Inloggen

Ander nieuws

Aanslag wegens overschrijding aangiftetermijn vernietigd

De Hoge Raad heeft een nieuw standpunt ingenomen ten aanzien van de criteria die gelden voor het in acht nemen van de aanslagtermijn. Een aanslag moet binnen de daarvoor geldende termijn worden opgelegd en bij de belastingplichtige zijn binnengekomen.
Een belastingplichtige heeft voor het jaar 2008 IB-aangifte gedaan. De voorlopige aanslag IB 2008 wordt in augustus 2009 verminderd. De definitieve aanslag wordt in september 2011 opgemaakt en heeft als dagtekening 14 oktober 2011. Op 2 januari 2012 maakt de belastingplichtige bezwaar tegen de definitieve aanslag omdat hij het aanslagbiljet niet binnen de wettelijke driejaarstermijn, die eind 2011 verstreek, heeft ontvangen. In februari 2012 ontvangt de belastingplichtige een kopie van dit aanslagbiljet. Hof Den Haag vindt dat de aanslag tijdig, binnen de driejaarstermijn is vastgesteld vanwege de dagtekening van 14 oktober 2011. De aanslag is echter niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Volgens het hof leidt dit niet tot vernietiging van de aanslag, maar heeft dit wel als gevolg dat de bezwaartermijn pas begint op de dag van ontvangst van het aanslagbiljet door de belastingplichtige of zijn adviseur. Volgens de Hoge Raad is de aanslag echter niet vastgesteld binnen de daarvoor geldende termijn, zoals bedoeld in de AWR, als het aanslagbiljet weliswaar voor het verstrijken van die termijn is gedagtekend, maar de aanslag niet binnen die termijn op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De bewijslast met betrekking tot (het tijdstip van) de bekendmaking van de aanslag rust bij de inspecteur. De inspecteur kon in dit geval niet aannemelijk maken dat het aanslagbiljet ter post was bezorgd. Normaal gesproken vindt bekendmaking van de aanslag volgens de hoofdregel plaats door toezending of uitreiking van het aanslagbiljet. Over het algemeen kan er van uit worden gegaan dat door de terpostbezorging van het biljet de bekendmaking heeft plaatsgevonden. Dit is anders als de zending de belastingplichtige niet heeft bereikt als gevolg van een fout van de Belastingdienst, bijvoorbeeld een verkeerde adressering die aan deze dienst is te wijten. In zo’n geval kan niet worden gezegd dat bekendmaking van de aanslag op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad hanteert daarmee, in gevallen waarin een aanslag na de dagtekening van het aanslagbiljet bekend is gemaakt, in het kader van de aanslagtermijn vanaf nu dezelfde maatstaven met betrekking tot de bekendmaking van die aanslag als in het kader van de bezwaartermijn. Is de aanslag niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt doordat sprake is van een aan de Belastingdienst te wijten onjuiste adressering van het aanslagbiljet, dan is het gevolg niet langer dat de aanslagtermijn al in acht is genomen als de belastingplichtige binnen die termijn op de hoogte was van de verzending van het aanslagbiljet. Met alleen de kennisneming van die verzending aan een verkeerd adres is immers niet gewaarborgd dat de belastingplichtige binnen een redelijke termijn zijn belastingafrekening ontvangt en wordt dus onvoldoende recht gedaan aan de strekking van de aanslagtermijn. Dit geldt ook voor navorderings- en naheffingstermijnen.. Bron: HR 18-04-2014

« Terug naar nieuwsoverzicht
© lArcade 2024