Inloggen

Archief

Inspecteur moet inschakeling postbedrijf bewijzen

Volgens de Hoge Raad moet een inspecteur niet alleen bewijzen dat de aanslagen naar
het juiste adres zijn gestuurd. Hij moet ook bewijzen aan welke postvervoerder hij
de aanslagen heeft aangeboden.

Aan een belastingplichtige zijn met dagtekening 28 juni 2017 aanslagen opgelegd. Op
30 november 2020 is daartegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk
verklaard. Het beroep is te laat ingediend. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde
beroep ongegrond verklaard omdat aannemelijk is dat de aanslagen naar het juiste adres
zijn verzonden, zodat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Zoals de Hoge Raad op 17 juni
2022 in een eerder arrest heeft geoordeeld, moet de inspecteur niet alleen bewijzen
dat de aanslagen naar het juiste adres zijn gestuurd. Hij moet ook aantonen aan welk
postbedrijf hij die aanslagen heeft aangeboden. In dit geval is dat niet duidelijk.
De Hoge Raad heeft het verzet tegen de uitspraak op beroep gegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad 20-01-2023, Hoge Raad 17-06-2022

Kamervragen over schijnzelfstandigheid beantwoord

Minister van Gennip (SZW) heeft op Kamervragen geantwoord dat er geen harde cijfers
over het aantal schijnzelfstandigen beschikbaar zijn. Ook zijn geen cijfers beschikbaar
over de sectoren waarin slecht beloonde werknemers in schijnconstructies werken.

Volgens minister van Gennip is onderzoek nodig naar het individuele geval en de feiten
en omstandigheden waaronder wordt gewerkt en waaronder de opdracht wordt verricht,
om schijnzelfstandigheid vast te kunnen stellen. Het is daarom niet met zekerheid
te zeggen in welke sectoren werkenden (al dan niet laag geschoold) in schijnconstructies
werken.

Uitkomsten webmodule Het kabinet ontwikkelde een webmodule beoordeling arbeidsrelaties. Deze webmodule
moet opdrachtgevers meer duidelijkheid bieden over de kwalificatie van arbeidsrelaties.
Tijdens de pilotfase van de webmodule is gebleken dat met name de sectoren Bouwnijverheid,
Gezondheidszorg, Horeca en Transport-, opslag- en Communicatiebedrijven relatief hoog
scoren op ‘indicatie dienstbetrekking’. Dit kan een grove indicatie zijn dat in deze
sectoren relatief veel sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid, maar dat hoeft niet.
In de praktijk kan toch sprake zijn van een opdrachtnemer die zelfstandige is. Ook
kan bij nader inzien alsnog een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Ook kan niet gesteld
worden dat de gebruikers van de webmodule een representatief beeld vormen van de desbetreffende
sector.
Sectoren met lage uurtarieven In de sectoren Teelt onder glas, Personenvervoer over land, Overige vervoer en opslag,
Post en koeriers, Logiesverstrekking, Eet- en drinkgelegenheden, informatie en communicatie
overig, Beveiliging en Opsporing, Gezondheidszorg, Kunst en Cultuur, sport en recreatie
hebben 25% van de opdrachtnemers een uurtarief van € 15 of minder. Er is een zekere
mate van overlap tussen de sectoren die in de pilotfase van de webmodule relatief
hoog scoren op ‘indicatie dienstbetrekking’ en de uitbetaling van een relatief laag
tarief aan zzp’ers.

Handhaving De minister geeft aan dat op basis van objectieve kenmerken de meest risicovolle
sectoren of arbeidsrelaties handhavingsaandacht krijgen.

Bron: Min. SZW 16-01-2023

Btw-derving vanwege carrousselfraude in Nederland relatief laag

Zowel in de EU als in Nederland is het btw-gat de afgelopen jaren teruggebracht. Nederland
mist in vergelijking met andere EU-landen relatief weinig btw-inkomsten. Dat heeft
staatssecretaris Van Rij geantwoord op Kamervragen over het onderzoek naar btw-fraude
in de Europese Unie.

Er is geen recente schatting van de totale omvang van de btw-carrousselfraude in de
EU. De Europese Commissie voert wel ieder jaar onderzoek uit naar het btw-compliance-gat
(btw-gat). Dit is het verschil tussen de verwachte en de daadwerkelijk geïnde btw
van de EU-landen. De Europese Commissie heeft ingeschat dat 25% van het btw-gat komt
door btw-fraude. Voor het resterende deel van het btw-gat zijn andere oorzaken aan
te wijzen, zoals belastingoptimalisatie, administratieve fouten of faillissement.
Op 8 december 2022 is het meest recentste btw-gatrapport gepubliceerd. Hierin staat
dat voor de hele EU het btw-gat in 2020 € 93 miljard bedroeg, dat is 9,1% van de verwachte
btw-opbrengsten. Voor Nederland bedroeg het btw-gat in 2020 € 1,7 miljard.
De afgelopen jaren is zowel in de EU als in Nederland het btw-gat gedaald. Nederland
bevindt zich met een btw-gatpercentage van 2,8 bij de EU-lidstaten met de laagste
btw-gatcijfers. Spanje en Italië pakken de btw-fraude aan met digitale rapportageverplichtingen
voor btw-ondernemers. Nederland overweegt invoering van een dergelijk systeem niet
vanwege de hoge uitvoeringslasten en het relatieve lage btw-gat dat Nederland heeft
ten opzichte van andere EU-landen.

Bron: MvF 19-01-2023

Recht op belastingrente over onterechte box 3-heffing

Wie recht heeft op rechtsherstel in verband met het Kerstarrest, heeft in beginsel
ook recht op een vergoeding van belastingrente.

Een vrouw is in beroep gegaan tegen de vermogensrendementsheffing over de jaren 2016,
2017 en 2018. Bij zijn oordeel verwijst Hof Arnhem-Leeuwarden naar het Kerstarrest.
Het Kerstarrest heeft echter geen gevolgen voor aanslagen over jaren van vóór 2017.
Bij oudere jaren moet sprake zijn van een individuele en buitensporige last, wil de
belastingrechter in afwijking van de wet rechtsherstel bieden. Maar de vrouw maakt
niet aannemelijk dat de box 3-heffing over 2016 voor haar een individuele en buitensporige
last is geweest. De box 3-heffing over 2016 blijft dan ook in stand. Het hof oordeelt
dat wel een vermindering moet plaatsvinden van de aanslagen over 2017 en 2018.
De vrouw stelt daarnaast dat zij recht heeft op een vergoeding van belastingrente
omdat zij onverschuldigde belasting heeft betaald. Maar de inspecteur betwist dat
er een wetsbepaling is die hem verplicht in deze situatie de vrouw belastingrente
te vergoeden. Het hof bevestigt dat een nationale regeling ontbreekt die de vrouw
recht op een vergoeding van belastingrente geeft. Maar op grond van de Europese mensenrechten
en rechtspraak heeft de vrouw wel recht op zo’n vergoeding. Heeft namelijk een schending
plaatsgevonden van het Europees verdrag voor de rechten van de mens? En voorziet het
nationale recht van de betrokken staat niet of slechts gedeeltelijk in rechtsherstel?
Dan verplicht het verdrag deze staat tot het toekennen van een billijke genoegdoening
aan de benadeelde. Deze situatie is hier aan de orde. Daarom moet de Belastingdienst
de vrouw een vergoeding van belastingrente toekennen van in totaal € 1.686.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 17-01-2023 (gepubl. 18-01-2023)

Aandeel VvE-reserve waarderen op forfait bank- en spaartegoeden

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat voor de berekening rechtsherstel box 3 het aandeel
in VvE-reserves moet worden gewaardeerd als bank- en spaartegoed. Verder oordeelt
het hof dat voor de leegwaarderatio van de kale huur moet worden uitgegaan.


Een echtpaar bezit diverse woningen die in box 3 vallen. Daarnaast hebben zij een
eigen woning. Voor de eigen woning en enkele woningen die in box 3 vallen hebben ze
een aandeel in VvE-reserves. In 2018 is de WOZ-waarde van een woning € 194.000. Voor
de verhuur van die woning ontvangt het echtpaar € 790 per maand, bestaande uit € 650
kale huur en € 140 voor bijkomende diensten. Voor een andere woning bedragen de ontvangen
huur en de vergoeding voor bijkomende diensten per maand € 825. De WOZ-waarde bedraagt
€ 199.000. Het echtpaar is voor 90% eigenaar van deze woning. In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden
is de bepaling van de leegwaarderatio voor de twee woningen. Ook is in geschil de
waardering van de VvE-reserves in het kader van het rechtsherstel box 3.
Het hof oordeelt dat de ontvangen maandelijkse kale huur uitgangspunt voor het bepalen
van de leegwaarderatio is. Volgens het hof moet de eerste woning met WOZ-waarde € 194.000
voor box 3, uitgaande van een kale huur van € 7.800 per jaar, gewaardeerd worden op
€ 129.980. Dit is 67% van € 194.000. Voor de tweede woning gaan partijen voor het
bepalen van de leegwaarderatio uit van een waarde van € 161.100. 67% hiervan is € 107.937.
Uitgangspunt hiervoor is een jaarlijkse kale huur van € 7.980.
Verder is het hof van oordeel dat onvoldoende rechtsherstel wordt geboden als het
fictieve rendement op het aandeel in VvE-reserves 5,38% (2018) bedraagt. Het hof bepaalt
daarom dat voor de waardering van het aandeel in de VvE-reserve het forfaitair rendement
van 0,12% geldt. Dat is het forfaitaire rendement voor bank- en spaarsaldi in 2018.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 10-01-2023 (gepubl. 20-01-2023)

© lArcade 2024