: Min SZW 03-10-2022 - Besluit van 3 oktober 2022 tot vaststelling van het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vanwege een bijzondere verhoging van 8,05% en de halfjaarlijkse indexatie en tot wijziging van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers teneinde de inkomensondersteuning te verlagen (Stb. 2022, 381)

Demonstratieprojecten energie- en klimaatinnovatie

Het budget voor de subsidie Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) is vanwege grote belangstelling met € 16 miljoen verhoogd naar € 74,6 miljoen. Verder is de openstelling verlengd tot 10 januari 2023. Hierdoor krijgen meer ondernemers de kans om een goed projectvoorstel te doen.


De regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) is voor ondernemers die helpen om de CO2-emissies tegen lage kosten te verminderen in Nederland in 2030. Het gaat hierbij om pilot- en demonstratieprojecten met de thema’s:

  • energie-efficiëntie;

  • hernieuwbare energieproductie met ruimtelijke inpassing;

  • flexibilisering van het energiesysteem;

  • lokale infrastructuur, circulaire economie;

  • CC(U)S (Carbon Capture, Utilisation and Storage);

  • of andere CO2-reducerende maatregelen.

Met de DEI+ wordt bijgedragen aan de CO2-doelstellingen uit het Klimaatakkoord. Ook wordt de Nederlandse concurrentiekracht versterkt. Daarmee wordt voor meer werkgelegenheid en welvaart gezorgd.

Pilot- en demonstratieprojectenIn een pilotproject test en verbetert de ondernemer een nieuwe techniek in een proefopstelling die de praktijk kenmerkt. In een demonstratieproject investeert de ondernemer in een productie-installatie die ook na het einde van het subsidieproject in gebruik blijft. Er kan ook subsidie worden aangevraagd voor een pilot- of demonstratieproject als de innovatieve dienst een belangrijke bijdrage levert aan de energietransitie (de overgang van fossiele brandstoffen naar duurzaam opgewekte energie), en de ontwikkeling ervan technisch uitdagend is. Als men investeert in hernieuwbare energiebronnen, zoals windenergie, zonne-energie en geothermische energie. Of als men op grote schaal nieuwe producten of materialen maakt uit afval. De projecten moeten innovatief zijn. Bij pilotprojecten wordt daarvoor gekeken naar de internationale stand van onderzoek en techniek. Voor demonstratieprojecten geldt dat er maximaal twee keer eerder subsidie mag zijn gegeven voor een zelfde soort installatie uit de Topsector Energie-regelingen.
Het bedrag van de binnengekomen aanvragen is nu al hoger dan het verhoogde budget. Blijf vooral aanvragen, want RVO keurt niet alle aanvragen goed. Hierdoor komt weer budget vrij.

Internationaal samenwerkenZiet men als de ondernemer kans om de ontwikkeling van de innovatie te versnellen door internationaal samen te werken? Of wilt men een innovatie op locatie demonstreren samen met buitenlandse partners? Dan is het CETPartnership misschien interessant. Deze subsidie kan ook via de DEI+-regeling worden aangevraagd.

Bron: RVO 04-10-2022, https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/dei

Internetconsultatie modernisering personenvennootschappen

Het wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen is opnieuw ter consultatie voorgelegd. Het voorstel is aangevuld met de belangrijkste fiscale maatregelen, de regels voor omzetting van personenvennootschappen in rechtspersonen en vice versa, overgangsrecht en enkele andere invoeringsregels.


Al twee keer eerder werd een wetsvoorstel Personenvennootschappen ingediend om de regeling voor de maatschap en de andere personenvennootschappen (verspreid over twee wetboeken) in een regeling onder te brengen. In 2019 is een aangepast voorstel ter consultatie voorgelegd. Mede op basis van de reacties op deze consultatie en na raadpleging van diverse organisaties is een nieuw voorstel ter consultatie voorgelegd. Het wetsvoorstel wil een duidelijke en eenvoudige regeling bieden met daarbij passende waarborgen, voor zowel de vennoten zelf als de schuldeisers van de vennootschap. Ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel is het voorstel op een aantal punten gewijzigd.

AansprakelijkheidTen aanzien van de aansprakelijkheid zijn er geen wijzigingen aangebracht. Er zijn voldoende mogelijkheden om aansprakelijkheid te beperken. De regeling bevat bijvoorbeeld de mogelijkheid van beperking van aansprakelijkheid bij opdrachten. Het overgangsrecht dat in de invoeringswet is opgenomen bevat voorzieningen om de overgang van het oude naar het nieuwe regime soepel te laten verlopen.
Er komt ook geen personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (vergelijkbaar met een LLP), omdat niet duidelijk is dat hier een grote maatschappelijke behoefte bestaat.

RechtspersoonlijkheidVolgens het voorontwerp werd bij het aangaan van de vennootschapsovereenkomst direct rechtspersoonlijkheid aan de personenvennootschap verbonden. Er is in verschillende reacties en ook in de mkb-toets aandacht gevraagd voor de gevolgen van deze keuze in het voorontwerp. Naar aanleiding van de consultatie is een andere keuze gemaakt. In dit voorstel is rechtspersoonlijkheid gekoppeld aan het naar buiten toe treden onder een gemeenschappelijke naam, zodat voor derden duidelijker is dat er een aparte entiteit als zodanig optreedt. Daarnaast zijn vennoten verplicht de openbare personenvennootschap in het Handelsregister in te schrijven. In de toelichting is verduidelijkt dat het hier om een specifieke van Boek 2 (bv/nv) afwijkende rechtspersoonlijkheid gaat, met een eigen invulling en karakter.

Stille en openbare personenvennootschapHet oorspronkelijke voorontwerp gaf een regeling die zag op een personenvennootschap die zowel openbaar als stil kon zijn. De regeling is heroverwogen en er is een onderscheid aangebracht tussen een openbare personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid en een stille personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen, in de vorm van een bijzondere gemeenschap. Tenzij de vennoten iets anders geregeld hebben, moeten zij instemmen met elkaars handelingen voor rekening van de vennootschap.

Fusie/omzetting/splitsing en fiscale maatregelenOp verzoek is het voorstel is aangevuld met de belangrijkste fiscale maatregelen, de regels voor omzetting van personenvennootschappen in rechtspersonen en vice versa, overgangsrecht en enkele andere invoeringsregels. Deze regels zijn in de (concept-)Invoeringswet opgenomen. De regels voor fusie en splitsing worden in een latere tranche meegenomen. Bij het ontwerpen voor de regels voor fusie en splitsing zullen de voorstellen van de werkgroep worden betrokken.

Commanditaire vennootDe commanditaire vennoot wordt aansprakelijk wanneer deze de CV heeft bestuurd als ware een gewone vennoot en de CV hierdoor failliet is gegaan. Daarnaast zijn de mogelijkheden om als commanditair vennoot te besturen iets ingeperkt. Het is redelijk om de commanditair vennoot, die bijdraagt door geld of een andere inbreng ter beschikking te stellen, enige mate van zeggenschap te geven. Deze zeggenschap zal normaliter niet gelijk staan aan de mate van zeggenschap die aan een gewone vennoot wordt toegekend.

Overgang algemene titel bij één overblijvende vennootIn de consultatiereacties en de literatuur zijn verschillende suggesties gedaan ten aanzien van het regime van de overgang onder algemene titel bij één overblijvende vennoot. Deze voorstellen zijn overgenomen. Wanneer een personenvennootschap wordt ontbonden als gevolg van het uittreden van de voorlaatste vennoot, zijn er drie mogelijkheden. De personenvennootschap kan tijdelijk worden voortgezet door de overgebleven vennoot, de personenvennootschap kan worden ontbonden onder voortzetting van de activiteiten door de enig overgebleven vennoot of er kan worden voortgegaan met de vereffening. Bij deze laatste optie is toegevoegd dat de zakelijke schuldeisers verhaalsvoorrang blijven houden op de voormalige goederen van de vennootschap wanneer deze zijn overgegaan naar het privévermogen van de overgebleven vennoot. Bovendien kunnen schuldeisers verzet aantekenen tegen de overgang en aanvullende waarborgen eisen voor voldoening van hun schulden.

Er kan tot 10 februari 2023 worden gereageerd.

Bron: Min. J&V en MvF 10-10-2022, https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpv2

HR: aftrek periodieke gift onafhankelijk van sterfterisico

Periodieke giften zijn giften in de vorm van een vaste en gelijkmatige periodieke uitkering, die uiterlijk bij overlijden van de schenker eindigen en die worden gedaan aan een ANBI of vereniging. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er naast een minimale looptijd van vijf jaar geen aanvullende voorwaarde geldt. De sterftekans is niet van belang evenmin het feit dat de gift afhankelijk is van meerdere levens.


Een man is voorzitter van een stichting. De stichting kwalificeert als een algemeen nut beogende instelling (ANBI). De man en zijn echtgenote hebben zich verbonden om voor vijf jaar periodieke uitkeringen te schenken aan de stichting. De schenking eindigt na vijf jaar of, als dat eerder is, na het overlijden van de langstlevende schenker.
In geschil is of de periodieke uitkering is aan te merken als een periodieke gift. Volgens hof Den Bosch is daarvan geen sprake. Hof Den Bosch leidt uit de wetsgeschiedenis van de Wet inkomstenbelasting 2001 af dat voor een periodieke uitkering nog steeds is vereist dat iedere uitkering afhankelijk is van een onzekere toekomstige gebeurtenis. Van een onzekere toekomstige gebeurtenis is geen sprake als het sterfterisico van de echtelieden ver onder de 1% ligt. De jaarlijkse uitkering wordt dus niet aangemerkt als periodieke gift, maar als een andere gift waarvan de aftrek is beperkt tot 10% van het verzamelinkomen.
De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Uit de wetsgeschiedenis volgt volgens de Hoge Raad dat de wetgever de eis dat een uitkering ten minste jaarlijks gedurende vijf jaar moet worden voldaan, heeft opgenomen om geschillen over het risico-element te voorkomen. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat als aan de voorwaarde van het aantal jaren is voldaan, daarmee een wezenlijk risico-element aanwezig is. Hieruit volgt dat ook bij een sterftekans die lager is dan 1%, sprake is van een periodieke gift. Aan aftrek als periodieke gift staat ook niet in de weg dat de periodieke gift afhankelijk is van meer levens.

Bron: Hoge Raad 07-10-2022, Hof Den Bosch 31-12-2020 (gepubl. 05-02-2021)

© lArcade 2024