Inloggen

Archief

Jarenlange voorbereiding maakt nog geen IB-onderneming

Wie jarenlang bezig is met het realiseren van een website zonder verschillende adverteerders
te werven of omzet te behalen, is waarschijnlijk geen ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Van 4 januari 2012 tot en met 9 augustus 2016 heeft een eenmanszaak ingeschreven gestaan
bij de Kamer van Koophandel (KvK). Die eenmanszaak is actief geweest in de trouwbranche.
Op 9 juni 2017 is de eenmanszaak opnieuw ingeschreven bij de KvK. Dit keer exploiteert
de eenmanszaak een website met informatie over bedrijven gerelateerd aan de trouwbranche.
Daarmee wil het bedrijf trouwen makkelijker maken voor aanstaande bruidsparen. De
eigenaar van de eenmanszaak laat zijn bedrijf op 1 oktober 2018 uitschrijven bij de
KvK. Dat betekent niet het einde van de activiteiten van de eenmanszaak. De eigenaar
brengt deze activiteiten namelijk dezelfde dag in een VOF in. Deze VOF exploiteert
niet alleen de genoemde website, maar verkoopt ook trouwbranche gerelateerde artikelen.
De VOF is per 3 oktober 2019 uitgeschreven bij de KvK. De vennoot, tevens voormalige
eigenaar van de eenmanszaak, geeft een verlies uit onderneming op in zijn aangifte
IB/PVV 2018.
Hoewel de inspecteur het met de vennoot eens is dat de activiteiten van de eenmanszaak
en de VOF een bron van inkomen vormen, is hij het oneens met de kwalificatie winst
uit onderneming. Volgens de Belastingdienst is hier sprake van een overige werkzaamheid.
De vennoot bestrijdt dit standpunt voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank
merkt op dat de vennoot en zijn zakenpartner veel (indirecte) uren hebben besteed
aan het maken van een technisch goed werkende website met een zeer brede informatieverschaffing.
Maar met de activiteiten zijn nauwelijks tot geen omzetten behaald. Nu komt het vooral
in de aanvangsfase vaak voor dat een ondernemer relatief en/of absoluut veel uren
steekt in zijn bedrijf maar slechts een lage bruto omzet behaalt. Dit sluit niet uit
dat men een IB-onderneming drijft. De belastingplichtige zal dan wel andere factoren
moeten aandragen om aannemelijk te maken dat zijn activiteit toch een onderneming
is.

Risico is te beperkt De vennoot slaagt echter niet in zijn bewijslast. Hierbij speelt ook een rol dat de
website al vanaf het jaar 2011 heeft bestaan. Verder is er maar één betalende adverteerder
geweest en ontbreekt concreet inzicht in hoe de vennoot meer adverteerders heeft willen
aantrekken. De vennoten hebben evenmin omvangrijke investeringen gedaan. Zij wilden
geen derde persoon aannemen omdat zij dat een te grote stap vonden. Daaruit blijkt
volgens de rechtbank dat de vennoten (nog) niet bereid waren een echt ondernemersrisico
te lopen. De rechtbank oordeelt daarom dat de activiteit fiscaal gezien een overige
werkzaamheid is.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 10-02-2023 (gepubl. 08-03-2023)

Oekraïense vluchtelingen mogen langer zonder vergunning werken

De richtlijn die mogelijk maakt dat vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland mogen
blijven werken zonder werkvergunning is verlengd. Ze kunnen met een sticker of pasje
tonen dat zij onder de richtlijn vallen.

Vluchtelingen uit Oekraïne hebben het recht om in Nederland te werken omdat ze onder
de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie vallen. Deze richtlijn liep
tot 4 maart 2023 en is verlengd tot 4 maart 2024 voor alle vluchtelingen uit Oekraïne.
Als werkgever hoeft men het alleen bij UWV te melden als men een vluchteling uit Oekraïne
in dienst neemt.
Vluchtelingen met de Oekraïense nationaliteit mogen tot 4 maart 2024 in Nederland
blijven door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Dit blijkt uit een brief die zij
hebben ontvangen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De brief moeten
zij kunnen laten zien samen met de sticker of het pasje (O-document) dat zij eerder
hebben gekregen van de IND.

Verlenging voor andere vluchtelingen uit Oekraïne Voor vluchtelingen uit Oekraïne zonder de Oekraïense nationaliteit (derdelanders)
geldt het volgende:

  • Vluchtelingen met een permanente Oekraïense verblijfsvergunning vallen tot 4 maart
    2024 onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Zij krijgen van de IND een O-document
    waarop dit staat.

  • Vluchtelingen met een tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunning vallen tot 4 september
    2023 onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Zij krijgen ook een O-document van
    de IND waarop dit staat.

Bron: UWV 02-03-2023

Normaal btw-tarief voor lang parkeren-arrangement

Het langer mogen parkeren bij een hotel is een dienst die niet opgaat in het aanbieden
van verblijf in dat hotel. Daarom geldt het normale btw-tarief voor dit parkeren.

Een bv exploiteert een hotel met 625 hotelkamers, diverse zalen, een zwembad, een
restaurant en een besloten parkeerterrein. Het hotel licht dichtbij een luchthaven.
Wie een kamer in het hotel boekt, krijgt mede het recht een auto op het besloten parkeerterrein
van het hotel te parkeren op de dag van aankomst in het hotel en op de dag van vertrek.
Alle gasten mogen ook zonder bijbetaling meerijden met een shuttlebus die tussen het
hotel en de luchthaven rijdt. In plaats van het standaard arrangement kunnen klanten
het zogeheten Park-Sleep-Fly-arrangement (PSF-arrangement) boeken. In dat geval mag
de klant een auto na de dag van uitchecken uit het hotel nog 29 dagen laten staan
op het besloten parkeerterrein. Het PSF-arrangement is € 40 duurder dan het standaardarrangement.

Verlaagd tarief De bv past in de jaren 2012 – 2016 over haar omzet uit parkeren het verlaagd tarief
van toen nog 6% toe. Deze omzet houdt vrijwel geheel verband met de PSF-arrangementen.
Een deel van de ontvangen vergoedingen daarvoor is geboekt als ‘omzet parkeren’. Voor
de rest vloeit die omzet voort uit vergoedingen die aan niet-gasten in rekening zijn
gebracht voor parkeren op het besloten parkeerterrein. Dat komt echter sporadisch
voor. Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat de bv
over de omzet parkeren het normale tarief van 21% had moeten toepassen. Dit geldt
alleen voor zover die omzet is toe te rekenen aan het vervoer met de shuttlebus van
gasten die het PSF-arrangement hebben geboekt. Daarom krijgt de bv naheffingsaanslagen
omzetbelasting opgelegd. Maar de bv tekent beroep aan tegen deze naheffingsaanslagen.
Daarbij stelt zij dat het PSF-arrangement een ondeelbare economische prestatie is
waarvan splitsing kunstmatig zou zijn.

Te onderscheiden prestaties Hof Amsterdam meent dat het PSF-arrangement wel degelijk bestaat uit te onderscheiden
prestaties. Dat de bv maar één prijs hanteert, is onvoldoende om te stellen dat sprake
is van een ondeelbare economische prestatie. Het hof ziet het parkeren als een dienst
die los staat van overnachting. Bij het PSF-arrangement is de langparkerendienst zelfs
relatief gemakkelijk te splitsen. Het is immers deze dienst waar de klant € 40 extra
voor betaalt. Evenmin kan men zeggen dat het lang parkeren het verblijf optimaliseert.
Het hof verklaart daarom het beroepschrift van de bv ongegrond. De bv krijgt wel een
immateriële schadevergoeding toegekend vanwege een overschrijding van de redelijke
termijn.

Bron: Hof Amsterdam 12-01-2023 (gepubl. 07-03-2023)

Niet uitvoeren herinvesteringsplannen: overtollig geld

Als een ondernemer een dalende omzet heeft en zijn herinvesteringsplannen niet uitvoert,
hoeft hij vaak niet zo veel liquide middelen aan te houden. De fiscus kan dan overtollige
liquide middelen als box 3-vermogen zien.

Een man drijft een eenmanszaak en houdt zich in die hoedanigheid bezig met advies
en consultancy. In zijn aangiftes IB/PVV over 2017 en 2018 geeft hij aan wat op de
balansdata de saldi aan liquide middelen in zijn eenmanszaak zijn. De beginbalans
van 2017 meldt een bedrag van € 849.891 aan liquide middelen. Op de eindbalans van
2017 en de beginbalans van 2018 staat een bedrag van € 626.797 aan liquide middelen.
Ultimo 2018 bedragen de liquide middelen in de onderneming € 466.927.
De inspecteur stelt dat de eenmanszaak overtollige liquide middelen heeft die in box
3 thuishoren. Na bezwaar van de ondernemer stelt de Belastingdienst dat voor 2017
een bedrag van € 153.000 aan liquide middelen volstaat. Daarvan dient € 109.000 ter
dekking van de fiscale oudedagsreserve, € 16.000 voor lopende uitgaven en € 28.000
als reservering van een bedrijfsauto. Voor 2018 meent de fiscus dat de eenmanszaak
slechts € 118.000 aan liquide middelen nodig heeft. Daarvan ziet € 80.000 op de fiscale
oudedagsreserve en lopende uitgaven en € 28.000 op de bedrijfsauto. Daarnaast staat
de Belastingdienst een bedrag van € 7.000 toe voor de reservering van zonnepanelen
en € 3.000 als voorziening voor automatiserings- en communicatiemiddelen. Na bezwaar
van de ondernemer neemt de inspecteur een bedrag van € 165.000 in aanmerking als werkkapitaal.
Uiteindelijk gaat in 2017 en 2018 € 696.891 respectievelijk € 461.797 van het ondernemingsvermogen
over naar box 3.
Vervolgens gaat de ondernemer in beroep. Rechtbank Den Haag verlangt van de inspecteur
dat hij aannemelijk maakt waarom sprake is van overtollige liquide middelen. Daar
slaagt hij in. De eenmanszaak heeft een beperkte omvang en al vóór de coronacrisis
een dalende omzet. De ondernemer is evenmin de jongste meer. Bovendien heeft hij zijn
plannen om te herinvesteren en onroerend goed te verwerven niet uitgevoerd. Daarmee
is niet aannemelijk is dat hij binnen afzienbare tijd grote investeringen zal gaan
doen. Wat dat betreft zijn de correcties van de Belastingdienst terecht.

Bron: Rb. Den Haag 19-12-2022 (gepubl. 07-03-2023)

Handboek Loonheffingen 2023 gepubliceerd

Het ‘Handboek Loonheffingen 2023’ is beschikbaar op de site van de Belastingdienst.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • In paragraaf 1.3 wordt aangegeven dat voor betalingen/verstrekkingen aan zogenoemde
    niet-natuurlijke personen (zoals een vof, maatschap, stichting, vereniging, vennootschap)
    geen opgaaf van uitbetaalde bedragen aan derden hoeft te worden gedaan.

  • Gewijzigd standpunt over tijdelijke urenuitbreiding (paragraaf 7.2). Niet in alle
    gevallen ziet de Belastingdienst een tijdelijke urenuitbreiding als een afzonderlijke
    arbeidsovereenkomst.

  • In paragraaf 7.2 is de voorwaarde toegevoegd dat voor een BBL-leerling, voor het van
    toepassing zijn van de lage AWf-premie, de praktijkovereenkomst of de daarmee samenhangende
    arbeidsovereenkomst vanaf 2023 geen uitzendbeding mag bevatten.

  • Verduidelijking aanwijzing loon uit vroegere dienstbetrekking als eindheffingsloon
    (paragraaf 10.1.1): Loon uit vroegere dienstbetrekking mag men in een uitzonderingssituatie
    aanwijzen als eindheffingsloon. Eerder schreef de Belastingdienst dat dat alleen kon
    als de werkgever de werknemer daarnaast ook nog loon betaalt waarop de arbeidskorting
    van toepassing is. Maar dat is iets ruimer: dat geldt in het algemeen als er ook nog
    sprake is van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.

  • In paragraaf 14.5.1 is een Let op 2 toegevoegd waarin wordt aangegeven dat als de Belastingdienst langer dan gebruikelijk
    doet over het afhandelen van een verzoek tot het opleggen van een naheffingsaanslag
    (evt. naar aanleiding van een correctie), dat de Belastingdienst met ingang van 2023
    tot uiterlijk 10 weken na ontvangst van het verzoek of correctie belastingrente berekenen,
    ook als de behandeltermijn langer is.

  • Vervallen doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon. In paragraaf 18.1 over aandeelhouders
    (en eventuele partners) met een aanmerkelijk belang is onder het kopje Berekening
    gebruikelijk loon in een nieuwe Let op aangeven wat de doelmatigheidsmarge tot en met 2022 was en dat die per 2023 is vervallen.
    In 18.1 geeft de Belastingdienst ook aan dat met een formulier in vooroverleg kan
    worden getreden met de Belastingdienst.

  • In paragraaf 19.4.4 wordt uitgelegd dat met ingang van 2023 jaarlijks een keuze moet
    worden gemaakt of de werkelijke extraterritoriale kosten worden vergoed of dat de
    30%-regeling wordt toegepast.

  • In paragraaf 20.1.1 is de verwijzing naar de oude verordening (basisverordening nr.
    1408/71 en toepassingsverordening nr. 574/72) verwijderd omdat die in 2023 niet meer
    van toepassing zijn.

  • Het onderdeel salarysplit bij sociale zekerheid is verwijderd omdat dit niet van toepassing
    is bij sociale zekerheid.

  • In paragraaf 20.4 is opgenomen dat de afspraken voor sociale zekerheid over thuiswerken
    zijn verlengd tot en met 30 juni 2023.

  • In paragraaf 22.4 is hybride werken en het gebruik van werkhubs toegevoegd naar aanleiding
    van een toezegging door het kabinet in de Kamerbrief van 20 juni 2022.

  • In paragraaf 23.3.24 is het stroomschema aangepast en een fout hersteld. Er stond
    ‘werkelijke waarde van het privégebruik min 10% van de grondslag’. Dat moest 6% zijn.

In het versiebeheer voorin staat een volledig overzicht van de wijzigingen.

Bron: Belastingdienst, 06-03-2023

© lArcade 2024