Inloggen

Archief

Belastingdienst stuurt ondernemers een schuldenoverzicht

Ondernemers krijgen in april 2022 een eerst informatieve brief van de Belastingdienst met daarin een overzicht van de openstaande belastingschuld door coronamaatregelen. In het overzicht staan de opgebouwde belastingschulden op peildatum 31 januari 2022.
Om technische redenen is het niet mogelijk een recenter overzicht te verstrekken. Het gaat om een tussenstand die nog kan veranderen door bijvoorbeeld de voorlopige aanslag IB/Vpb 2022. Daarom volgt in augustus 2022 een tweede brief met een nieuw overzicht. Het schuldenoverzicht is informatief, er kunnen geen rechten aan ontleend worden. Het kabinet biedt ondernemers een ruimhartige betalingsregeling om hun belastingschuld af te lossen. De ondernemer moet uiterlijk op 1 oktober 2022 beginnen met het aflossen van de opgebouwde belastingschuld. De aflossingstermijn is 60 maanden, de ondernemer moet binnen 60 maanden de opgebouwde belastingschuld hebben afgelost. De invorderingsrente bedraagt tot en met juni 2022 0,01%. Daarna wordt deze geleidelijk verhoogd tot het oorspronkelijke niveau dat gold voorafgaand aan de coronacrisis. Vanaf 1 juli 2022 is het percentage vastgesteld op 1%. Op 1 januari 2023 wordt de invorderingsrente 2%, op 1 juli 2023 gaat de invorderingsrente omhoog naar 3%. Pas vanaf 1 januari 2024 is de invorderingsrente op het oorspronkelijke niveau van 4%. In april 2022 publiceert de Belastingdienst een online rekenhulp voor ondernemers om een indicatie te krijgen van de betaaltermijnen van de opgebouwde schuld. In de brief is aangegeven wat men kan doen als het niet mogelijk is aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Voor hulp bij samenloop met andere schulden kan men terecht op het Ondernemersplein van de KVK of bij het KVK adviesteam. Zzp’ers, eigenaren van een eenmanszaak, maten van een maatschap of vennoten van een vof of cv kunnen zich voor ondersteuning bij het aflossen van belastingschulden en andere schulden melden bij de gemeente. Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 28-03-2022

Gewijzigd wetsvoorstel excessief lenen naar Tweede Kamer

De staatssecretaris heeft het gewijzigde wetsvoorstel inzake excessief lenen van de eigen bv naar de Tweede Kamer gestuurd. Zoals is aangekondigd in het coalitieakkoord is het maximumbedrag voor de schuld van de ab-houder aan de bv verhoogd naar € 700.000.
Vanaf 1 januari 2023 moeten ab-houders die meer dan € 700.000 van hun eigen bv lenen inkomstenbelasting in box 2 betalen. De mogelijkheid om privé via leningen over box 2-vermogen te beschikken zonder daarover direct belasting te betalen wordt met dit wetsvoorstel beperkt. Een eerdere versie van het wetsvoorstel is in 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 1 oktober 2021 is verzocht de behandeling het wetsvoorstel aan te houden in verband met de formatie. Bron: MvF 24-03-2022

Tariefsaanpassing voor hypotheekrenteaftrek, niet voor EWF

De aftrek van de hypotheekrente wordt getroffen door de zogeheten tariefsaanpassing maar het eigenwoningforfait niet. Dat is in de ogen van Rechtbank Den Haag geen (verboden) schending van het gelijkheidsbeginsel.
Als een belastingplichtige in zijn aangifte IB/PVV grondslagverminderende posten (gvp’s) opvoert, vindt een verhoging plaats van belastbare inkomen uit werk en woning. Voor het jaar 2022 bedraagt deze verhoging in principe 9,5% x (belastbare box 1-inkomen zonder aftrek van de gvp’s -/- € 69.398). De verhoging is echter maximaal 9,5% van de gvp’s. Deze maatregel heeft als effect dat de gvp’s effectief aftrekbaar zijn tegen een tarief van maximaal 40% in plaats van 49,5%. Daarom noemt men deze maatregel ook wel de tariefsaanpassing. De aftrekbare kosten eigen woning – in de praktijk komt dat vaak neer op de hypotheekrenteaftrek – behoren ook tot de gvp’s. De tariefsaanpassing heeft echter geen gevolgen voor het eigenwoningforfait (EWF). Een eigenaar van een eigen woning is het daarmee oneens. Hoewel de aanslagen IB/PVV over de jaren 2014 tot en met 2019 conform zijn aangiftes en de wettelijke bepalingen zijn opgelegd, start hij een beroepsprocedure. De rechtbank stelt ten eerste dat de belastingrechter in beginsel de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet niet mag toetsen. Toetsen aan het Europeesrechtelijke gelijkheidsbeginsel kan wel. Maar de rechtbank constateert dat in deze zaak geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen of van een gelijke behandeling van ongelijke gevallen. Het tariefverschil tussen het eigenwoningforfait en de hypotheekrente na het toepassen van de tariefsaanpassing zit hem in het feit dat het hier om twee afzonderlijke regelingen gaat. Daarnaast kan een onderscheid in gelijke gevallen zijn toegestaan als dat een legitiem belang dient. De wetgever heeft het eigenwoningforfait buiten de tariefsaanpassing gelaten om zo het aflossen van resterende eigenwoningschulden te stimuleren. Dat is een legitiem belang. De tariefsaanpassing is dus geen verboden vorm van discriminatie. Bron: Rb. Den Haag 25-01-2022 (gepubl. 23-03-2022)

Gemeente kent Tozo-krediet terecht toe aan dga

Hoewel een dga ten behoeve van zijn bv krediet op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers kan aanvragen, komt het krediet op zijn naam te staan.
Een man dient een aanvraag in voor bedrijfskrediet op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). Dit krediet moet de doorlopende bedrijfskosten van zijn bv financieren. De gemeente kende het Tozo-krediet toe aan de dga. Maar de dga ging in bezwaar en beroep. Hij vond namelijk dat de gemeente het krediet had moeten toekennen aan zijn bv. Voor de Rechtbank Midden-Nederland stelt hij dat hij voor de Tozo niet kwalificeert als zelfstandige. Als subsidiair standpunt stelt hij dat het bedrijfskrediet mede op naam van de bv had moeten staan. De rechtbank haalt uit de regeling dat de zelfstandige de aanvrager is en degene die het krediet krijgt toegewezen. De dga heeft terecht de aanvraag ingediend. Dat niet hij maar zijn bv staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel, sluit niet uit dat hij kwalificeert als zelfstandige. Het Tozo-krediet is dus terecht toegerekend aan de dga. Vervolgens gaat de rechtbank in op de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de verplichtingen die voortvloeien uit het accepteren van het Tozo-krediet. De bv moet deze hoofdelijke aansprakelijkheid mede aanvaarden. De gemeente had dit ten onrechte niet vermeld in het bestreden besluit. Op dit punt heeft de dga wel gelijk, zodat de rechtbank zijn beroep toch gegrond verklaart. De gemeente moet daarom een nieuw besluit nemen en het griffierecht van de dga vergoeden. Bron: Rb. Midden-Nederland 21-05-2021 (gepubl. 17-03-2022)

Geen verzekeringsplicht dankzij grote vrijheid in werk

Een arbeidskracht die zeer vrij is in het uitoefenen van zijn werkzaamheden, is vermoedelijk niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Een vrouw heeft een klein administratiekantoor gehad. In dat kader verricht zij werkzaamheden voor verschillende ondernemers. Een van deze ondernemers is een VOF die op 22 februari 2001 tot stand is gekomen. De vennoten zijn de echtgenoot van de vrouw en zijn neef. De VOF is actief op verschillende gebieden waaronder de verkoop van watersportartikelen, de handel in voertuigen maar ook wortelteelt. In 2013 gaat de vrouw fulltime in de kraamzorg werken. Vanaf dat moment neemt alleen de VOF nog administratieve werkzaamheden van haar af. In het begin is geen overeenkomst opgesteld met betrekking tot de werkzaamheden van de vrouw. In onderling overleg komen de partijen echter tot de conclusie dat de vrouw recht heeft op een vergoeding. Een assistent plaatst de vrouw in 2013 op de loonlijst. De vrouw krijgt daarom als zodanig uitbetaald. De VOF vraagt op 6 september 2019 een beschikking aan dat de vrouw niet verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen. In het kader van dat verzoek stellen de VOF en de vrouw in september 2019 een document op met de titel ‘arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd’. Volgens dit document, dat de partijen ondertekenen, is de vrouw per 1 januari 2013 in dienst getreden bij de VOF. De Belastingdienst beslist in een beschikking dat de vrouw per 1 januari 2013 wel verzekerd is voor de werknemersverzekeringen van de WW, Wet WIA en ZW. Vervolgens start de VOF een bezwaarprocedure. Bovendien ondertekenen de VOF en de vrouw in juli 2020 een nieuw document met de titel ‘overeenkomst van opdracht’. De fiscus weigert echter de beschikking aan te passen. Wanneer de VOF in beroep gaat, stelt de rechtbank vast dat hier geen sprake is van een dienstbetrekking. Bij dit oordeel heeft de rechtbank weinig waarde gehecht aan de overeenkomsten, aangezien die elkaar tegenspreken. Bovendien zijn die twee documenten opgesteld omdat de fiscus om overeenkomsten heeft gevraagd. Een ander relevant punt is het ontbreken van de gezagsverhouding. Tussen de vrouw en de vennoten bestaat een persoonlijke band. Daarnaast geniet de vrouw grote vrijheid in het bepalen van haar werktijden en werkplek. Van huisregels of een verlofregeling is in dit geval geen sprake. De vennoten zijn zelf niet administratief onderlegd en geven dan ook geen instructies. Nu geen sprake is van een dienstbetrekking, is evenmin sprake van verzekeringsplicht. Bron: Rb. Noord-Holland 22-02-2022 (gepubl. 11-03-2022)

© lArcade 2024