Inloggen

Archief

Terugkerende zoon geen kraakwacht

Verblijft men voor enige tijd in het buitenland, dan kan men de eigenwoningregeling voortzetten, mits men de woning niet ter beschikking stelt aan een derde. Een gezinslid, bijvoorbeeld een kind, die in de woning achterblijft is hiervoor geen probleem. Maar was het kind al uit huis, en keert het dan terug, dan wordt het gezien als een derde en kan men de eigenwoningregeling niet voortzetten.
Een werknemer is van januari 2009 tot en met mei 2013 uitgezonden naar het buitenland. Eerst woont zijn jongste zoon, die op het moment van uitzending nog thuis woonde, nog een tijdje in de ouderlijke woning maar vanaf 2010 wordt zijn plek ingenomen door een oudere broer, die destijds al het ouderlijk nest had verlaten wegens studie in Leiden. Volgens de inspecteur kwalificeert de woning nu niet meer als eigen woning, omdat hij aan een derde ter beschikking wordt gesteld. De vader van beide jongens betwist dat: de jongste zoon die ging studeren ruilde van woning met zijn oudere broer, die terugkwam om de woning niet leeg te laten. Als een soort kraakwacht dus. De vader beriep zich daarbij op een arrest van de Hoge Raad over eigenwoningregeling bij uitzending. De Hoge Raad oordeelde dat een woning niet aan een derde ter beschikking wordt gesteld als de woning niet wordt verhuurd en als niet wordt gedoogd dat derden de woning gebruiken, zoals het geval is bij een kraakwacht. Volgens de rechtbank heeft de vader in dit geval echter niet aangetoond dat de oudste zoon als kraakwacht fungeerde. Eerder lijkt woningruil het hoofdmotief. Hij had zijn studie afgerond en nu mocht zijn jongere broer zijn woning in Leiden betrekken. Bovendien stond de ouderlijke woning de oudste zoon gewoon ter beschikking. Dat de woning daardoor niet onbeheerd bleef, was volgens de rechtbank van bijkomstige aard. Bron: Rb. Den Haag 25-06-2015 (publ. 14-08-2015)

Let op met buitenlandse betaalkaarten

De Belastingdienst heeft een nieuwe manier gevonden om niet in Nederland opgegeven buitenlands vermogen te traceren. De fiscus analyseert transacties die belastingplichtigen in Nederland doen met buitenlandse betaalkaarten. Daarbij wordt gekeken of de kaarten zijn gekoppeld aan vermogen in het buitenland waarover vermoedelijk geen belasting wordt betaald.
Naar aanleiding van die onderzoeken heeft de FIOD de afgelopen weken in drie strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen en belastingfraude vijf panden doorzocht. Daarbij is voor meer dan € 1.000.000 beslag gelegd op onroerend goed, bankrekeningen, luxegoederen en contant geld. De onderzoeken zijn gestart omdat de verdachten gebruik hebben gemaakt van een betaalkaart die is gekoppeld aan een buitenlandse bankrekening. De uitgaven met de betaalkaarten lijken niet te verklaren uit het inkomen of vermogen dat zij aan de Belastingdienst hebben opgegeven. Het ging onder meer om een markthandelaar die bij verschillende casino’s in Nederland grote bedragen had opgenomen of besteed en om een beroepsgokker en een autohandelaar die contant geld opnamen. De Belastingdienst zal in de komende periode meer kaarthouders in haar toezicht betrekken. De verwachting is dat dit leidt tot meer belastingaanslagen en boetes. Ook strafrechtelijk onderzoek behoort tot de mogelijkheden. Inkeren is voor een belastingplichtige met verzwegen buitenlands vermogen natuurlijk altijd nog mogelijk. Wel moet men er rekening mee houden dat de boete voor belastingplichtigen die gebruik willen maken van de inkeerregeling met ingang van 1 juli 2015 is verhoogd tot 60% van de ontdoken belasting. Maar dat is nog altijd aanzienlijk minder dan de boete die men riskeert bij niet inkeren. Bron: OM 18-08-2015

Hogere opbrengst kartelboetes verwacht

Minister Kamp van Economische Zaken verwacht een hogere opbrengst voor kartelboetes als gevolg van de verhoging van de maximale boetes die de Autoriteit Consument en Markt (ACM) mag opleggen. In het wetsvoorstel Wet verhoging van de voor de ACM geldende boetemaxima zijn forse verhogingen van de boetes opgenomen.
Het wetsvoorstel verdubbelt het absolute boetemaximum voor alle overtredingen die de ACM kan beboeten van € 450.000 naar € 900.000. Daarnaast wordt voor lichte overtredingen het relatieve boetemaximum verdubbeld van 1% naar 2% van de omzet. Voor alle overtredingen komt er een absoluut en een relatief boetemaximum en het boetemaximum voor kartelboetes wordt afhankelijk gemaakt van de duur van het kartel. En bij recidive komt er een verdubbeling van de boete. Bij de behandeling in de Tweede Kamer van dit wetsvoorstel leek de minister er aanvankelijk op te rekenen dat als gevolg van dit wetsvoorstel de boeteopbrengst zal verminderen. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft hij echter aan dat dit genuanceerder ligt. De verwachte daling van de boete-inkomsten hing samen met de afronding van de bouwfraudezaken. Deze hadden tijdelijk tot gemiddeld hogere jaarlijkse boete-inkomsten geleid. Nu gaat hij uit van een verhoging van een hogere opbrengst vanaf 2017 (circa 10 miljoen) ten opzichte van de aanvankelijke inschatting. Overigens benadrukt de bewindsman dat hogere boete-inkomsten nadrukkelijk niet het doel zijn van het wetsvoorstel. ‘Het doel van dit wetsvoorstel is een vergroting van de preventieve afschrikwekkende werking van de wettelijke boetemaxima en daarmee van de effectiviteit en efficiëntie van het markttoezicht van de ACM, opdat marktorganisaties de geldende wet- en regelgeving beter naleven.’ Bron: SC Online, 17-08-2015

Let op de inhoudingsplicht

Maar al te vaak wordt aangenomen dat ingeval van grensoverschrijdende arbeid de inhoudingsplicht eenvoudig te bepalen is aan de hand van de in een belastingverdrag uitgewerkte 183-dagen regeling. Verblijft een uitgezonden werknemer voor minder dan 183 dagen over de grens, dan zou er niets veranderen voor de inhoudingsplicht. Maar de toewijzing van de inhoudingsplicht houdt vaak meer in dan het tellen van dagen, zeker bij het inlenen en uitlenen van arbeidskrachten. Dit ondervond een Belgische werkgever die werknemers voor opdrachten naar Nederland uitzond.
De betreffende werknemers werkten minder dan 183 dagen in Nederland, maar toch liep de Belgische werkgever tegen naheffingsaanslagen loonheffing, met toepassing van het anoniementarief, aan. Volgens de fiscus, en dit is door Rechtbank Zeeland West-Brabant onlangs bevestigd, was de werkgever wel degelijk inhoudingsplichtig in Nederland. In dit geval was er namelijk sprake van uitlening van arbeidskrachten en dan kan sprake zijn van materieel werkgeverschap met daaraan verbonden heffingsrecht voor het werkland. In de Wet op de Loonbelasting is een regel opgenomen die bepaalt dat een dienstverlener inhoudingsplichtig is als hij als intermediair optreedt bij de terbeschikkingsstelling van arbeidskrachten voor werkzaamheden in Nederland. In combinatie met materieel werkgeverschap, betekent dit dat de uitlener vanaf de eerste werkdag loonbelastingverplichtingen heeft. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 15-06-2015 (publ. 11-08-2015)

Toon uitsluitend zakelijk gebruik auto aan

Als een auto ter beschikking is gesteld en alleen zakelijk wordt gebruikt, dient een kilometeradministratie te worden opgesteld om aan te tonen dat er privé niet met de auto is gereden of moet op een andere manier worden aangetoond dat de auto niet privé mag worden gebruikt. Een mondeling verbod ten aanzien van dat privégebruik is onvoldoende.
Een houdstermaatschappij is eigenaresse van een auto. Bij de houdstermaatschappij zijn drie werknemers in dienst die allemaal in privé over een auto beschikken. De auto van de zaak wordt vooral gebruikt om zakenrelaties naar bouwprojecten te vervoeren en af toe om zakenrelaties naar voetbalwedstrijden te vervoeren. De werknemers weten dat de auto niet voor privéritjes mag worden gebruikt, maar dit is niet schriftelijk vastgelegd. Na een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat de auto zakelijk is gebruikt maar dat geen privégebruik is aangegeven. Er volgen naheffingsaanslagen loonheffing. Volgens Hof Amsterdam is de inspecteur er in geslaagd aannemelijk te maken dat de auto aan één of meer werknemers van de houdstermaatschappij ter beschikking is gesteld. Vaststaat dat onder andere de dga de auto kon gebruiken voor werkzaamheden en dat ook gedaan heeft. Bovendien staat vast dat de dga over de sleutel van het kluisje op het bedrijfsadres kon beschikken waarin de autosleutel werd bewaard. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat als een auto ter beschikking is gesteld, de auto voor zakelijke en privédoeleinden kan worden gebruikt. Daar niet-contractueel is vastgelegd dat de auto niet privé mocht worden gebruikt, niet zonder meer aannemelijk is dat dat verbod feitelijk ook ten aanzien van dga zou gelden of effect zou hebben en geen kilometeradministratie is bijgehouden, is de houdstermaatschappij er niet in geslaagd aan te tonen dat de auto alleen zakelijk is gebruikt. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd. Bron: Hof Amsterdam 21-05-2015(publ. 05-08-2015)

© lArcade 2024