De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) niet
toestaat dat financiers verplicht worden om een nieuwe financiering te verstrekken
onder gewijzigde voorwaarden. Een scheepsbouwer heeft van negen banken een financiering van € 950 miljoen ontvangen.
Uiterlijk op 4 januari 2023 moest de scheepsbouwer € 28 miljoen aflossen, maar hij
kon deze schuld niet aflossen. Op 2 februari 2023 heeft de scheepsbouwer een schuldenakkoord
voorgesteld. Dit akkoord hield in dat een dochtervennootschap zou worden verkocht
aan een investeringsmaatschappij, waarbij de opbrengst deels zou worden gebruikt voor
aflossing van de leningen, het terugbrengen van de kredietfaciliteiten en het verstrekken
van aanvullende zekerheden door de Nederlandse Staat en de investeringsmaatschappij.
Zes van de negen banken zijn akkoord met het voorstel. Vonnis rechtbank Rotterdam De scheepsbouwer is naar Rechtbank Rotterdam gegaan en verzoekt de rechtbank om homologatie
van het akkoord. Dat doet de rechtbank. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat
de WHOA in beginsel toestaat dat kredietverstrekkers verplicht kunnen worden om op
basis van bestaande kredietfaciliteiten in de toekomst werkkapitaal te blijven financieren,
mits de verplichtingen niet wezenlijk wijzigen. Verzoek cassatie in belang van de wet Procureur-Generaal Snijders heeft cassatie in het belang van de wet ingesteld tegen
het vonnis van de Rechtbank Rotterdam. HR: schuldeiser of aandeelhouder kan niet slechter af zijn dan bij faillissement De Hoge Raad heeft het vonnis van Rechtbank Rotterdam vernietigd. Het uitgangspunt
van de wettelijke regeling is dat een schuldeiser of aandeelhouder door een dwangakkoord
niet slechter af mag zijn dan in geval van een faillissement van de schuldenaar. Onder
wijziging van de rechten van schuldeisers in de zin van art. 370 lid 1 Fw kan daarom
niet worden verstaan het wijzigen van een uit een financieringsovereenkomst voortvloeiende
verplichting tot het verstrekken van extra financiering, waarop de schuldenaar zonder
schuldenakkoord geen aanspraak zou kunnen maken. Bron: Hoge Raad 25-10-2024.