Inloggen

Archief

Meer dodelijke ongevallen en onderbetaling

De Inspectie SZW signaleert in haar op 17 mei gepubliceerde jaarrapport meer arbeidsongevallen en onderbetaling. Dit baart de Inspectie SZW grote zorgen. Vorig jaar kwamen 70 mensen door een arbeidsongeval om het leven. Ook komen inspecteurs en rechercheurs bij inspecties veel gevallen van onderbetaling tegen. Het gaat dan om werkuren die niet worden uitbetaald, uurtarieven die niet kloppen en het ten onrechte inhouden van vergoedingen op het salaris.
Het totaal aantal slachtoffers van arbeidsongevallen steeg in 2016 met 14% ten opzichte van het jaar daarvoor. De meeste slachtoffers vallen in de bouw, industrie, handel en afvalbeheer. Vorig jaar waren er 19 meer dodelijke slachtoffers dan het jaar daarvoor. Een ander fenomeen in het jaarverslag dat uitdrukkelijk naar voren komt, is de uitbuiting van werknemers. Systematische onderbetaling, te lange werkdagen en het ten onrechte laten betalen van vergoedingen worden stelselmatig door de Inspectie geconstateerd. Het handhavingpercentage bij controles hierop bedraagt 40%. Volgens de Inspectie worden door de betreffende bedrijven bewust de wettelijke regels overtreden. Daarnaast is er een categorie die actief de mazen van de wet opzoekt. Met constructies die mogelijk naar de letter van de wet standhouden, maar die vervolgens op allerlei onwenselijke manieren worden toegepast. Bron: Inspectie SZW, 17 mei 2017

Vorderingen op broer niet aftrekbaar

Een tandarts die geld leende aan zijn broer (ook ondernemer) kon volgens Hof Den Bosch de vorderingen – na het faillissement van het bedrijf van de broer – niet als verlies op inkomen uit werk en inkomen in mindering brengen. Niet was aangetoond dat hij overtollige liquide middelen uit zijn praktijk had uitgeleend.
Een tandarts die sinds 2004 een onderneming drijft in de vorm van een tandartspraktijk heeft aan zijn broer diverse leningen verstrekt. De broer heeft een belang van 75% in een visverwerkingsbedrijf (een bv) waarvoor hij de leningen heeft gebruikt. Eind 2009 bedragen de vorderingen van de tandarts op zijn broer € 500.619. In zijn aangiften IB/PVV heeft hij de vorderingen altijd aangegeven als bezittingen voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). De bv van zijn broer is eind 2008 failliet gegaan. In geschil is of belanghebbende het bedrag van de vorderingen op zijn broer als verlies op het inkomen uit werk en woning over 2009 in mindering mag brengen. Hof Den Bosch oordeelt dat de tandarts niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn tandartsenpraktijk aanwezige overtollige liquide middelen tijdelijk aan zijn broer heeft uitgeleend. De vorderingen op de broer behoren dientengevolge niet tot het ondernemingsvermogen van de tandartspraktijk. Het hof acht voorts aannemelijk dat de tandarts substantiële werkzaamheden voor de bv van zijn broer heeft verricht, doch niet aannemelijk dat deze werkzaamheden vanuit een onderneming tussen hem, zijn broer en diens bv zijn verricht. Ook in dit kader behoren de vorderingen volgens het hof derhalve niet tot het (verplichte) vermogen van de onderneming van de tandarts. Voorts oordeelt het hof dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden voor die bv gericht waren op het behalen van voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan. Bron: Hof Den Bosch 17-03-2017 (publ. 10-5-2017)

Vrije keus bedrijfsarts bij second opinion zal afhangen van contracten

De nieuwe Arbowet, die op 1 juli in werking treedt, geeft werknemer het recht om een second opinion in te winnen als het oordeel van hun bedrijfsarts daar aanleiding toe geeft. Hoeveel vrijheid werknemers bij hun keuze hebben, zal afhangen van de contracten die bedrijven hierover afsluiten.
Het onderwerp wordt geregeld in een nieuw Arbeidsomstandighedenbesluit. Dat zou op 1 juli in werking moeten treden, net als de nieuwe wet zelf. Het ontwerp voor het besluit ligt nog bij de Raad van State, maar veel valt al op te maken uit het document dat minister Asscher na een internetconsultatie hierover heeft opgesteld. Daarin staat dat werknemers onder de nieuwe Arbowet het recht hebben "om zelf de second opinion bedrijfsarts te kiezen indien het contract meerdere bedrijfsartsen of arbodiensten bevat". Dat is een inperking, maar wel een inperking waar ondernemingsraden zelf invloed op hebben, namelijk bij het uitoefenen van hun instemmingsrecht over zo'n contract. De inperking is alleen aangebracht omdat de minister werkgevers niet wil verplichten tot het betalen van kosten "van iedere door de werknemer aan te dragen bedrijfsarts." Werknemers die een arts willen inschakelen waar hun bedrijf geen contract mee heeft, kunnen dat doen, maar op eigen kosten. De vereniging van bedrijfsartsen NVAB en de koepel van arbodiensten OVAL willen dat werknemers voor het inwinnen van een second opinion moeten kiezen uit een pool van gespecialiseerde bedrijfsartsen. Asscher kan zich voorstellen dat het zaken eenvoudiger maakt. Wel vindt hij dat zo'n pool het best kan worden opgericht in samenspraak met sociale partners. Bron: Inzicht in de OR, 11-05-2017

Onder flexwerkers minder mantelzorgers

Ruim 1,2 miljoen werknemers (15 tot 75 jaar) kregen in 2015 te maken met familieleden, partners of bekenden die langdurig zorg nodig hadden. Van die werknemers verleende 57% die zorg zelf. Dat percentage ligt hoger onder werknemers met een vast contract dan onder flexwerkers. Dit blijkt uit analyse van recent gepubliceerde werkloosheidscijfers.
Onder langdurende zorg wordt verstaan een situatie waarin twee weken of langer zorg nodig is voor een ernstig ziek kind, partner, ouder, familielid of bekende. Werknemers met een vaste aanstelling verleenden dergelijke zorg vaker (bijna 58%) dan werknemers met een flexibel dienstverband (bijna 52%), ondanks het feit dat flexwerkers vaker in deeltijd werken dan werknemers in vaste dienst. Oudere werknemers (35 tot 75 jaar) verleenden vaker zorg dan jongere (15 tot 35 jaar). Bekeken naar dienstverband, een vast of flexibel contract, verschillen jongere werknemers meer in zorgdeelname dan oudere. Flexwerkers namen in 2015 minder vaak verlof op bij langdurende zorg dan werknemers met een vaste aanstelling. Van alle werknemers deed bijna 14% dit. Bovendien had nog eens bijna 17% wel behoefte aan verlof, maar nam dat niet op. Ruim 69% had geen behoefte aan verlof. Werknemers met een flexibele aanstelling hadden minder vaak behoefte aan verlof dan werknemers met een vaste aanstelling. Hier speelt ook mee dat ze vaker in deeltijd werken dan werknemers met een vaste aanstelling. Van de werknemers die geen verlof opnamen, maar hier wel behoefte aan hadden, gaf ruim 40% als belangrijkste reden op dat het werk dit niet toeliet. Zij wilden bijvoorbeeld collega’s niet belasten. Daarnaast gaf minder dan 13% aan dat het financieel niet haalbaar was. Verder gaf iets minder dan 8% aan niet bekend te zijn met de verlofregelingen, ruim 6% had te weinig verlofdagen. De overige werknemers (33%) noemden geen specifieke reden. Het verlenen van zorg en het gebruik van verlof daarvoor verschilt ook tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verleenden in 2015 vaker langdurige zorg dan mannen. Mannen die zorg verleenden namen vaker verlof op dan vrouwen. Hierbij speelt een rol dat mannen vaker voltijds werken dan vrouwen. Bron: CBS 11-05-2017

Ondernemers hekelen publicatie belanghebbenden in UBO-register

Het wetsvoorstel om de ‘uiteindelijke belanghebbenden’ van bedrijven te vermelden in het openbare handelsregister, is een te zware inbreuk op de privacy van familiebedrijven. Het voorstel moet daarom in de ijskast, stellen VNO-NCW en MKB-Nederland.
Aandelenbelangen van 25% of meer moeten bekend worden gemaakt als het aan het kabinet ligt. Familiebedrijven vrezen voor de veiligheid van de mensen achter hun bedrijven als dit doorgaat. Het kabinet gaat hiermee bovendien een stap verder dan Brussel. Volgens de vierde anti-witwasrichtlijn mag de toegang tot de gegevens beperkt blijven tot de autoriteiten en andere personen of organisaties die een ‘legitiem belang’ kunnen aantonen. Volgens de ondernemersorganisaties is zowel het wetsvoorstel als de richtlijn in strijd met privacyregels. Zij wijzen op ‘een aantal recente uitspraken van mensenrechtenhoven’ waarin de randvoorwaarden voor privacy-inbreuken ‘aanzienlijk verscherpt’ zouden zijn. ‘Deze uitspraken leiden tot de conclusie dat de richtlijn zelf niet (langer) in overeenstemming is met het EU recht.’ Bron: SC Online 9-05-2017

© lArcade 2024