Inloggen

Archief

Loon naar werken?

Met enige regelmaat wordt in procedures het standpunt ingenomen dat een betaling – bijvoorbeeld een ontslagvergoeding – geen loon is, omdat er geen verrichte arbeid tegenover staat. Zo ook onlangs in een procedure tot aan de Hoge Raad.
De zaak betrof een werknemer die met de werkgever een vaststellingsovereenkomst had gesloten om de financiële gevolgen van de beëindiging van zijn dienstbetrekking te regelen. In de vaststellingsovereenkomst staat onder meer dat de werkgever een bedrag van € 85.000 bruto opgenomen als vergoeding van immateriële schade. De werkgever heeft over dit bedrag loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden. De werknemer gaat hiertegen in bezwaar en beroep, maar heeft zowel bij Hof Arnhem-Leeuwarden als de Hoge Raad geen succes. De Hoge Raad geeft aan dat voor de vraag of sprake is van loon uit dienstbetrekking van belang is of er een causaal verband is met de dienstbetrekking. Het gaat er dus niet om of de betaling een beloning vormt voor de verrichte arbeid. Van loon is dus – in beginsel – al sprake wanneer de betaling uit dienstbetrekking wordt genoten. Ook een vergoeding voor psychisch leed, dat inherent is aan de afwikkeling van de dienstbetrekking, behoort dus tot het loon. De Hoge Raad blijft dus de lijn hanteren dat de dienstbetrekking de bron van loon is, niet de arbeid. Bron: HR 20-11-2015

Meer mensen beschikbaar; werkloosheid neemt toe

Doordat meer mensen, die eerder niet actief waren op de arbeidsmarkt, de afgelopen drie maanden naar werk zijn gaan zoeken zonder direct een baan te vinden, is de werkloosheid toegenomen. Het aantal werkenden bleef vrijwel gelijk waardoor de werkloosheid in deze periode met gemiddeld 4.000 per maand toenam. In oktober was 6,9% van de beroepsbevolking werkloos. Het aantal werklozen ligt met 616.000 nog wel onder het niveau van januari toen de werkloosheid weer ging dalen
Oktober 2015 telde 421.000 lopende WW-uitkeringen, 5.000 meer dan in september en vrijwel evenveel als in oktober vorig jaar. Het aantal uitkeringen aan jongeren tot 25 jaar nam met 8,1% relatief het sterkst toe. De toename bij de jongeren kan grotendeels verklaard worden door de stijging vanuit seizoengevoelige sectoren zoals de horeca en de landbouw, waar jongeren sterk vertegenwoordigd zijn. Onder 55-plussers nam het aantal uitkeringen met 0,6% slechts licht toe in oktober. De werkloosheid is de afgelopen drie maanden zowel onder jongeren als onder mensen van 45 jaar en ouder toegenomen. Was in juli nog 11,3% van de jongeren werkloos, in oktober is dit gestegen tot 11,6%. Bij 45-plussers was er een toename van 6,4 naar 6,6%. Voor beide groepen is dit percentage vrijwel gelijk aan dat van januari. Van de 25- tot 45-jarigen was 5,4% werkloos in oktober. In januari was dat nog 6,1%. Daarna daalde het tot 5,4% in juli en sindsdien is het op hetzelfde niveau gebleven. In Nederland wonen 12,7 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar. In oktober had 65,4% van hen betaald werk, oftewel 8,3 miljoen mensen. Het gaat hierbij om 4,5 miljoen mannen en 3,8 miljoen vrouwen. Sinds januari zijn er 21.000 mensen met betaald werk bijgekomen. Daarnaast waren er 616.000 mensen werkloos in oktober. De werkloosheid is in de afgelopen drie maanden met gemiddeld 4.000 per maand toegenomen. In het half jaar daarvoor nam de werkloosheid nog met gemiddeld 7.000 per maand af. Mannen zijn iets vaker werkloos dan vrouwen. De overige 3,8 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar behoren niet tot de beroepsbevolking: zij hadden geen baan, maar waren tegelijkertijd niet op zoek of niet direct beschikbaar. Buiten de beroepsbevolking zijn vrouwen met 2,2 miljoen in de meerderheid. UWV verstrekte tot en met oktober dit jaar 478.000 nieuwe WW-uitkeringen, 4,4% minder dan in dezelfde periode vorig jaar. Aan jongeren tot 25 jaar werden ruim 13% minder nieuwe uitkeringen verstrekt, terwijl onder 55-plussers het aantal nieuwe uitkeringen juist met bijna 10% toenam. UWV ziet in de meeste sectoren een daling van het aantal nieuwe uitkeringen. Uitzondering is de sector vervoer en opslag met een stijging van bijna 12%. Bron: CBS 19-11-2015

Onderzoek naar afschaffen blauwe envelop

De Nationale ombudsman overweegt een onderzoek naar het afschaffen van de blauwe envelop. Sinds de Belastingdienst is gestart met het digitale berichtenverkeer – en dus minder per post verstuurd – zou het aantal klachten bij de Ombudsman zijn toegenomen.
Volgens berichten in de Telegraaf zouden half november al 300 klachten over dit onderwerp bij de Ombudsman zijn binnengekomen. De ouderenbonden (Unie KBO, ANBO en PCOB) hebben zelfs een speciaal meldpunt ingericth: ­www.dagblauweenvelop.nl, waar al 500 reacties zijn binnengekomen. En dat voordat de bonden ruchtbaarheid hebben gegeven aan het meldpunt in hun papieren media. Al eerder heeft de Ombudsman aan de bel getrokken bij overheidsinstanties die alleen nog maar via het digitale kanaal bereikbaar waren. Volgens de Ombudsman dienen ze een alternatief te bieden. De Kamerleden Omtzigt (CDA) en Schouten (ChristenUnie) hebben naar aanleiding van de klachten die bij de ouderenbonden binnenkwamen inmiddels vragen gesteld aan de staatssecretaris van Financiën. Bron: De Telegraaf, 21-11-2015

Ondernemende stichting kon recht op aftrek voorbelasting niet hard maken

Een stichting die fondsen werft voor voedselbanken heeft volgens de rechtbank als hoofdactiviteit een activiteit die niet in het economisch verkeer plaatsvindt. Weliswaar ontplooit de stichting ook ondernemingsactiviteiten, maar omdat niet aannemelijk is gemaakt dat daaraan enige voorbelasting is toe te rekenen, kon deze niet in aftrek worden gebracht.
Een stichting zamelt fondsen in voor een andere stichting waarbij meerdere voedselbanken zijn aangesloten. Een van de activiteiten bestaat uit het businessplan 'één voor voedsel’ waarbij gasten van restaurants een donatie kunnen doen van € 1 per couvert. Deelnemende restaurants worden onder meer vermeld op een website en een communicatiepakket . De verwachting is dat ‘Eén voor voedsel’ als een keurmerk zal gaan werken en dit uiteindelijk om marketingtechnische redenen een argument zal zijn om mee te doen. Daartegenover staat wel dat de deelnemende restaurants een fee moeten betalen. Tijdens een pilot in het eerste jaar is de korting voor de restaurants echter 100%. In 2014 volgt een nieuwe pilot met een korting van 80% op de fee van € 8,33 per maand. In 2013 ontvangt de stichting € 334 aan donaties van de restaurants. Daarnaast ontvangt zijn nog twee donaties van € 25.000 en € 45.000, onder andere van de stichting van voedelsbanken. Hiermee zijn de projectkosten en algemene kosten gefinancierd. De stichting is aanvankelijk niet als ondernemer voor de btw aangemerkt, maar na de inspecteur over haar activiteiten hebben ingelicht wordt de stichting toch als btw-ondernemer aangemerkt. Vervolgens doet de stichting over de tijdvakken april tot en met september 2013 aangifte, met verzoeken om teruggave van in totaal € 5.833. Vervolgens beoordeelt de inspecteur opnieuw het ondernemerschap en komt tot de conclusie dat hier geen sprake van is. De verleende teruggaven worden ongedaan gemaakt met naheffingsaanslagen. Volgens de rechtbank ontplooit de stichting verschillende activiteiten: ontwikkeling van het fondsenwervingsproject en de feitelijk uitvoering ten behoeve van de voedselbanken en activiteiten ten behoeve van de restaurants. Daarbij zijn de fondsenwervende activiteiten de hoofdactiviteit. Vast staat dat in 2013 ontvangen donaties geen vergoeding waren voor een verleende dienst. Anders dan de inspecteur is de rechtbank wel van mening dat de stichting economische activiteiten verricht ten behoeve van de restaurants. Het doel is weliswaar fondsenwerving, maar er is ook sprake van prestaties tegen vergoeding. Deze waren in het begin echter nog gering. Omdat er sprake is van zowel economische als niet-economische activiteiten moet de aan de stichting in rekening gebrachte voorbelasting in beginsel worden gesplitst in een deel waarvoor aftrek bestaan en een deel waar geen recht voor aftrek voor bestaat en in geval van de algemene kosten pro rata. Omdat echter geen inzicht is gegeven in de precieze aard van de aan de stichting geleverde goederen en diensten en evenmin in het gebruik ten dienste van de economische en niet-economische prestaties, heeft de inspecteur terecht in de onderhavige tijdvakken geen aftrek van voorbelasting toegestaan. Bron: Rb. Gelderland 12-11-2015

In drie stappen naar Deregulering beoordeling arbeidsrelatie

In een brief aan de Eerste Kamer geeft staatssecretaris Wiebes aan hoe hij de overgang naar de werkwijze van het wetsvoorstel Deregulering beoordeling arbeidsrelatie wil realiseren. Na overleg met organisaties van opdrachtnemers en opdrachtgevers heeft hij een transitieplan met drie fases opgesteld.
Het transitieplan is na overleg met FNV Zelfstandigen, PZO-ZZP, Zelfstandigen Bouw, ZZP Nederland, VNO-NCW en MKB Nederland opgesteld. Het plan kent drie fases: tot 1 april 2016: voorbereiding 1 april 2016 tot 1 januari 2017: implementatie daarna: nieuwe werkwijze geldt onverkort. Tijdens de eerste fase, de voorbereiding, blijft de VAR nog gewoon geldig. Opdrachtgevers kunnen er zekerheid aan ontlenen. Heeft men een VAR, dan blijft die geldig tot 1 april 2016, heeft men geen VAR of zijn de omstandigheden gewijzigd, dan kan nog altijd een VAR worden aangevraagd. In deze voorbereidingsfase zal naast voorlichting het opstellen van model- en voorbeeldovereenkomsten belangrijk zijn. In samenspraak met organisaties van opdrachtnemers en opdrachtgevers is besloten om in de voorbereidingsfase niet meer te streven naar ongeveer 40 voorbeeldovereenkomsten. De Belastingdienst zal (samen met deze organisaties) meer algemene modelovereenkomsten ontwikkelen, die in een groot aantal situaties en sectoren toepasbaar zijn. In de tweede fase, van 1 april 2016 tot 1 januari 2017, moet de nieuwe werkwijze worden geïmplementeerd. In de implementatiefase geldt de VAR niet meer, er kan dus voor de situatie na 1 april 2016 geen zekerheid meer aan worden ontleend. Verwacht wordt dat opdrachtnemers en –gevers gaan werken volgens de nieuwe werkwijze met een model- of voorbeeldovereenkomst of een individuele overeenkomst die zij aan de fiscus voorleggen. De Belastingdienst zal in deze fase wel controleren, maar niet bestraffen (tenzij er overduidelijk sprake is van grove schuld en opzet; de inspecteur moet dit aantonen!). De nadruk zal liggen op voorlichting en zo mogelijk een helpende hand. Voor opdrachtnemers en –gevers geldt wel inspanningsverplichting om hun werkwijze in overeenstemming te brengen met de overeenkomst waarmee wordt gewerkt. Na 1 januari 2017 tenslotte wordt er vanuit gegaan dat er volgens de nieuwe werkwijze wordt gewerkt. Er wordt dan ofwel buiten dienstbetrekking gewerkt, ofwel er moeten loonheffingen worden afgedragen en voldaan. De Belastingdienst zal een correctieverplichting of naheffingsaanslag opleggen indien er sprake is van een dienstbetrekking en niet geen loonheffingen worden afgedragen en voldaan. Bron: MvF 16-11-2015

© lArcade 2024