Voelt iemand zich gedrongen om een ander, die anders dan als werknemer werkzaamheden Een alleenstaande man heeft een legaat toegekend aan een vrouw die gedurende ongeveer Bron: Gerechtshof Den Haag 15-12-2022 (gepubl. 29-12-2022)
voor hem heeft verricht, een legaat toe te kennen? Zelfs dan is de legataris gewoon
erfbelasting verschuldigd.
vijftien jaar een groot aantal huishoudelijke werkzaamheden voor hem heeft verricht.
Afgezien van een klein geldbedrag om wasmiddelen te kopen, heeft zij geen vergoeding
ontvangen voor haar werkzaamheden. De vrouw stelt dat het legaat valt onder de zogeheten
werknemersvrijstelling. In dat geval is het vrijgesteld van erfbelasting. Omdat een
arbeidsovereenkomst ontbreekt, slaagt haar beroep op de werknemersvrijstelling niet.
Maar de vrouw probeert het nog eens in hoger beroep. Nu neemt zij als standpunt in
dat de verkrijging niet krachtens erfrecht heeft plaatsgevonden, maar op grond van
een natuurlijke verbintenis. Volgens haar zou de erflater zich gedrongen hebben gevoeld
om haar een legaat toe te kennen. Daarmee heeft hij voldaan aan een natuurlijke verbintenis,
aldus de vrouw.
Hof Den Haag stelt echter vast dat het legaat is opgenomen in het testament van de
erflater. Het toegekende vorderingsrecht is zes maanden na het overlijden opeisbaar.
Dat vorderingsrecht is dus ontstaan met het overlijden van de erflater. Zo lang de
man leefde, heeft de vrouw geen aanspraak kunnen maken op het legaat. Daarom kan geen
sprake zijn van een schenking, laat staan een vrijgestelde schenking onder de levenden.
De Belastingdienst heeft het legaat terecht aangemerkt als erfrechtelijke verkrijging
en in de heffing van erfbelasting betrokken.
In 2022 stegen de cao-lonen met 3,2 procent ten opzichte van 2021, de grootste toename In het laatste kwartaal van 2022 waren de cao-lonen 3,6 procent hoger dan in hetzelfde De ontwikkeling van de consumentenprijzen (cpi) is 10 januari bekend, maar deze zal Grootste stijging bij sector overheid In 2022 stegen de lonen het meest bij de sector overheid; met 4,1 procent. In de sector Grootste loonstijging in bedrijfstak onderwijs Op het niveau van bedrijfstakken stegen de lonen in 2022 met 5,2 procent het meest De bedrijfstak vervoer en opslag (4,6 procent) is de tweede grootste stijger in 2022. Contractuele loonkosten met 3,6 procent gestegen De contractuele loonkosten; de cao-lonen plus werkgeverspremies, stegen met 3,6 procent Per 1 januari 2023 speelt de cao-loonontwikkeling een rol bij het vaststellen van Bron: CBS, 4 januari 2023
sinds 2008. De inflatie was flink hoger. In de bedrijfstak onderwijs was de loonstijging
het grootst. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
kwartaal een jaar eerder. Dit is de grootste cao-loonstijging in twintig jaar.
ruim boven die van de cao-lonen liggen. In de eerste elf maanden van 2022 was de gemiddelde
toename van de cpi 10,0 procent. Daarmee is de reële cao-loonontwikkeling (de cao-loonontwikkeling
gecorrigeerd voor inflatie) rond de -6 procent in 2022. Sinds de start van de publicatie
van deze jaarcijfers in 1973 is zo’n groot verschil tussen cao-loonstijging en inflatieontwikkeling
nog niet voorgekomen.
gesubsidieerde instellingen en de sector particuliere bedrijven namen de lonen toe
met respectievelijk 3,3 en 3,0 procent. Vorig jaar had de sector overheid nog de kleinste
loonstijging (1,9 procent).
in het onderwijs. In het vierde kwartaal is de loonontwikkeling opgelopen naar 7,0
procent. De stijging in het onderwijs komt onder andere doordat dit jaar de lonen
in het primair en het voortgezet onderwijs gelijkgetrokken zijn.
In de bedrijfstakken landbouw, bosbouw en visserij en energievoorziening stegen de
lonen het minst met respectievelijk 2,0 en 2,2 procent.
in 2022 ten opzichte van een jaar eerder. Per kwartaal namen de loonkosten toe; in
het vierde kwartaal was de toename van de loonkosten 4,9 procent. Hiermee ligt de
ontwikkeling van de contractuele loonkosten hoger dan die van de cao-lonen. De vergelijking
met het laatste kwartaal vorig jaar valt hoger uit, omdat van augustus tot en met
december 2021 de WW-premie tijdelijk werd verlaagd. Daartegenover staat dat de werkgeversheffing
Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2022 is verlaagd ten opzichte van 2021.
de maximaal toegestane huurverhoging in de vrije sector.
Betaalt een dga aan zijn eigen bv boeterente vanwege een vroegtijdige aflossing op Een man met een eigen woning leent in 2012 € 100.000 van een bv waarvan hij de dga
zijn hypotheek om zo rentelasten naar voren te halen? Dan is sprake van vooruitbetaalde
rente die niet in het jaar van betaling aftrekbaar is.
is. De dga benut het geleende bedrag ten behoeve van zijn eigen woning. In beginsel
moet hij over het eerste jaar een interestvergoeding van 6,5% betalen en over de 29
volgende jaren 7,9% interest. In 2017 leent de dga nog eens € 50.000 van zijn bv ten
behoeve van zijn eigen woning. Over dit bedrag is hij de eerste dertig jaren 4,2%
per jaar aan interest verschuldigd. Voor beide leningen geldt dat de dga de bv kan
verzoeken gedurende een rentevaste periode het rentepercentage en/of de duur van de
rentevaste periode aan te passen. Eventueel kan de bv voorwaarden stellen aan het
inwilligen van dat verzoek. Volgens de leningsovereenkomsten moet de dga bovendien
een boeterente betalen als hij buiten de daarvoor bestemde tijdstippen aflost.
Rente is in latere jaren aftrekbaar
Op 7 december 2016 lost de dga € 25.000 op de lening af. Maar deze datum is volgens
de leningsovereenkomst geen aflossingsmoment. De bv brengt hem daarom zo’n € 34.078
aan boeterente in rekening. De dga wil dit bedrag over 2016 aftrekken als eigenwoningrente,
maar de Belastingdienst weigert deze aftrek. Daarop gaat de dga in beroep, maar Rechtbank
Den Haag is het eens met de weigering van de aftrek. Vervolgens gaat de dga in hoger
beroep. Hij verklaart tijdens de hoorzitting dat hij een fiscaal voordeel heeft willen
behalen door de aftrekbare rente naar voren te halen. De dga voorziet namelijk in
de jaren na 2016 een lager inkomen te behalen. Ook anticipeert de man hiermee op wetswijzigingen.
Hof Den Haag merkt de desbetreffende rente daarom aan als vooruitbetaalde rente. Deze
vooruitbetaalde rente is niet aftrekbaar in 2016, maar getemporiseerd aftrekbaar in
de daaropvolgende jaren.
Bron: Gerechtshof Den Haag 13 december 2022 (gepubliceerd 29 december 2022)
Met het formulier ‘Corona betaalregeling’ kunnen ondernemers de Belastingdienst online De ondernemer kan met het formulier om een of meer van deze drie aanpassingen vragen:
Kwartaalbetaling: betaling per kwartaal in plaats van per maand Betaalpauze: een keer een periode van maximaal zes aaneengesloten maanden of twee Verlenging: verlenging van de regeling naar maximaal zeven jaar Dit kan alleen als de ondernemer een betalingsregeling heeft voor minimaal € 10.000.
Voor het aanpassen van de betalingsregeling gelden voorwaarden. En de aanpassingen De Belastingdienst handelt het verzoek in principe af binnen acht weken nadat het Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 02-01-2023
vragen de betalingsregeling (tijdelijk) aan te passen.
aaneengesloten kwartalen stoppen met betalen
hebben gevolgen voor het termijnbedrag, het bedrag aan invorderingsrente en de looptijd
van de betalingsregeling. Op de internetsite van de Belastingdienst staat op de speciale
pagina Aanpassing betalingsregeling belastingschuld door bijzonder uitstel een verwijzing
naar het online formulier ‘Corona betaalregeling’.
verzoek is ontvangen. De Belastingdienst raadt ondernemers die een verzoek hebben
ingediend om de betalingsregeling aan te passen, maar nog geen bericht van de Belastingdienst
hebben ontvangen aan wel alvast te betalen volgens het verzoek. Houd er rekening mee
dat als het verzoek is afgewezen, de ondernemer dan de inmiddels opgelopen achterstand
direct moet inlopen.
De Landelijke Landbouwnormen 2022 zijn beschikbaar. Hierin staan de normbedragen voor Deze normen gelden alleen voor ondernemers en alleen voor agrarische activiteiten Bron: Belastingdienst, 3 januari 2023
2021 voor de meest gangbare kostenposten, en voor bepaalde bedrijfsmiddelen en voorraden
voor agrarische bedrijven.
in Nederland. Ondernemers moeten de normen gebruiken om de jaarwinst van het bedrijf
te bepalen en aan te geven in de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.