Inloggen

Archief

Inspecteur belast vertrekvergoeding in verkeerde jaar

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het genietingsmoment van een vertrekvergoeding voor
de werknemer het moment is waarop hij deze heeft ontvangen. De civiele rechtsverhouding
is bepalend voor het fiscale genietingsmoment.

Een man is met zijn ex-werkgever overeengekomen dat hij van zijn ex-werkgever een
vergoeding krijgt. Daarbij komen partijen overeen dat de werkgever de vergoeding uitbetaalt
in januari 2020. De ex-werkgever verwerkt de uitbetaling van de vergoeding in de loonaangifte
van het tijdvak december 2019. In beroep bij Rechtbank Gelderland is in geschil in
welk jaar het fiscale genietingsmoment van de vertrekvergoeding is, 2019 of 2020.
De inspecteur is van mening dat de vertrekvergoeding terecht in de aanslag IB/PVV
2019 is betrokken. De vertrekvergoeding is in de loonaangifte van december 2019 verwerkt
en daarmee op dat moment aan de man ter beschikking gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat het fiscale genietingsmoment van de vertrekvergoeding
het moment is waarop de man deze heeft ontvangen, dat is 13 januari 2020. Een inkomst
is namelijk vorderbaar als een recht op directe betaling bestaat. Daarbij moet het
bedrag kunnen worden opgevorderd en moet het inbaar zijn als de schuldeiser daarom
verzoekt. Vanwege de afspraak tussen de ex-werkgever en de man kon laatstgenoemde
bij zijn ex-werkgever de betaling niet in 2019 afdwingen. Het fiscale genietingsmoment
wordt bepaald door de civiele rechtsverhouding tussen de man en zijn ex-werkgever.
De manier waarop de ex-werkgever de vertrekvergoeding heeft verwerkt in zijn loonadministratie
is van belang voor de fiscale rechtsverhouding tussen de oud-werkgever en de Belastingdienst.
De rechtbank vermindert de aanslag IB/PVV met het bedrag van de vertrekvergoeding.

Bron: Rb. Gelderland 29-11-2022 (gepubl. 04-01-2023)

Milieulijst 2023 en Energielijst 2023 gepubliceerd

Het budget voor MIA wordt met ingang van 2023 structureel met € 48 miljoen per jaar
verhoogd. Ook het beschikbare budget voor de EIA 2023 wordt met € 100 miljoen verhoogd.

Met het aanvullende budget van € 48 miljoen kan de steun via MIA en Vamil meebewegen
met de gestegen investeringskosten als gevolg van onder andere inflatie en worden
mogelijkheden voor specifieke bedrijfsmiddelen verruimd. Dit kan nog onrendabele investeringen
in groene bedrijfsmiddelen die bijdragen aan klimaatdoelstellingen, circulaire economie,
en elektrificatie nét wel rendabel maken. Het voor de MIA beschikbare budget voor
2023 bedraagt € 192 miljoen. Het budget voor Vamil bedraagt € 25 miljoen voor 2023,
hetgeen onveranderd is ten opzichte van 2022.

Met het hogere budget wil het kabinet ondernemers die in 2023 energie- en CO2 zuinige
investeringen willen toepassen te ondersteunen. In de Energielijst voor 2023 wordt
rekening gehouden met de invloed van de fors hogere energieprijzen op de zogenoemde
terugverdientijden van opties die in de Energielijst zijn opgenomen. Sommige maatregelen
komen niet langer voor EIA in aanmerking aangezien de terugverdientijden zijn gedaald
tot onder een termijn van vijf jaar, of omdat ondersteuning reeds via andere wegen
plaatsvindt. Daardoor komt in 2023 naar verwachting voldoende budget beschikbaar voor
opties die ondanks de hogere energieprijzen verdere stimulering nodig hebben.

Meer informatie: RVO.nl/subsidies-financiering/miavamil en RVO.nl/subsidies-financiering/eia

Bron: Min. I&W 13-12 2022 en Min. EZK 10-12-2022

Besparing van omzetbelasting geen misbruik van recht

Neemt een dga een auto van de bv voor een te lage waarde over? Dan is sprake van een
verkapte winstuitdeling. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat die verkapte
winstuitdeling niet tot de maatstaf van heffing voor de omzetbelasting behoort.

In 2015 heeft een bv een Volvo aangeschaft voor € 93.400 (inclusief btw). De dga gebruikt
de auto voor privédoeleinden en zakelijke doeleinden. Na vijf jaar verkoopt de bv
de auto aan haar dga. Daarbij is een vergoeding overeengekomen van € 2.066 (exclusief
btw en rest bpm) en € 2.624 (inclusief btw en rest-bpm). Bij het indienen van de aangifte
omzetbelasting heeft de bv als vergoeding aangegeven € 24.484 (exclusief btw en rest-bpm)
en € 29.750 (inclusief btw en rest-bpm). Dit betreft de taxatiewaarde. De bv maakt
bezwaar tegen de eigen aangifte omzetbelasting en wil als vergoeding € 2.066 hanteren,
maar de inspecteur wijst dat af. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil
of sprake is van een levering onder bezwarende titel, misbruik van recht en of de
verkapte dividenduitkering tot de vergoeding behoort voor de omzetbelasting.
De rechtbank oordeelt dat sprake is van een levering onder bezwarende titel. Er bestaat
namelijk een rechtstreeks verband tussen de levering van de auto en de ontvangen tegenprestatie.
De dga betaalt de vergoeding uitsluitend voor levering van de Volvo.
Volgens de rechtbank is er geen sprake van misbruik van recht. Het betreft hier geen
samenstel van transacties met een kunstmatig karakter, maar een koop- en verkoopovereenkomst
tussen een bv en haar dga. De bv draagt daarbij de Volvo rechtstreeks over tegen de
vooraf overeengekomen vergoeding. De besparing van omzetbelasting door de lage vergoeding
is onvoldoende om te concluderen tot misbruik van recht. In de Nederlandse wetgeving
ontbreekt een bepaling die de vergoeding in gelieerde verhoudingen corrigeert naar
de normale waarde.
De verkapte dividenduitkering behoort niet tot de vergoeding voor de omzetbelasting.
Uit rechtspraak van het EU HvJ volgt namelijk dat er bij dividend geen rechtstreeks
verband bestaat tussen de prestatie en het dividend wat nodig is om dividend als tegenprestatie
aan te merken. De rechtbank verklaart het beroep van de bv gegrond.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 20-12-2022 (gepubl. 09-01-2023)

Subsidie Elektrische Personenauto Particulieren weer open

Particulieren die een nieuwe of gebruikte elektrische personenauto willen aanschaffen,
kunnen vanaf vandaag weer subsidie daarvoor aanvragen.

Als men voldoet aan de voorwaarden kan men voor de aanschaf of private lease van een
nieuwe elektrische auto € 2.950 subsidie aanvragen. Voor een gebruikte auto is de
subsidie € 2.000.
Op de Autolijst SEPP (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/sepp/autolijst) staan
merken en modellen elektrische personenauto’s die mogelijk in aanmerking komen voor
de subsidie. De lijst is samengesteld met informatie van importeurs en dealers. RVO
controleert onder andere de geregistreerde catalogusprijs van de auto via het kentekenregister
van de RDW. Zo bepaald RVO of de auto voldoet aan de voorwaarden van de subsidieregeling.

Om in aanmerking te komen voor de subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • Men is een particulier.

  • Men heeft een geldig woonadres in Nederland.

  • In de looptijd van SEPP kan men één keer subsidie krijgen als aan de voorwaarden wordt
    voldaan.

Ten aanzien van de koopovereenkomst gelden de volgende voorwaarden:

  • Men heeft een schriftelijke koopovereenkomst van de aankoop van de elektrische personenauto.
    Het autobedrijf waar de auto is gekocht, heeft de RDW-erkenning ‘Bedrijfsvoorraad’.

  • De koopovereenkomst staat op naam van de subsidieaanvrager.

  • De koopovereenkomst is gesloten op of na 1 januari 2023.

De voorwaarden ten aanzien van de auto zijn:

  • Het gaat om een nieuwe elektrische auto of, in geval van een gebruikte auto, de auto
    is als elektrische personenauto geproduceerd. Hij mag niet zijn omgebouwd tot elektrische
    auto.

  • De elektrische personenauto staat op of na 1 januari 2023 op naam van de subsidieaanvrager
    in het kentekenregister. Hij stond eerder ook niet op naam van een persoon met hetzelfde
    woonadres.

  • De 100% elektrische personenauto heeft een actieradius van minimaal 120 kilometer
    (WLTP gemeten).

  • De oorspronkelijke nieuwprijs (catalogusprijs) van de elektrische personenauto was
    op de datum van 1e toelating minimaal € 12.000 en maximaal € 45.000. Deze prijs is
    inclusief btw, bpm en opties die de fabrikant of importeur aanbracht voor het kenteken
    is afgegeven. Controleer de catalogusprijs van de gebruikte auto via de RDW-kentekencheck
    op de site van RDW.

  • Zodra de auto is geleverd, zet de subsidieaanvrager die op naam in het kentekenregister.
    De auto hoeft nog niet geleverd te zijn als men subsidie aanvraagt.

  • De gekochte gebruikte elektrische personenauto staat minimaal drie jaar op naam. Dit
    is gerekend vanaf de datum waarop de auto op naam kwam in het kentekenregister. We
    controleren regelmatig bij de RDW of de elektrische auto nog op naam staat in het
    kentekenregister. Verkoopt men de auto eerder dan de afgesproken drie jaar? Dan moet
    men dit melden bij RVO en betaalt men (mogelijk) een deel van de subsidie terug.

Bron: RVO 10-01-2023, SEPP nieuwe elektrische auto en SEPP gebruikte elektrische auto

Handreiking laadpaal bij woning werknemer

De voordelen van een laadpaal bij de woning van de werknemer zijn verwerkt in de bijtelling,
als de werkgever een auto ter beschikking heeft gesteld. Voor een werknemer met een
eigen auto mag de werkgever maximaal € 0,21 (bedrag 2023) per zakelijke kilometer
onbelast vergoeden. Dit is inclusief de kosten voor de laadpaal.

Als de werkgever een laadpaal bij de woning van de werknemer laat plaatsen is het
afhankelijk van de situatie hoe hij deze kosten moet verwerken in de aangifte loonheffingen.
Er kan sprake zijn van drie situaties:

  1. De werkgever heeft een auto ter beschikking gesteld aan de werknemer. De werknemer
    rijdt op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer privé met de auto van de zaak.

  2. De werknemer rijdt met een ter beschikking gestelde auto aantoonbaar niet meer dan
    500 kilometer privé op kalenderjaarbasis.

  3. De werknemer rijdt met de eigen auto.

1. Meer dan 500 kilometer privé
Voor werknemers bij wie de werkgever rekening houdt met een bijtelling voor het privégebruik
van de auto van de zaak, zijn de kosten van de laadpaal onderdeel van de gebruikskosten
van de auto. De werkgever hoeft geen rekening te houden met een extra bedrag aan loon
(in natura), ongeacht of een laadpaal is opgenomen in de catalogusprijs.

2. Niet meer dan 500 kilometer privé
Als de werknemer aantoonbaar niet meer dan 500 privékilometers per kalenderjaar rijdt,
is geen sprake van bijtelling. Ook dan zijn de kosten van de laadpaal geen loon voor
de werknemer. Dit zijn kosten voor zakelijk gebruik.

Vergoeding elektriciteit De vergoeding voor elektriciteitskosten is geen loon als de werkgever en werknemer
hebben afgesproken dat de werknemer het daadwerkelijke verbruik tegen integrale kostprijs
doorlevert aan de werkgever. De kosten van een meter om het feitelijk verbruik vast
te stellen zijn ook onderdeel van de kostprijs.

Geen vaste vergoeding De werkgever mag geen onbelaste vaste vergoeding geven voor intermediaire kosten
op basis van een gemiddelde elektriciteitsprijs (van bijvoorbeeld het CBS). Wil de
werkgever toch een vaste onbelaste vergoeding per kWh geven? Dan is dit alleen mogelijk
als hij aannemelijk kan maken dat deze vergoeding gelijk is aan de integrale kostprijs
die de werknemer is verschuldigd aan zijn energiemaatschappij. [MMJL1]

3. Eigen auto werknemer
Als de werkgever de laadpaal vergoedt aan een werknemer die met een eigen auto rijdt,
kan hij niet meer onbelast vergoeden dan € 0,21 (bedrag 2023) per zakelijke kilometer
(inclusief woon-werkverkeer). Dit bedrag is inclusief elektriciteit en aanpassingen
in de meterkast. Wil hij meer vergoeden, dan is dit loon voor de werknemer. Een werkgever
mag dit loon ook aanwijzen als eindheffingsloon als aan de gebruikelijkheidstoets
is voldaan. Dit komt ten laste van de vrije ruimte.

Laadpaal niet terugvorderen Vordert een werkgever een laadpaal niet terug van de werknemer na afloop van het
dienstverband of stelt hij geen elektrische auto meer ter beschikking? Dan kan de
achtergebleven laadpaal een verstrekking vormen, die hij als loon in natura moet belasten.
Bijvoorbeeld wanneer de werkgever een teruggaafbeding heeft afgesproken ten tijde
van het plaatsen van de laadpaal.

Meer informatie is te vinden in het Handboek Loonheffing.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 05-01-2023

© lArcade 2024