Inloggen

Archief

Brief ondernemers over betalingsregeling bijzonder uitstel

De Belastingdienst geeft nadere informatie over een brief die onlangs is verstuurd
aan ondernemers met bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis.

Volgens de Belastingdienst is deze brief verstuurd als de ondernemer volgens de administratie
niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de betalingsregeling bijzonder uitstel.
In de brief staat wat men kan doen om daarvan toch gebruik te kunnen blijven maken.
De ondernemer kan alleen gebruik blijven maken van de betalingsregeling als men:

  • vanaf 1 oktober 2022 voldoet aan de nieuwe betalingsverplichtingen;

  • vanaf 1 oktober 2022 de termijnen van de betalingsregeling op tijd betaalt.

De brief is gestuurd als de ondernemer volgens de gegevens van de Belastingdienst
achterloopt met de nieuwe betalingsverplichtingen of de termijnen van de betalingsregeling
of allebei.
De Belastingdienst beschrijft op haar site (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/berichten/nieuws/brief-naar-ondernemers-over-betalingsregeling-bijzonder-uitstel)
een aantal mogelijke opties voor acties van de ondernemer.

Bron: Belastingdienst 02-03-2023

Schenking door SPF is schenking door insteller SPF

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een SPF voor fiscale doeleinden transparant is.
Dat betekent dat de door de SPF gedane schenking aan de zoon van de insteller van
de SPF geacht wordt te zijn gedaan door de insteller.

Een vader richt op 28 januari 2005 een Stichting Particulier Fonds (hierna: SPF) op
met hoofdvestiging op Curaçao. In december 2009 heeft de SPF, nadat het bestuur daartoe
een besluit heeft genomen, geldbedragen geschonken aan zijn zonen en aan de kinderen
van een van de zonen. De inspecteur is van mening dat de schenking die is gedaan door
de SPF in feite een schenking is, die is gedaan door de vader. De Belastingdienst
heeft daarom een aanslag recht van schenking opgelegd en een vergrijpboete. Bij Rechtbank
Gelderland is in geschil of de aan een van de zonen opgelegde aanslag recht van schenking
(schenkbelasting) terecht is.
De inspecteur meent dat de SPF fiscaal transparant is. De rechtbank deelt die visie.
De rechtbank is van oordeel dat de vader altijd heeft kunnen blijven beschikken over
het vermogen in de SPF. Er is een bestuurder benoemd van de SPF, maar door de gemaakte
afspraken heeft die geen enkele aansprakelijkheid als bestuurder gehad. Ook is de
bestuurder door de vader gevrijwaard van aansprakelijkheid. Daarbij heeft de bestuurder
maar een beperkte fee gekregen, zodat niet aannemelijk is dat de bestuurder de SPF
daadwerkelijk bestuurde. Ook heeft de vader verklaard dat hij de ultimate beneficial
owner (UBO) van de SPF is en dat al het vermogen van de SPF van hem afkomstig is.
Ook dat maakt het voor de hand liggend dat hij over het vermogen in de SPF wilde blijven
beschikken. De rechtbank verklaart daarom het beroep tegen de aanslag recht van schenking
ongegrond.

Bron: Rb. Gelderland 15-02-2023 (gepubl. 02-03-2023)

Nieuw aanvraagtijdvak SLIM-subsidie vanaf 1 maart 2023

Op 1 maart 2023 is een nieuw aanvraagtijdvak SLIM voor individuele mkb-ondernemingen
gestart. Het aanvraagtijdvak loopt van 1 maart 9:00 uur tot en met 30 maart 17:00
uur.

De SLIM-subsidie is bedoeld voor ondernemers om een scholings- en ontwikkelingscultuur
te ontwikkelen in hun bedrijf. Met de openstelling van dit tijdvak treedt ook een
wijziging van de regeling in werking. Mkb-ondernemers kunnen bij de subsidieverlening
een voorschot aanvragen van 50% van het toegekende subsidiebedrag. Het resterende
bedrag wordt na vaststelling van de einddeclaratie van aanvragers toegekend.

Bron: Ministerie SZW, 28-02-2023

Cashbonus in ruil voor toegekende werknemersopties aftrekbaar

Een bv verstrekt in 2013 en 2014 aan vijf werknemers voorwaardelijke werknemersopties.
In 2015 accepteren de werknemers het aanbod van de werkgever om de opties in te ruilen
voor een cashbonus. Die bonus betaalt de werkgever in de jaren 2016 tot en met 2018
uit. Hof Den Bosch oordeelt dat de bv in 2015 een voorziening kan vormen voor de te
betalen bonus.

Een bv heeft twee dochtervennootschappen en vormt met die dochtervennootschappen een
fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Aandeelhouder in de bv is een (buitenlandse)
kapitaalvennootschap. Die kapitaalvennootschap heeft aan vijf werknemers van de bv
in 2013 en 2014 voorwaardelijke rechten op prestatie-gebonden aandelen in haar kapitaal
toegekend. Die voorwaarden houden in dat de desbetreffende werknemers recht hebben
op een vast aantal aandelen als ze ten minste vier jaar in dienst zijn en aan bepaalde
prestatievoorwaarden hebben voldaan. In 2015 is een gedeelte van het aandelenkapitaal
in de kapitaalvennootschap verkocht. Vervolgens hebben de vijf werknemers een aanbod
gehad om af te zien van hun opties in ruil voor een cashbonus. Alle vijf de werknemers
kiezen voor de cashbonus. De last voor de bv die met de ruil samenhangt is € 630.750.

Bij Hof Den Bosch is in geschil of de bv een voorziening mag vormen voor de in 2016
en 2018 te betalen cashbonus van € 630.750.

De inspecteur meent dat art. 10 lid 1 onderdeel j Wet Vpb 1969 in de weg staat aan
aftrek van de cashbonus. Het hof leidt uit de wettekst van voornoemde bepaling en
de parlementaire geschiedenis af dat de beperking van de aftrek van kosten aangrijpt
bij de toekenning van optierechten. Dat toekenningsmoment markeert het ontstaan van
pseudo-aandeelhouderschap. Vanaf dat moment wordt de fiscale behandeling van mutaties
in de waarde van de optierechten beheerst door de rechtspraak inzake houders van optierechten
en vergelijkbare rechten op aandelen. De houder van optierechten staat tot de optieverlenende
vennootschap in dezelfde rechtsverhouding als een aandeelhouder. Waardeontwikkelingen
van optieverplichtingen raken de fiscale winstbepaling niet.

Echter een voorwaardelijke toekenning van optierechten kan niet als toekenning van
optierechten in de zin van art. 10 lid 1 onderdeel j Wet Vpb 1969 worden aangemerkt.
Voornoemde bepaling verzet zich er wel tegen dat een vennootschap die voorwaardelijke
werknemersopties heeft toegekend in anticipatie op de vervulling van die voorwaarden
een voorziening vormt.

Voornoemde situatie verschilt van die waarin de voorwaardelijk toegekende werknemersopties
nimmer tot pseudo-aandeelhouderschap leidt, zoals bij ruil van de opties tegen een
cashbonus. Bovendien heeft toekenning van werknemersopties in 2013 en 2014 plaatsgevonden.
Art. 10 lid 1 onderdeel j Wet Vpb kan daarom in 2015 niet tot een beperking van de
aftrek van kosten leiden. Het hof is het met de inspecteur eens dat de ruil kan worden
gezien als afkoop van de toegekende optierechten tegen een afkoopsom gelijk aan de
cashbonus. Omdat de afkoop van de opties heeft plaatsgevonden vóór de vervulling van
de voorwaarden, zijn er geen aftrekbeperkingen of aftrekuitsluitingen van toepassing.
De bv kan in 2015 een voorziening vormen voor de in 2016 en 2018 te betalen cashbonus.

Bron: Hof Den Bosch 22-02-2023 (gepubl. 01-03-2023)

© lArcade 2024