Inloggen

Archief

Vanaf 1 april geen bijzonder uitstel van betaling meer

Ondernemers met betalingsproblemen door de coronacrisis kunnen vanaf 1 april geen bijzonder uitstel van betaling meer aanvragen. Vanaf dat moment moet weer aan alle nieuwe betalingsverplichtingen worden voldaan.
De Belastingdienst attendeert ondernemers er op dat zij voor wat betreft onderstaande tijdvakken niet alleen op tijd aangifte moet doen, maar ook weer op tijd moet betalen: 3e vierwekenperiode van 2022 maart 2022 1e kwartaal van 2022 Het bedrag van een aangifte over de derde vierwekenperiode van 2022 moet uiterlijk 27 april 2022 op de rekening van de Belastingdienst staan. Het bedrag van een aangifte over maart 2022 en het bedrag van een aangifte over het eerste kwartaal van 2022 moeten uiterlijk 30 april 2022 op de rekening van de Belastingdienst staan. Ter illustratie een voorbeeld van een belastingaanslag waarvan de uiterste betaaldatum op of na 1 april 2022 ligt: Wie op 12 maart 2022 een aanslag inkomstenbelasting over 2020 ontvangt, moet die betalen. De uiterste betaaldatum van een aanslag inkomstenbelasting is zes weken later, in dit geval 23 april 2022. Voor deze aanslag geldt het bijzonder uitstel daarom niet. Voor ondernemers die nu gebruik maken van het bijzonder uitstel van betaling geldt het volgende: Vanaf 1 april 2022 moet men weer voldoen aan alle nieuwe betalingsverplichtingen. Op 1 oktober 2022 start het afbetalen van de belastingschuld die tot en met 1 april 2022 is opgebouwd voor de belastingen waarvoor bijzonder uitstel is gekregen. De ondernemer krijgt hiervoor een betalingsregeling van 60 maanden. De Belastingdienst stuurt vanaf begin april een brief met een overzicht van de totale belastingschuld op 31 januari 2022. In het overzicht geeft de Belastingdienst ook aan voor welke openstaande belastingaanslagen bijzonder uitstel van betaling is gekregen en die een betalingsregeling van 60 maanden krijgen. Bron: Belastingdienst 30-03-2022

Ruimere mogelijkheden zzp’ers voor fiscaal voordelig sparen

In het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen wordt voorgesteld om de ruimte voor zzp’ers om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen. Dit blijkt uit antwoorden van minister Schouten op vragen over het bericht ‘Pensioenvoorbereiding van zzp’ers tijdens de coronacrisis’.
De fiscaal gefaciliteerde ruimte voor opbouw van een pensioen voor zzp’ers (en anderen) is nu gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag). Voorgesteld wordt deze ruimte te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Met de verruiming van de fiscale ruimte wordt opbouw van oudedagsvoorzieningen door zzp’ers beter gefaciliteerd. De minister vindt het belangrijk dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd om een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzp’ers. Daartoe hebben zzp’ers (en ook anderen), naast de AOW als basispensioen (eerste pijler) en het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler), de mogelijkheid om via een individuele faciliteit aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzp’ers premies of inleg kunnen aftrekken. Met het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen wordt voorgesteld de ruimte die zzp’ers hebben om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen. De minister is niet van plan om het bezit van een huis in te zetten als pensioenvoorziening. Dit is te afhankelijk van de individuele situatie. Daarnaast is de eigen woning niet primair bedoeld als pensioenvoorziening. In het wetsvoorstel is experimenteerwetgeving opgenomen die het mogelijk maakt dat zzp’ers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Daarbij wordt in het kader van dit experiment niet gekeken naar het inkomen van drie jaar geleden, maar is in overleg met de sector en zelfstandigenorganisaties besloten te kijken naar het inkomen van een jaar geleden. Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen is op 30 maart 2022 aan de Tweede Kamer aangeboden. Bron: Min. SZW en MvF 29-03-2022

Inspecteur moet aantonen dat om uitstel is gevraagd

De inspecteur moet een definitieve aanslag IB/PVV binnen drie jaar, na het einde van jaar waarover aangifte moet worden gedaan, opleggen. Deze termijn wordt verlengd met de termijn van gevraagd en verleend uitstel. Bij verleend uitstel moet de inspecteur wel kunnen aantonen dat het uitstel op verzoek is verleend.
Nadat een vrouw is uitgenodigd om de aangifte IB/PVV 2014 in te dienen, vraagt zij uitstel tot 1 september 2015. De Belastingdienst heeft dit verzoek ingewilligd. Op 21 oktober 2015 heeft de vrouw haar aangifte IB/PVV 2014 ingediend. Ook voor de aangifte 2015 verleende de inspecteur uitstel. De vrouw moest uiterlijk 1 september 2016 haar aangifte 2015 indienen. Bij het opleggen van de definitieve aanslagen 2014 en 2015 is de inspecteur afgeweken van de aangiften. Hij heeft de betaalde hypotheekrente niet in aftrek toegestaan. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het de vraag of de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015 niet te laat zijn opgelegd en of deze wel op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. Vaststaat dat voor het jaar 2014 op verzoek van de vrouw uitstel voor het indienen van de aangifte is verleend. Daardoor verloopt de aanslagtermijn op 30 april 2018. De aanslag is gedagtekend 16 april 2018. De vrouw betwist de tijdige ontvangst van de aanslag. De inspecteur moet dan volgens de rechtbank bewijzen dat de aanslag tijdig is verzonden of bekendgemaakt. Daarin is de inspecteur niet geslaagd. De rechtbank oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2014 moet worden vernietigd. Voor 2015 bestrijdt de vrouw dat zij om uitstel heeft verzocht. De inspecteur moet daarom aantonen dat de vrouw om uitstel heeft gevraagd. Omdat hij dat niet kan, is de termijn om de definitieve aanslag op te leggen op 31 december 2018 verlopen. De aanslag is op 29 maart 2019 opgelegd. Dat is te laat. Daarom moet de aanslag 2015 ook worden vernietigd. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 18-03-2022 (gepubl. 24-03-2022)

Vanaf 1 april 2022 mogen Oekraïners hier werken

Op grond van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming mogen Oekraïense vluchtelingen vanaf 1 april 2022 in Nederland werken. In de Richtlijn staan maatregelen die de lidstaten van de Europese Unie (EU) moeten nemen om de vluchtelingen uit Oekraïne de bescherming en mogelijkheden te bieden die zij nu nodig hebben.
In verband met de oorlogssituatie in de Oekraïne hebben de Europese Raad van Ministers en de Europese Commissie besloten dat vluchtelingen uit de Oekraïne die naar EU-landen zijn gereisd tijdelijk moeten worden beschermd. Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen gevluchte Oekraïners tot drie jaar in de Europese Unie verblijven, zonder dat zij asiel hoeven aan te vragen. De Richtlijn bepaalt onder meer dat personen die tijdelijke bescherming genieten in staat moeten worden gesteld om: In loondienst of als zelfstandige te werken; Toegang te krijgen tot volwassenenonderwijs, beroepsopleiding en werkervaring; Fatsoenlijk onderkomen te krijgen of middelen om huisvesting te vinden; Sociale bijstand, financiële ondersteuning en medische zorg te krijgen in geval van onvoldoende eigen middelen; Jongeren jonger dan 18 jaar moeten toegang krijgen tot tenminste openbaar onderwijs. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat tijdelijk beschermden deze rechten effectief kunnen uitoefenen. Aan het in loondienst of als zelfstandige laten werken van Oekraïense vluchtelingen mogen de lidstaten hun eigen invulling geven. Nederland heeft op diverse terreinen maatregelen aangekondigd. Wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt is besloten dat Oekraïense vluchtelingen vrij mogen werken in Nederland. Een tewerkstellingsvergunning is niet nodig. Wel moet een werkgever melden dat hij een vluchteling uit Oekraïne in dienst neemt. De bedoeling is deze maatregel per 1 april 2022 in te voeren. Er zijn verschillende manieren om Oekraïense vluchtelingen te werven. Voor hulp bij werving kan men contact opnemen met het werkgeversservicepunt van de gemeente. Heeft men meerdere vestigingen? Dan is er ook het LandelijkWerkgeversServicepoint, waar men een contactlijst vindt met branchegerichte adviseurs. Men kan vluchtelingen uit Oekraïne steunen door hen werk te bieden via Vluchtelingenwerk, of buitenlandse werknemers werven via uitzendbureaus die gespecialiseerd zijn in de bemiddeling van Oost-Europese werknemers. AWVN adviseert werkgevers attent te zijn op de bijzondere maatregelen voor Oekraïense vluchtelingen en oog te hebben voor de impact die de oorlog in Oekraïne heeft. Het welbevinden van de vluchtelingen moet daarbij voorop staan. Deze maatregelen gelden niet voor alle andere groepen vluchtelingen. Die mogen pas werken als zij een status hebben. Bron: AWVN 18-03-2022 en KvK 24-03-2022

Alleen feitelijk eigen gebruik recreatiewoning btw belast

Een eigenaar van een recreatiewoning kan met een derde een beheer- en verhuurovereenkomst sluiten. Deze overeenkomst beperkt het eigen gebruik van de woning door de eigenaar. Vanwege die beperking tellen de perioden van leegstand niet mee als perioden van belast eigen gebruik van de woning voor de btw.
In 2010 wordt een man eigenaar van een recreatiewoning. Hij bestemt de woning geheel voor bedrijfsdoeleinden en brengt de in rekening gebrachte omzetbelasting op de recreatiewoning volledig in aftrek. Om de woning aan derden te verhuren is de eigenaar een beheer- en verhuurovereenkomst aangegaan met een bv. De eigenaar en de bv zijn onder meer overeengekomen dat hij minimaal 13 maanden van tevoren bij de bv aangeeft wanneer hij de woning zelf wil gebruiken. In 2013 is de woning gedurende 103 dagen verhuurd en 73 dagen privé gebruikt, de resterende tijd stond de woning leeg. De inspecteur legt voor het privégebruik een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Bij de Hoge Raad is in geschil of de perioden van leegstand van de woning ook worden geacht voor privédoeleinden te zijn geweest. Daarnaast is in geschil of het hoge of het lage tarief van toepassing is op het privégebruik van de vakantiewoning. De Hoge Raad oordeelt dat de beheer- en verhuurovereenkomst het gebruik van de woning door de eigenaar beperkt. Daarom zijn alleen de nachten waarin de eigenaar de woning daadwerkelijk privé heeft gebruikt van belang. Niet ook de nachten van leegstand. Dit betekent dat alleen de nachten waarin de eigenaar de woning zelf privé heeft gebruikt moeten worden afgezet tegen alle nachten van het jaar. Verder oordeelt de Hoge Raad dat niet het lage tarief voor het verstrekken van logies van toepassing is, maar het algemene tarief van 21%. Bron: Hoge Raad 25-03-2022

© lArcade 2024