Inloggen

Archief

Toch volledige boete bij ontbrekende groene platen

Omdat de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling zijn geschonden, kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van 100%. De bezitsduur van de auto speelt daarbij geen rol en kan dan ook niet tot matiging van de boete leiden.
Rechtbank Breda oordeelde in 2012 dat een autohandelaar, die één van zijn groene nummerborden op een auto uit zijn handelsvoorraad in een wasstraat verloor, de naheffing motorrijtuigenbelasting volledig moest betalen maar dat de boete moest worden vastgesteld naar rato van de bezitsduur van de auto. Hof Den Bosch ging nog verder en oordeelde dat de boetebeschikking moest worden vernietigd en dat de naheffingsaanslag MRB moest worden verminderd. Volgens het hof kon de naheffingsaanslag worden gezien als bestraffing van een gedraging en was deze niet bedoeld als naheffing van belasting. Het feit dat de inspecteur een naheffing over twaalf maanden kan opleggen is volgens het hof dusdanig afschrikwekkend dat sprake is van een bestraffing. De inspecteur kan daarom niet ook nog een boete opleggen. De Hoge Raad is echter van oordeel dat sprake is van het naheffen van belasting als niet aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. De MRB wordt immers geheven omdat men beschikt over een kenteken en niet omdat men met het voertuig gebruik maakt van de weg. Het betreft hier dan ook een praktische maatregel om de uitvoerbaarheid van de wet te bevorderen. De naheffingsaanslag MRB is terecht opgelegd. Ook de boete is volgens ons hoogste rechtscollege ten onrechte vernietigd. Hof Arnhem-Leeuwarden moet dit onderzoeken. Volgens dit hof zijn de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling geschonden. Daarvoor kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van 100%. De bezitsduur van de auto speelt geen rol en kan niet tot matiging van de boete leiden. In een zaak waarin een autohandelaar aangaf dat de groene kentekenplaat aan de voorzijde van de auto was gestolen of verloren gegaan, oordeelde Hof Den Bosch, onder verwijzing naar het bovengenoemde arrest van de Hoge Raad, dat de inspecteur de naheffingsaanslag en de boete van 100% terecht had opgelegd. De bezitsduur van de auto leidt niet tot matiging van de boete. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 23-06-2015

Kleine werkgever: maak gebruik van overbruggingsregeling transitievergoeding

Per 1 juli 2015 zijn wijzigingen in het ontslagrecht uit de Wet werk en zekerheid in werking getreden. Een van de wijzigingen betreft de introductie van een transitievergoeding. Voor kleine werkgevers is er echter een overgangsregeling. Het UWV toetst of een werkgever aan de voorwaarden voor de overgangsregeling voldoet.
Werknemers (tijdelijk en vast) die ten minste twee jaar in dienst zijn geweest komen bij ontslag in aanmerking voor een transitievergoeding. De hoogte van die vergoeding is afhankelijk van de duur van het dienstverband en bedraagt een derde maandsalaris per dienstjaar en een half maandsalaris voor alle dienstjaren die de werknemer langer dan tien jaar in dienst is geweest. Voor kleine werkgevers is er een overgangsregeling. Werkgevers met minder dan 25 werknemers mogen, in geval van ontslag om bedrijfseconomische redenen, bij het bepalen van de transitievergoeding uitgaan van een startdatum van 1 mei 2013, ook al heeft het dienstverband langer geduurd. Voorheen waren zij bij het aanvragen van een ontslagvergunning bij het UWV namelijk geen ontslagvergoeding verschuldigd. De overgangsregeling, die duurst tot 1 januari 2020, moet hen in staat stellen om een potje op te bouwen voor de transitievergoeding. Het UWV toetst of een werkgever aan de voorwaarden voldoet om gebruik te kunnen maken van de overgangsregeling. De werkgever moet dan bij het aanvragen van het ontslag bij het UWV ook een verklaring overbruggingsregeling transitievergoeding aanvragen. Het UWV zal bij die toetsing nauw kijken of de informatie die de werkgever verstrekt bij de ontslagaanvraag naadloos aansluit op de informatie die verstrekt wordt bij het verzoek om een verklaring overbruggingsregeling transitievergoeding. Voor beide moeten werkgevers dan ook gebruik maken voor een verplicht gesteld formulier. Bron: UWV 7-07-2015 (Stcrt 2015, 24451)

Praktijkrichtlijn ondersteunt bedrijven bij MVO-risicomanagement

In opdracht van de SER-Commissie Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is door het Nederlands Normalisatie-instituut een praktijkrichtlijn ontwikkeld die internationaal opererende ondernemingen ondersteunt bij MVO-risicomanagement. De Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 9036 ‘Corporate social responsibility – Guidance for the integration of due diligence in existing risk management systems’ is tot stand gekomen met steun van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Zakendoen over de grens brengt ook risico’s op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) met zich mee. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld – direct of indirect – betrokken raken bij kinderarbeid, onveilige werksituaties of milieuvervuiling. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen is het belangrijk dat bedrijven dit soort risico’s zorgvuldig in kaart brengen om ze te voorkomen of op te lossen. Dit wordt wel due diligence of MVO-risicomanagement genoemd. De praktijkrichtlijn NPR 9036 ondersteut bedrijven hierbij. NPR 9036 vertaalt de OESO-richtlijnen en de Guiding Principles on Business and Human Rights van de Verenigde Naties (UNGP) naar de praktijk van bestaande risicomanagementsystemen. Grote bedrijven werken al met (risico)managementsystemen gebaseerd op ISO-normen. Deze praktijkrichtlijn maakt concreet hoe bedrijven hun bestaande managementsysteem en risicomanagementaanpak kunnen richten op due diligence in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en duurzaam ondernemen. Het integreren van due diligence in bestaande (risico)managementsystemen biedt verschillende voordelen. Het voorkomt dubbel werk en er kan worden voortgebouwd op bestaande ervaringen en kennis. Bestaande technieken kunnen worden toegepast en het bevordert dat due diligence onderdeel wordt van de reguliere processen van een bedrijf, zowel van de eigen processen als die van de partners in de waardeketen. NPR 9036 kan worden besteld via de website van NEN. De praktijkrichtlijn is Engelstalig, zodat bedrijven de inhoud gemakkelijker kunnen bespreken met hun internationale partners in de keten. De Nederlandstalige samenvatting is gratis beschikbaar via de website van de NEN. Bron: SER 22-07-2015

Meld betalingsonmacht tijdig! (vertrouw niet op een medewerker)

Een bestuurder moet betalingsonmacht tijdig melden bij de fiscus. Laat hij dit na, dan wordt hij aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven loonbelasting en omzetbelasting. Zich verschuilen achter een medewerkster die de melding zou hebben gedaan, biedt hierbij weinig soelaas.
De enig bestuurder van een bv wordt aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonbelasting over de periode december 2011 tot en met juli 2012 en omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011 tot en met het derde kwartaal 2012. In totaal gaat het om een aansprakelijkstelling voor € 85.987. Op 25 september 2012 vond er een gesprek plaats tussen de bestuurder en de inspecteur over de betalingsproblemen en de inspecteur hanteert dan ook die datum als de datum melding betalingsonmacht (de aansprakelijkstelling derde kwartaal omzetbelasting komt dan ook te vervallen). De bestuurder beroept zich er echter op dat al in maart melding is gedaan en wel door een administratief medewerker, maar het enige dat hij hiervoor kan aanvoeren is zijn stelling, dat de administratief medewerkster hem dit gezegd heeft. Een bestuurder kan nog onder aansprakelijkstelling uitkomen als hij aantoont dat het niet tijdig melden niet aan hem is te wijten. De man stelt dan ook dat hem niets te verwijten valt omdat hij er vanuit mocht gaan dat zijn administratief medewerkster, overeenkomstig de gegeven opdracht, de mededeling tijdig had gedaan. Daarmee maakt hij het volgens de rechter echter niet aannemelijk dat het niet tijdig melden niet aan hem te wijten is. Als bestuurder is hij immers zelf verantwoordelijk voor de financiële gang van zaken en dus ook voor de fiscale verplichtingen van de bv. Het beleggen van bepaalde werkzaamheden bij een medewerkster ontslaat hem niet van die verantwoordelijkheid. Bron: Rb. Den Haag 13-05-2015 (publ. 10-08-2015)

Dubbele baan leidt tot boete

Een taxichauffeur die binnen een maand acht maal het Arbeidstijdenbesluit vervoer overtrad werd geconfronteerd met een forse boete. Doordat hij naast zijn werk op de taxi ook nog fulltime werkte in een supermarkt nam hij niet de minimale rusttijd tussen de taxidiensten in acht.
Op 19 mei 2014 kreeg de taxichauffeur een controle van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Tegenover de inspecteur verklaarde hij desgevraagd dat hij naast zijn werk als zelfstandig taxichauffeur ook fulltime in dienst is bij Albert Heijn. De inspecteur heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de werktijden en genoten rusttijden van de chauffeur, zowel bij Albert Heijn als bij voor zijn eigen taxionderneming. De inspecteur constateert dat de chauffeur in de voorafgaande periode het Arbeidstijdenbesluit vervoer meermalen had overtreden. Dit besluit schrijft – in combinatie met de Europese Verordening 561/2006 – voor dat een taxichauffeur binnen elke periode van 24 uur ten minste een rusttijd heeft van 11 uur (of verkort 9 uur). En door die dubbele baan voldeed de man hier niet aan. Ander werk geldt namelijk niet als rusttijd. Een boete van € 4.500 was het gevolg. Zijn beroep bij de bestuursrechter te Utrecht leverde de man niets op. De inspecteur geeft daar aan dat de boete op zichzelf niet onredelijk is. Bij het tot stand komen van de boetebedragen is rekening gehouden met het gemiddeld inkomen van een taxichauffeur. Alleen hier gaat het om acht boetes voor acht overtredingen. Bij elkaar opgeteld is dat een fors bedrag. Ook de rechter vindt het boetebeleid voor overtredingen van de rusttijden voor taxichauffeurs niet onredelijk. Ook de toelichting van de inspecteur dat de man door overtreding van de rij- en rusttijden meer inkomen heeft gehad dan andere chauffeurs vindt gehoor bij de rechter. Het standpunt van de taxichauffeur dat de bedragen voor een taxichauffeur zonder meer disproportioneel zijn wordt dan ook niet gevolgd. De enkele omstandigheid dat een boete zwaarwegende financiële consequenties heeft voor een persoon is volgens de rechter op zichzelf ook geen reden om de boete te matigen. De chauffeur had aangegeven dat hij schulden heeft en het niet kan betalen, maar heeft dit niet onderbouwd. Ook in de overige door de taxichauffeur aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding voor matiging van de boete. Bron: Rb. Midden-Nederland 13-07-2015 Let op: per 1 januari van dit jaar zijn de rij- en rusttijden voor het taxivervoer aangescherpt. Thans geldt: in elke aaneengesloten periode van 24 uur een onafgebroken rusttijd van ten minste tien uur en in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uur een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uur.

© lArcade 2024