Ondanks aangepaste ZZP-contracten met vervangingsregeling blijft bezorgwerk voor biologische Eiseres exploiteert via een commanditaire vennootschap een internetwinkel die biologische Gezagsverhouding aanwezig De rechtbank legt allereerst de Deliveroo-criteria uit en Geen vrije vervanging Vervolgens beoordeelt de rechtbank de vraag naar persoonlijke Bron: Rb. Noord-Nederland 18-03-25 (gepubl. 22-05-25).
webwinkel kwalificeren als dienstbetrekking wegens werkgeversgezag en beperkte vervangingsmogelijkheden.
levensmiddelen aan huis levert. Van 1 april 2022 tot en met 31 december 2022 verricht
zij magazijnwerk en bezorgwerk met ingehuurde zzp’ers. De inspecteur legt na onderzoek
een naheffingsaanslag loonheffing van € 28.611 op en brengt € 1.746 belastingrente
in rekening, omdat hij de modelovereenkomsten niet als arbeidsovereenkomst erkent.
Eiseres past de overeenkomsten aan en meldt vrije vervanging, maar de inspecteur handhaaft
de aanslag. Eiseres gaat in beroep bij de rechtbank, die moet beoordelen of deze zzp’ers
als werknemers kwalificeren of daadwerkelijk zelfstandig werken.
toetst de gezagsverhouding. De bezorgwerkzaamheden vormen een kernactiviteit van de
onderneming en zijn volledig ingebed in haar organisatie. Eiseres plant de routes,
stelt tijdslots vast en geeft aanwijzingen over serviceniveau en wijze van afleveren.
De partijen hanteren vaste starttijden en er is beperkt ruimte om werkzaamheden naar
eigen inzicht uit te voeren. Ook blijkt uit het boekenonderzoek dat de zzp’ers dezelfde
taken uitvoeren als het personeel in loondienst. Gelet op deze feiten concludeert
de rechtbank dat de zzp’ers onder het gezag van eiseres werken.
arbeid. Hoewel de overeenkomsten vrije vervanging toestaan, komt uit de praktijkgegevens
naar voren dat vervanging plaatsvindt door een vaste kring van personen of zelfs door
eiseres zelf. Vervanging verloopt niet onaangeboden via de zzp’ers zelf, zodat er
geen sprake is van vrije vervangbaarheid. De rechtbank benadrukt dat klanten vaste
bezorgers krijgen, wat persoonlijke arbeid onderstreept. Gezien het gezag, de persoonlijke
uitvoering en het gebrek aan ondernemersrisico kwalificeert de relatie als arbeidsovereenkomst.
De naheffingsaanslag loonheffing is daarom terecht opgelegd.
Het is voor familiebedrijven lastig om duurzaamheidswensen om te zetten in beleid. Familiebedrijven kunnen door hun regionale worteling, langetermijnvisie en sterke Uit onderzoek onder 165 Nederlandse familiebedrijven blijkt dat 30% van de familiebedrijven Groene generatiekloof Naast de huidige generatie ondernemers speelt ook de zogenoemde ‘Next-Gen’ – de potentiële Bron: BDO, 26-05-2025.
Dat blijkt uit een onderzoek van Maastricht University, accountantskantoor BDO en
softwarebedrijf AFAS.
familiewaarden wel een sleutelrol spelen in de duurzaamheidstransitie. Om als familiebedrijf
deze koppositie ook echt te kunnen pakken moet worden voldaan aan een aantal criteria.
ESG-doelstellingen actief meenemen in hun strategie. Het schort nog regelmatig aan
een gedeelde strategische koers. ‘Zonder gedeelde visie of overtuiging binnen de familie
én onder medewerkers blijft duurzaamheid te vrijblijvend’, stelt prof. dr. Anita van
Gils van Maastricht University. ‘Het zou goed zijn als familiebedrijven nog meer de
samenwerking hierin opzoeken. Omdat een groot deel van de onderzochte familiebedrijven
lid is van een branchevereniging, ligt daar een voor de hand liggende quick win om
duurzaamheid structureel te verankeren.’
opvolgers binnen het familiebedrijf – een steeds belangrijkere rol. Deze jonge generatie
ziet het familiebedrijf overall als minder ‘groen’ dan hun voorgangers maar zien ook
dat familiebedrijven een grote rol kunnen spelen binnen de duurzaamheidstransitie.
De Belastingdienst gaat in 2025 extra aandacht besteden aan de beoordeling van de De Belastingdienst ziet in haar waarnemingen dat kostenposten regelmatig onjuist worden Privéuitgaven onterecht opgevoerd Uit analyses van de Belastingdienst van voorgaande jaren, zoals de jaarlijkse steekproef Bij deze laatste groep ziet de Belastingdienst opvallend vaak hoge fiscale correcties Bron: RB, 22-05-2025.
zakelijkheid van in aftrek gebrachte kosten schrijft het RB.
verwerkt, wat leidt tot correcties in de vorm van navorderingen en naheffingen. De
Belastingdienst vraagt fiscaal dienstverleners extra alert te zijn op het feit dat
alleen zakelijke kosten worden opgenomen in de aangifte.
ondernemingen, blijkt dat veel correcties in de aangiften te maken hebben met privéuitgaven
die onterecht worden opgevoerd als zakelijke kosten. Denk aan schilderwerk aan een
privéwoning of abonnementen om te sporten en streamingdiensten. Deze onjuiste aftrekposten
komen zowel bij zelfstandige ondernemers als bij dga’s van eenpersoons-bv’s veel voor.
in de vennootschapsbelasting en verkapte winstuitdelingen in de inkomstenbelasting.
Deze hebben vaak betrekking op opgevoerde onzakelijke kosten. Bij veel correcties
maakte de directeur-grootaandeelhouder bij het samenstellen van de aangiften gebruik
van de diensten van een fd’er. De Belastingdienst ziet vaak dat aftrekposten worden
opgevoerd waarbij overduidelijk sprake is van onzakelijke kosten. De Belastingdienst
controleert actief op de juistheid van kosten in de aangiften inkomstenbelasting,
vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonheffingen. Dit draagt bij aan een eerlijke
concurrentiepositie voor ondernemers en gelijkheid tussen ondernemers en werknemers
in loondienst.
Garageboxen die op 75 meter loopafstand van een woning liggen, kwalificeren niet als Een belastingplichtige is eigenaar van een woning en twee garages die op een loopafstand Garages kwalificeren niet als aanhorigheden De rechtbank oordeelt dat de garages niet als aanhorigheden bij de woning kwalificeren. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 19-05-25 (gepubl. 22-05-25).
aanhorigheden bij de eigen woning en worden terecht tot de bezittingen in box 3 gerekend.
van circa 75 meter van de woning liggen. In zijn aangifte IB/PVV 2021 heeft hij de
garages tot de bezittingen in box 3 gerekend. De inspecteur heeft de aanslag opgelegd
conform de aangifte en het voordeel uit sparen en beleggen vastgesteld op basis van
het forfaitaire stelsel van de Wet IB. In bezwaar stelt de belastingplichtige dat
het in de aanslag opgenomen inkomen uit sparen en beleggen te hoog is vastgesteld.
Na de zitting neemt hij daarnaast het standpunt in dat de garages ten onrechte in
de rendementsgrondslag zijn opgenomen omdat deze tot zijn eigen woning behoren. Tussen
partijen is niet meer in geschil dat voor het jaar 2021 de toepassing van het forfaitaire
stelsel van de Wet IB voor belanghebbende tot een voordeliger resultaat leidt dan
de toepassing van de Herstelwet.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993 (ECLI:NL:HR:1993:ZC5412) volgt dat een garage aan drie voorwaarden moet voldoen om als aanhorigheid aangemerkt
te worden: de garage hoort bij de woning, is in gebruik bij de woning en is dienstbaar
aan de woning. Bij de beoordeling of de garage bij de woning hoort, spelen de afstand
tot de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid een rol. De man heeft
geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is geworden
dat de garages in gebruik zijn bij de woning en dienstbaar zijn aan de woning. De
rechtbank concludeert dat de garages terecht zijn opgenomen in de grondslag voor het
inkomen uit sparen en beleggen omdat ze niet tot de eigen woning behoren.
Hof oordeelt dat de man en zijn echtgenote recht hebben op het verlaagde 2%-tarief Een man en zijn echtgenote kopen op 21 juni 2021 woning I voor €838.500. Op 1 oktober 2021 Intentie en feitelijk gebruik doorslaggevend Het hof benadrukt dat overdrachtsbelasting een tijdstipbelasting is en dat toetsing Bron: hof Den Haag 10-04-25 (gepubl. 19-05-25).
omdat zij woning I meer dan zes maanden als hoofdverblijf gebruiken, ondanks dat zij
vooraf een tweede woning aankopen.
sluiten zij de koop van woning II voor €828.000, die beter past bij hun gezinssituatie.
Omdat woning II nog verbouwd moet worden, wonen zij van 5 januari 2022 tot 12 augustus 2022
tijdelijk in woning I. Bij de akte van levering betalen zij 8% overdrachtsbelasting
(€67.080) en dienen zij bezwaar in voor toepassing van het 2%-tarief op grond van
art. 14, lid 2, Wbr. Zowel de inspecteur als de rechtbank wijzen dit bezwaar af wegens
ontbreken van de intentie om woning I anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gebruiken
bij verkrijging.
van het 2%-tarief plaatsvindt op het moment van verkrijging. Uit de parlementaire
geschiedenis volgt dat het begrip “anders dan tijdelijk als hoofdverblijf” ook bij
de intentie geldt, waarbij een periode van in beginsel zes maanden als bewijsmaatstaf
dient. Omdat de man en zijn echtgenote woning I meer dan zes maanden als hoofdverblijf
hebben gebruikt en er geen sprake is van misbruik, voldoen zij aan het hoofdverblijfcriterium.
Bovendien waren zij nog geen eigenaar van woning II op het moment van verkrijging
van woning I, zodat volgtijdelijk gebruik is toegestaan. Het hof vernietigt de uitspraak
van de rechtbank, kent toepassing van het 2%-tarief toe en gelast teruggaaf van €25.155.