Gerechtshof Den Haag vindt dat de standpuntbrief van de inspecteur over het einde
van de bron van inkomen geen besluit is waartegen bezwaar openstaat. Omdat de tandarts
in 2020 geen objectieve winstverwachting aannemelijk maakt, mag zij het verlies uit
haar eenmanszaak niet aftrekken. Geen bezwaar tegen de standpuntbrief In het belastingrecht kan alleen worden geprocedeerd tegen een aanslag of tegen een
beschikking die de wet uitdrukkelijk ‘voor bezwaar vatbaar’ noemt. De brief van 14
augustus 2023 is vooral een waarschuwing dat de inspecteur bij de aanslag 2020 van
de aangifte gaat afwijken. Ook als die brief als ‘besluit’ wordt gelezen, is dat nog
geen beschikking die voor bezwaar vatbaar is. De mededeling dat bezwaar kan worden
gemaakt, ziet volgens het hof op het aanslagbiljet dat later volgt, niet op de brief
zelf. Daarom is het bezwaar tegen de brief terecht niet-ontvankelijk en is er op dat
punt geen hoorplicht. Wel legt de inspecteur het dossier vóór het hoorgesprek niet
ter inzage. Het hof passeert die schending van het inzagerecht, omdat de tandarts
niet laat zien dat zij daardoor inhoudelijk is benadeeld. Een dwangsom komt niet in
beeld zonder ingebrekestelling. Geen bron van inkomen in 2020 Voor een bron van inkomen is niet alleen deelname aan het economisch verkeer en een
winststreven nodig, maar ook een objectieve verwachting dat binnen een redelijke termijn
winst is te behalen. Omdat de tandarts in 2020 een verlies uit onderneming wil aftrekken,
moet zij aannemelijk maken dat toen een reële winstverwachting bestond. Dat lukt niet.
De eenmanszaak lijdt structureel verlies en ook na 2020 blijven de resultaten negatief.
De tandarts beschrijft wel het opbrengstpotentieel (sessies, trajecten, eventueel
licenties en opleidingen), maar zij concretiseert niet hoe zij dat omzet in klanten
en omzet: acquisitie, samenwerkingen en marketing blijven te vaag. Een merkregistratie,
de boekpublicatie, het S-curve-innovatiemodel en corona zijn zonder onderbouwing onvoldoende
om de structurele verliessituatie te doorbreken. Het hof laat het verlies daarom buiten
beschouwing en verklaart het hoger beroep ongegrond; de inspecteur vergoedt wel het
griffierecht van € 193. Bron: Hof Den Haag 29-10-2025 (gepubl. 22-12-2025), ECLI:NL:GHDHA:2025:2403
De tandarts exploiteert tot eind 2017 een tandartspraktijk via een bv en verkoopt
die praktijk om tijd en geld vrij te maken voor een eigen methode om mensen met tandartsangst
met behulp van paarden te behandelen. Vanaf 2015 voert zij die behandelingen via een
eenmanszaak uit; de samenwerking met de koper van de praktijk eindigt in 2019. De
eenmanszaak beschikt over een therapeutisch centrum en een locatie in het buitenland
waar de paarden vanaf 2019 staan. Door Covid-19 verblijft de tandarts in 2020 in het
buitenland en schrijft zij een boek over haar methode. De omzet blijft laag en de
resultaten zijn al jaren negatief. De inspecteur wijkt bij de aanslag IB/PVV 2020
van de aangifte af en zet het ondernemingsverlies op nihil. In geschil is of tegen
zijn aankondigende brief bezwaar mogelijk is en of de activiteiten in 2020 een bron
van inkomen vormen.
Wet: art. 26 AWR; art. 6:10, art. 6:22, art. 6:24, art. 7:1, art. 7:2, art. 7:3 en art. 7:4 Awb